ECLI:NL:RBNHO:2024:2196

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
C/15/349099 / FA RK 24-688
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgmachtiging in verband met ECT-behandeling en niet-ontvankelijkheid officier van justitie

Op 15 februari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de wijziging van een zorgmachtiging voor een betrokkene die onder behandeling staat voor psychische problemen. De officier van justitie had verzocht om wijziging van de zorgmachtiging, die eerder op 15 januari 2024 was verleend, om dwang ECT-behandeling mogelijk te maken. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de officier van justitie geen belang heeft bij het verzoek, omdat de gevraagde wijziging al was verleend in de eerdere beschikking. De rechtbank heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek.

De procedure begon met een verzoekschrift van de officier van justitie, ingekomen op 13 februari 2024, waarin werd verzocht om wijziging van de zorgmachtiging. Bij het verzoekschrift waren verschillende bijlagen gevoegd, waaronder een aanvraag van de zorgverantwoordelijke en medische verklaringen. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 februari 2024 zijn de betrokkene, haar advocaat, en verschillende zorgverleners gehoord. De advocaat van de betrokkene stelde dat de situatie uitzichtloos was en dat ECT-behandeling mogelijk een oplossing zou bieden, maar dat de officier van justitie geen belang had bij zijn verzoek.

De rechtbank concludeerde dat de tijdelijke verplichte zorg nog niet was ingezet en dat het verzoek van de officier van justitie onvoldoende onderbouwd was. De rechtbank benadrukte dat de betrokkene bereid was om de ECT-behandeling vrijwillig te ondergaan. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wijziging van de zorgmachtiging.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg (wijziging zorgmachtiging)
zaak-/rekestnr.: C/15/349099 / FA RK 24-688
beschikking van de enkelvoudige kamer van 15 februari 2024,
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het wijzigen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 8:12 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] te [plaats] , Sovjet Unie,
wonende te [adres] ,
thans verblijvende in [verblijfplaats] ,
hierna: betrokkene,
advocaat mr. E. van Meeteren gevestigd te Schagen.

1.Procedure

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 13 februari 2024, heeft de officier van justitie verzocht om wijziging van de zorgmachtiging, zoals die op 15 januari 2024 ten aanzien van betrokkene is afgegeven.
1.2.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de aanvraag van de zorgverantwoordelijke van 9 februari 2024;
- het advies van de geneesheer-directeur van 21 december 2023;
- de medische verklaring van 19 december 2023, afgegeven en ondertekend door M.G.C. Boswerger, psychiater;
- het zorgplan van 9 februari 2024.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 15 februari 2024, in voornoemde locatie.
1.4.
Ter zitting heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
  • [psychiater] , psychiater;
  • [arts] , arts;
  • [ambulant begeleider] , ambulant begeleider.
1.5.
De officier van justitie heeft aangegeven niet ter zitting te zullen verschijnen.

2.Beoordeling

2.1.
Ten aanzien van betrokkene is door de rechtbank op 15 januari 2024 een zorgmachtiging verleend tot en met 15 januari 2025. De officier van justitie heeft verzocht tot wijziging van deze zorgmachtiging. Daarbij heeft de officier van justitie aangegeven van oordeel te zijn dat op de voet van artikel 8:12 Wvggz de zorgmachtiging gewijzigd moet worden door middel van de volgende vorm van verplichte zorg “toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening.”.
2.2.
Uit de aanvraag tot wijziging van het zorgplan van de geneesheer-directeur blijkt dat is verzocht de zorgmachtiging te wijzigen, waarbij de vorm van verplichte zorg ‘het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening’, voor maximaal 12 maanden wordt opgenomen.
2.3.
In de toelichting van de geneesheer-directeur is opgenomen: ‘Behandelen van de psychoses, die persisteren ondanks medicamenteuze behandeling. Het behandelprotocol voor psychose is doorlopen. Alle behandelingen die zijn geprobeerd hebben onvoldoende effect of brengen voor patiënte onacceptabele bijwerkingen met zich mee. Derhalve wordt dwang ECT behandeling proportioneel, subsidiair en doelmatig geacht en wordt dit ingezet. Regelmatige huisbezoeken door de casemanager, die medicatie kan verstrekken en een vinger aan de pols kan houden. Controle afspraken bij haar psychiater’.
2.4.
Op de vraag van de rechtbank naar het belang van het verzoek, nu het verzochte reeds is verleend heeft de geneesheer-directeur op 13 februari de rechtbank per mail het volgende laten weten. De wijziging betreft dwang ECT, zoals ook blijkt uit de toelichting. Weliswaar kan ECT beschouwd worden als onderdeel van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, echter de aard van de behandeling kan als dermate ingrijpend worden gezien dat afzonderlijke behandeling ter zitting gerechtvaardigd is.
2.5.
De advocaat geeft ter zitting aan dat zij ziet dat de situatie van betrokkene chronisch en uitzichtloos is en dat er iets moet gebeuren om daar verandering in aan te brengen. De advocaat ziet dat ECT behandeling mogelijk daar een oplossing voor zou kunnen bieden en dat betrokkene ook zelf bereid is om naar het ziekenhuis te gaan in Purmerend en dat in ieder geval een keer wil proberen. Verder meent de advocaat dat de officier van justitie geen belang heeft bij hetgeen hij verzoekt, omdat hetgeen hij verzoekt reeds is toegewezen. Ook stelt de advocaat dat zij het op zichzelf wel belangrijk vindt dat bij een medische behandeling die zo ingrijpend is, de behandelaar de toets van de rechter vraagt. Tegelijkertijd meent de advocaat dat dit wordt gedekt met de vorm van zorg die al is afgegeven. Om die reden heeft de officier van justitie inhoudelijk geen belang bij zijn verzoek en moet het verzoek daarom worden afgewezen. Ook stelt de advocaat zich op het standpunt dat het verzoek van de officier van justitie zeer summier is en onvoldoende is onderbouwd.
2.6.
De behandelend psychiater geeft ter zitting aan dat de psychiatrische situatie van betrokkene chronisch is en dat het belangrijk is dat ECT behandeling wordt ingezet. Betrokkene wordt om die reden vanmiddag verplaatst naar het ziekenhuis waar deze behandeling vanaf morgen zal plaatsvinden. Tegelijkertijd geeft de behandelend psychiater aan dat zij het standpunt van de advocaat begrijpt dat de verleende vorm van verplichte zorg ‘het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening’ al voorziet in ECT behandeling. Bovendien ziet ook de behandelend psychiater in dat het huidige verzoek onvoldoende is onderbouwd. De tijdelijke zorg is nog niet ingezet. De ECT behandeling zal morgen plaatsvinden en betrokkene is bereid om deze behandeling vrijwillig te ondergaan. Mocht dit toch anders komen te liggen dan kan de psychiater, zo heeft zij ter zitting aangegeven, conform artikel 8:11 Wvggz tijdelijke verplichte zorg inzetten en zal zij erop toezien dat vervolgens een deugdelijk onderbouwd verzoek wordt ingediend ten behoeve van de voortzetting daarvan.
2.7.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de officier van justitie geen belang bij zijn verzoek tot wijziging van de verleende zorgmachtiging, nu de verzochte wijziging letterlijk reeds is verleend als vorm van verplichte zorg bij beschikking van 15 januari 2024. Daarom zal de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek.
2.8.
Bovendien overweegt de rechtbank het volgende. Daargelaten de vraag of de bij beschikking van 15 januari 2024 verleende desbetreffende vorm van verplichte zorg ook voorziet in het toestaan van een medische interventie zoals ECT, overweegt de rechtbank dat, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, de tijdelijke verplichte zorg ingevolge artikel 8:11 Wvggz in de vorm van ECT behandeling (en alles wat daarbij komt kijken) nog niet is ingezet. Bovendien is het verzoek van de officier van justitie onvoldoende gespecificeerd en onderbouwd en is ter zitting gebleken dat betrokkene bereid is vrijwillig de geplande ECT behandeling te ondergaan. Het vorengaande brengt naar het oordeel van de rechtbank met zich dat het verzoek van de officier van justitie ook niet toegewezen had kunnen worden.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.A.C.R.W. VerLoren van Themaat- van der Hoeven, rechter, in tegenwoordigheid van G.S. Doornbosch, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2024.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 29 februari 2024.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.