ECLI:NL:RBNHO:2024:2175

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
1 maart 2024
Zaaknummer
10604683 \ CV EXPL 23-3066
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake abonnementsgelden en reiskosten in het kader van NS Flex met toetsing van algemene voorwaarden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 6 maart 2024 een tussenvonnis gewezen in een geschil tussen NS Reizigers B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vordert betaling van abonnementsgelden en reiskosten, alsook correctietarieven die verband houden met het reizen zonder check-in. De kantonrechter heeft ambtshalve de informatieplichten van de artikelen 6:230m en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW) getoetst. De eisende partij heeft aangetoond dat aan de precontractuele informatieplichten is voldaan, maar niet aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW. Dit leidde tot de conclusie dat een sanctie van 25% van de verschuldigde abonnementsgelden moet worden toegepast, wat resulteert in een toewijzing van €3,83 aan abonnementsgelden. De vordering met betrekking tot reiskosten van €86,89 is wel toewijsbaar.

Daarnaast heeft de kantonrechter de algemene voorwaarden van NS getoetst op oneerlijke bedingen, in het bijzonder het incassobeding in artikel 12.6 van de Productvoorwaarden NS Flex, dat eerder als oneerlijk is aangemerkt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten moeten worden afgewezen. De eisende partij heeft ook correctietarieven van €44,00 in rekening gebracht, die verband houden met het reizen zonder check-in. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bedingen in de algemene voorwaarden van NS de mogelijkheid bieden om verschillende sancties op te leggen voor het niet inchecken, en heeft voorlopig geoordeeld dat deze bedingen oneerlijk zijn. De zaak is aangehouden voor verdere beoordeling en NS is in de gelegenheid gesteld om zich hierover uit te laten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10604683 \ CV EXPL 23-3066
Uitspraakdatum: 6 maart 2024
Tussenvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NS Reizigers B.V.
gevestigd te Utrecht
de eisende partij
gemachtigde: Landelijke Associatie Van Gerechtsdeurwaarders B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 175,99, aan hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom van € 135,99. Daarnaast vordert zij veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten.
2.2.
De vordering ziet op abonnementsgelden en reiskosten in het kader van het “Basisproduct van NS Flex” en het “NS Flex Dal Voordeel” abonnement van NS. Daarnaast ziet de vordering op de bij de gedaagde partij in rekening gebrachte correctietarieven. Volgens de eisende partij heeft de gedaagde partij de aan hem verzonden facturen, ondanks diverse aanmaningen, onbetaald gelaten.
De abonnementsovereenkomst
2.3.
Vast staat dat onder meer sprake is van een abonnementsovereenkomst. Omdat deze overeenkomst op afstand is gesloten moet bij het aangaan zijn voldaan aan de informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd.
2.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de eisende partij voldoende heeft toegelicht en onderbouwd dat is voldaan aan de precontractuele informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 BW.
2.5.
Voor wat betreft de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 onder a BW heeft de eisende partij niet (voldoende) gesteld en onderbouwd dat deze is nagekomen. De bestelbevestiging bevat namelijk geen informatie over de wijze van betaling zoals bedoeld in artikel 6:230m lid 1 onder g BW. De eisende partij stelt weliswaar dat de gedaagde partij een machtiging heeft gegeven aan de eisende partij om de abonnementsgelden, reiskosten en gebruikskosten automatisch af te schrijven, maar dat blijkt niet uit de bestelbevestiging.
2.6.
De kantonrechter zal voor deze schending een sanctie toepassen.
Welke sanctie hoort hierbij?
2.7.
Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) en het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad moet de kantonrechter aan de schending van de informatieplichten gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn.
2.8.
De overeenkomst zal gedeeltelijk worden vernietigd, te weten voor 25% van de door de gedaagde partij verschuldigde abonnementsgelden. Een bedrag van € 3,83 (€ 5,10 x 0.75) aan abonnementsgelden zal worden toegewezen.
De reisovereenkomst
2.9.
Ook is sprake van een reisovereenkomst in de zin van artikel 8:100 BW. Deze valt onder de uitzondering van artikel 6:230h lid 5 BW. De eisende partij heeft voldoende onderbouwd dat is voldaan aan de hierin genoemde informatieplichten. Dit deel van de vordering (€ 86,89) is dan ook toewijsbaar.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.11.
De kantonrechter is, gelet op het Dexia-arrest [1] , gehouden om onderzoek te doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. Volgens de Europese Richtlijn betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: Richtlijn 93/13/EEG) is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
Concrete ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.12.
Uit de overlegde stukken blijkt dat op de overeenkomsten de volgende algemene voorwaarden van de eisende partij van toepassing zijn verklaard:
- Algemene Voorwaarden voor het vervoer van Reizigers en Handbagage van de Nederlandse Spoorwegen (AVR-NS) geldig vanaf 1 september 2020 (hierna: de Algemene Voorwaarden)
- Productvoorwaarden NS Flex geldig vanaf mei 2021 (hierna: de Productvoorwaarden).
Incassobedingen
2.13.
In de Productvoorwaarden staat een beding over incassokosten (artikel 12.6). De kantonrechter heeft in een eerder vonnis in een andere zaak (tussenvonnis: ECLI:NL:RBNHO:2023:12873en eindvonnis: ECLI:NL:RBNHO:2023:11969, beiden te vinden op rechtspraak.nl) overwogen dat dit een oneerlijk beding betreft. Daarom is dat beding vernietigd. De kantonrechter ziet, gelet op het gestelde in de dagvaarding en uitgaande van de huidige stand van de jurisprudentie, in deze zaak geen aanleiding om daar anders over te denken.
2.14.
Gelet hierop worden de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afgewezen.
Correctietarieven
2.15.
De eisende partij heeft toegelicht dat het in rekening gebrachte bedrag van € 44,00 aan correctietarieven is gebaseerd op de artikelen 14.2 van de Productvoorwaarden NS Flex geldig vanaf mei 2021. De toegepaste correctietarieven houden verband met het reizen zonder check-in.
2.16
In artikel 14.2 van de Productvoorwaarden NS Flex staat:
Als een check-in bij NS of één van de andere treinvervoerders ontbreekt, beschikt u niet over een geldig vervoersbewijs en is het voor NS niet mogelijk achteraf de Ritprijs te berekenen. NS zal in dat geval bij een Rit gemaakt bij NS, proberen uw Reisroute te reconstrueren aan de hand van uw reisgegevens zoals bepaald in artikel 15 van deze productvoorwaarden om zodoende de juiste Ritprijs te berekenen. Als dit niet mogelijk is, omdat de relevante gegevens bijvoorbeeld ontbreken, dan brengt NS u een Correctietarief van €20 in rekening, al dan niet verminderd met uw eventuele kortingspercentage en/of verhoogd met eerste klastarief naar aanleiding van een Klassewissel. (…)
In artikel 14.3. van de Productvoorwaarden NS Flex staat:
Als tijdens een controle wordt geconstateerd dat een check-in bij NS ontbreekt en u dus niet in het bezit bent van een geldig vervoersbewijs dan kan NS u een Correctietarief van € 50 in rekening brengen.
2.17
Naast de correctietarieven zijn in de Productvoorwaarden NS Flex en in de eveneens toepasselijke Algemene Voorwaarden voor het vervoer van Reizigers en Handbagage van de Nederlandse Spoorwegen (AVR-NS) nog meer bedingen opgenomen die zien op vergeten inchecken:
In artikel 13.14 van de Productvoorwaarden NS Flex staat:
NS heeft het recht om het Basisproduct en/of Flex Abonnement(en) met onmiddellijke ingang op te zeggen en/of uw OV-chipkaart te (laten) blokkeren en/of in beslag te nemen en/of u een boete op te leggen, indien u fraudeert met of misbruik maakt van het Basisproduct en/of Flex Abonnement(en) of de OV-chipkaart of indien er met uw OV-chipkaart is gefraudeerd of misbruik is gepleegd. De in de vorige zin genoemde boete wordt bepaald aan de hand van de ernst van het misbruik of fraude en bedraagt per Rit ten hoogste een bedrag van €50. Er is onder meer in de volgende gevallen sprake van misbruik of fraude:

Wanneer uit de administratie van bijvoorbeeld NS blijkt dat een check-in of check-uit bij herhaling ontbreekt terwijl dit wel had moeten plaatsvinden;
(…)
In artikel 11.1. van AVR-NS staat:
Naast de sancties die elders in deze Voorwaarden en de wet zijn vermeld, kan NS u verplichten om direct de vervoerprijs en een per ministeriële regeling vastgesteld bedrag (genaamd Wettelijke Verhoging) te betalen als u zonder geldig Vervoersbewijs reist met NS, zoals bepaald in de artikelen 2 en 3 van deze Voorwaarden. Deze Wettelijke Verhoging is neergelegd in de Wet personenvervoer 2000 en het Besluit personenvervoer 2000.
(…)
NS kan ook in plaats van de genoemde Wettelijke Verhoging op basis van de wet, u een boete opleggen van gelijke hoogte op basis van deze Voorwaarden.
Bij schending van deze Voorwaarden kan NS de volgende sanctie opleggen:
(…)

Het opleggen van een boete van gelijke hoogte van de in de vorige alinea genoemde boete
(…)

Het op u verhalen van de door NS geleden schade als gevolg van uw schending. (…)
2.18
De hiervoor aangehaalde bedingen geven NS de mogelijkheid om een aantal verschillende sancties op te leggen voor het niet inchecken, terwijl NS daarnaast op grond van artikel 11.1 AVR-NS de consument kan verplichten om de vervoersprijs en een wettelijke verhoging te betalen. De kantonrechter is voorlopig van oordeel dat deze bedingen om die reden oneerlijk zijn. Artikel 11.1 van AVR-NS is naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter bovendien niet transparant, omdat voor de consument niet duidelijk is wat de genoemde wettelijke verhoging is. NS zal in de gelegenheid worden gesteld zich hierover bij akte uit te laten.
Eenzijdige prijswijzigingsbedingen
2.19.
Uit de stukken is gebleken dat de eisende partij geen in dit geval geen gebruik heeft gemaakt van een eenzijdig prijswijzigingsbeding, zodat deze bedingen geen verband houden met de onderhavige vordering. Daarom zal de kantonrechter deze bedingen niet toetsen op (on)eerlijkheid.
2.20.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van
3 april 2024voor akte aan de zijde van NS als hiervoor in 2.18 is overwogen;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.HvJ 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:NL:EU:C:68 (Dexia)