ECLI:NL:RBNHO:2024:223

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
11 januari 2024
Zaaknummer
C/15/341142 / HA ZA 23-355
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwzaak. Overeenkomst van aanneming van werk. Gebreken en schadevergoeding.

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is op 17 januari 2024 een vonnis gewezen in een bouwzaak tussen eisers, [eiser 1] en [eiser 2], en gedaagde, [bedrijf 1]. De eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.A. Jabari, hebben schadevergoeding gevorderd wegens gebreken in de uitvoering van de aannemingsovereenkomst door [bedrijf 1], die werd vertegenwoordigd door advocaat mr. A. Heilig. De rechtbank heeft vastgesteld dat er verschillende herstelwerkzaamheden nodig waren, waaronder stucwerk, schilderwerk en aanpassingen aan de installaties. De rechtbank heeft de vorderingen van eisers beoordeeld en een bedrag van € 19.399,61 aan herstelkosten toegewezen, alsook een bedrag van € 1.250,00 voor de aanpassing van de wasemkap, wat resulteert in een totaal van € 20.649,61. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat [bedrijf 1] een bedrag van € 15.429,50 aan eisers verschuldigd was voor erkende meerwerkposten. Na verrekening van deze bedragen, moet [bedrijf 1] uiteindelijk € 5.220,11 aan eisers betalen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/341142 / HA ZA 23-355
Vonnis van 17 januari 2024
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

2.
[eiser 2],
beiden wonende te [plaats 1] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. M.A. Jabari te Amsterdam,
tegen
[gedaagde] , H.O.D.N. [bedrijf 1],
wonende te [plaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. A. Heilig te Hoorn (NH).
Partijen zullen hierna (in enkelvoud) [eisers] en [bedrijf 1] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 6 september 2023
  • de nadere akte uitlating na tussenvonnis van de zijde van [eisers]
  • de akte uitlaten van de zijde van [bedrijf 1]
  • de antwoordakte uitlating na tussenvonnis van de zijde van [eisers]
  • de antwoordakte van de zijde van [bedrijf 1] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling van de vordering in conventie

Ten aanzien van de herstel- en afrondwerkzaamheden tot € 23.800,06

2.1.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank vastgesteld dat [eisers] met de door haar overgelegde bankafschriften heeft aangetoond dat zij tenminste het bedrag van € 23.800,06 aan [bedrijf 2] Bouw- en Aannemingsbedrijf (hierna: [bedrijf 2] ) heeft voldaan en dat [bedrijf 1] in zijn conclusie van antwoord al verweer gevoerd heeft tegen de posten op de begroting die eerder als productie 13 bij dagvaarding was overgelegd en welke begroting nagenoeg gelijk is aan de als onderdeel van productie 22 door [eisers] overgelegde begroting van [bedrijf 2] .
2.2.
De rechtbank heeft overwogen dat [eisers] in haar conclusie van antwoord in reconventie (nog) niet nader is ingegaan op dat verweer van [bedrijf 1] tegen de posten op de begroting, terwijl moet worden beoordeeld of alle door [eisers] opgevoerde (herstel)werkzaamheden zijn terug te voeren op de wanprestatie van [bedrijf 1] en of [bedrijf 1] deze herstelkosten bij wijze van schadevergoeding aan [eisers] moet voldoen.
2.3.
In haar nadere akte uitlating na tussenvonnis is [eisers] nader op het verweer van [bedrijf 1] tegen de begroting van [bedrijf 2] ingegaan.
2.4.
Het gaat hier om de begroting van [bedrijf 2] Bouw en Aannemingsbedrijf die [eisers] eerder bij dagvaarding geanonimiseerd heeft overgelegd als productie 13 en bij haar akte vermeerdering eis ongeanonimiseerd als onderdeel van productie 22. Uit de overgelegde facturen en de begroting volgt dat [bedrijf 2] zijn werkzaamheden heeft uitgevoerd in de periode maart tot en met mei 2021.
De rechtbank zal hierna op de verschillende posten ingaan aan de hand van de overgelegde begrotingen van [bedrijf 2] van 20 februari 2021 en 8 mei 2021.
Woonkamer
2.5.
De herstelwerkzaamheden in de woonkamer zagen onder meer op herstel van gebrekkig stucwerk. [bedrijf 1] heeft aangevoerd dat de kosten van ‘herstel’ niet aan hem in rekening gebracht kunnen worden omdat [eisers] , na eerdere herstelwerkzaamheden door de door [bedrijf 1] ingehuurde stukadoors, al het stucwerk al akkoord bevonden heeft en daar nu niet op terug kan komen. Subsidiair heeft [bedrijf 1] aangevoerd dat de hoeveelheid stucwerk, 30 m2 voor de woonkamer, te ruim berekend is omdat de oppervlakte van de lange wand niet meer bedraagt dan 27 m2.
2.6.
[eisers] heeft nadrukkelijk betwist dat al het stucwerk door haar al akkoord bevonden was. Zij heeft aangevoerd dat zowel van de lange wand in de woonkamer als van een andere muur in de woonkamer stucwerk hersteld moest worden, zodat ruimschoots aan de opgegeven 30 m2 gekomen wordt.
2.7.
De rechtbank merkt op dat [bedrijf 1] in de brief van 6 januari 2021 heeft toegezegd het stucwerk te zullen herstellen. Niet is gesteld of gebleken dat dit na die datum door of namens hem naar behoren is gebeurd, terwijl dit wel op zijn weg had gelegen. Aan het verweer dat de opgevoerde aantal vierkante meters onjuist zou zijn, wordt voorbij gegaan omdat dit door [bedrijf 1] niet nader is onderbouwd. De kosten van herstel van het stucwerk dienen dan ook door [bedrijf 1] aan [eisers] te worden vergoed.
2.8.
Verder valt onder deze herstelwerkzaamheden het afdichten van de gaten in de plafonds nadat de elektricien de spots heeft opgehangen. [bedrijf 1] heeft niet betwist dat bij de werkzaamheden van de elektricien stucwerk/schilderwerk beschadigd is, maar heeft gesteld dat dit voor rekening van de door [eisers] ingeschakelde elektricien hoort te komen omdat hij de beschadigingen heeft veroorzaakt.
2.9.
[eisers] heeft er in reactie hierop op gewezen dat het stuken en latexen van de plafonds onderdeel uitmaakt van de opdracht aan [bedrijf 1] .
2.10.
De rechtbank is van oordeel dat het afwerken c.q. herstellen van de plafonds na de werkzaamheden door de elektricien tot de opdracht aan [bedrijf 1] behoorde en dat [bedrijf 1] die werkzaamheden niet naar behoren heeft uitgevoerd. Deze herstelkosten komen dan ook voor rekening van [bedrijf 1] .
2.11.
Verder zijn kosten opgevoerd voor het herstellen van de thermostaat. [bedrijf 1] heeft verklaard dat de thermostaat niet door hem is geplaatst maar door een kennis van [eisers] en dat die werkzaamheden niet tot de aan hem gegeven opdracht behoorden. [eisers] heeft in reactie hierop aangevoerd dat het probleem zat in de instelling van de ketel, niet in de thermostaat en dat het verplaatsen van de ketel en het aanbrengen van nieuwe cv leidingen en het plaatsen van radiatoren onderdeel uitmaakte van de overeenkomst met [bedrijf 1] .
2.12.
Voor zover [eisers] met die verwijzing heeft bedoeld te stellen dat de vermelding ‘thermostaat herstellen’ in de begroting van [bedrijf 2] aan de werkzaamheden van [bedrijf 1] moet worden toegerekend heeft zij daarvoor onvoldoende gesteld. Nu niet kan worden vastgesteld dat dit een gebrek is dat aan [bedrijf 1] kan worden toegerekend, moet deze post voor rekening van [eisers] blijven.
2.13.
Met betrekking tot de meerwerkposten in de begroting van [bedrijf 2] betreffende ‘het afnemen/herplaatsen radiator naast achterdeur tbv stucadoor, nieuwe sluitringen, vervangen radiator woonkamer die lekte, vervangen ontluchter en aftapper, vullen c.v. en tot slot aftimmering onder vensterbank in erker’ heeft [bedrijf 1] gesteld dat deze werkzaamheden onderdeel waren van het elektrawerk en dus niet onder zijn verantwoordelijkheid vielen.
2.14.
Dit verweer van [bedrijf 1] gaat niet op. In de offerte en de eindafrekening (productie 1 en 2 bij dagvaarding) is vermeld het verplaatsen van de CV ketel en aanbrengen van nieuwe CV leidingen en plaatsen van 10 plaatradiatoren en 2 handdoekradiatoren. Werkzaamheden met betrekking tot de radiatoren behoorden dan ook tot de overeenkomst. Het afnemen en herplaatsen van een radiator was het gevolg van benodigde herstelwerkzaamheden aan stucwerk en valt om die reden onder de overeenkomst. Ook het vervangen van een lekkende radiator valt toe te rekenen aan [bedrijf 1] omdat hij de radiatoren geplaatst heeft in het kader van de opdracht. [bedrijf 1] heeft de betreffende werkzaamheden niet deugdelijk uitgevoerd en is aansprakelijk voor de als gevolg daarvan door [eisers] geleden schade.
Tegen de post ‘aftimmering onder de vensterbank in erker’ heeft [bedrijf 1] geen verweer gevoerd, zodat ook deze post onder de herstelkosten wordt meegenomen en [bedrijf 1] deze moet vergoeden aan [eisers]
2.15.
In de begroting van [bedrijf 2] van 20 februari 2021 is voor de herstelwerkzaamheden in de woonkamer een bedrag opgenomen van in totaal € 1.530,32. Uit de begroting van 8 mei 2021 volgt dat op dit bedrag in ieder geval een bedrag van € 118,97 (voorbehandelen wand) in mindering strekt, alsmede een bedrag van € 174,96 (korting op stucwerk). Voorts volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen en beslist dat op dit bedrag nog een bedrag van € 239,11, de oorspronkelijke stelpost voor herstel thermostaat, (r.o. 2.12) in mindering strekt. Van het meerwerk is voorts alleen het bedrag van de daadwerkelijke kosten voor het herstel thermostaat (€ 110,81) niet toewijsbaar.
In totaal is een bedrag van € 1.370,52 ex btw toewijsbaar voor herstelkosten voor de woonkamer. Van dit bedrag valt € 612,36 onder het btw-tarief voor schilder- en stucwerk, zodat op dit punt een bedrag van € 1.584,85 inclusief btw aan schade zal worden toegewezen.
Keuken
2.16.
Met betrekking tot de opgevoerde herstelkosten van stucwerk in de keuken rondom een wandcontactdoos en een scheur onder het keukenraam heeft [bedrijf 1] aangevoerd dat de kosten van herstel van de wand na plaatsen van de wandcontactdoos voor rekening van de elektricien moet komen omdat hij het stucwerk bij het plaatsen van de wandcontactdoos heeft beschadigd.
Deze kosten dienen voor rekening van [bedrijf 1] te komen omdat het stuken van wanden tot de opdracht aan [bedrijf 1] behoorde. Het had op de weg van [bedrijf 1] gelegen om de wanden na de werkzaamheden van de elektricien na te lopen op eventuele beschadigingen en zonodig bij te werken. Om die reden komen ook de kosten van herstel van een scheur onder het keukenraam voor rekening van [bedrijf 1] . Nu hij heeft nagelaten het stucwerk na te lopen en zonodig bij te werken, heeft hij ondeugdelijk werk geleverd en is hij gehouden de herstelkosten hiervoor aan [eisers] te vergoeden.
2.17.
Tegen de meerwerk post ‘verwijderen kit langs werkblad (nieuwe kit als schilder klaar is dus nog niet berekend)’ heeft [bedrijf 1] geen inhoudelijk verweer gevoerd, zodat deze post kan worden toegewezen.
2.18.
Met betrekking tot de post ‘ophangen keukenlozing onder de vloer, rooktest en herstel slechte lijmverbindingen’ heeft [bedrijf 1] voornamelijk verweer gevoerd tegen de hoogte van de berekende kosten ad € 344,09. Hij heeft verklaard dat met vergoeding van materiaalkosten van € 5,00 voor het bevestigen van een ophangband deze post riant vergoed zou zijn. [bedrijf 1] gaat er met dit betoog aan voorbij dat niet is betwist dat hier sprake was van een gebrek in de uitvoering van zijn werkzaamheden dat aan hem kan worden toegerekend. Hij moet de schade die [eisers] heeft geleden als gevolg van dit gebrek aan haar vergoeden.
[bedrijf 1] heeft nog betwist dat het uitvoeren van een rooktest noodzakelijk was, maar heeft deze betwisting onvoldoende onderbouwd, zodat aan die betwisting voorbij gegaan wordt.
2.19.
Dit betekent dat voor de herstelwerkzaamheden in de keuken [bedrijf 1] een bedrag van € 729,62 ex btw aan [eisers] moet vergoeden. Van dit bedrag valt € 385,52 onder het btw-tarief voor schilder- en stucwerk, zodat op dit punt een bedrag van € 836,57 inclusief btw aan schade zal worden toegewezen.
Toilet begane grond
2.20.
Door [eisers] is gesteld dat zij in het toilet op de begane last had van (aanhoudende) stankoverlast en dat daarnaast de koof onder het fonteintje niet naar behoren was gemaakt. [eisers] heeft verklaard dat [bedrijf 2] door middel van rookdetectie heeft ontdekt dat er een niet afgedichte rioolbuis lag onder de vloer. Zij heeft aangevoerd dat om dit probleem te kunnen verhelpen het noodzakelijk was een opening te maken in de kelderwand waarna de buis kon worden afgedicht en het gat in de wand is dichtgemaakt met een houten luik.
[bedrijf 1] heeft betwist dat de niet afgedichte buis een probleem vormde en dat herstelwerkzaamheden noodzakelijk waren. Daarbij heeft hij verklaard dat als er wel een open rioolbuis zou zijn geweest er sprake zou moeten zijn geweest van ernstige lekkage, wat niet is gesteld of gebleken.
2.21.
Verder heeft [bedrijf 1] verweer gevoerd tegen de opgevoerde kosten voor het maken van een luik om onder de vloer te komen. Hij heeft verklaard dat aanvankelijk achter de binnendeur van de entree een kruipluik zat, maar dat [eisers] dat niet wilde omdat de houten vloer dan niet mooi zou doorlopen, zodat het luik op verzoek van [eisers] is dichtgemaakt. Hij heeft gesteld dat de (sloop)kosten voor het later alsnog maken van een toegang tot de kruipruimte daarom voor rekening van [eisers] dienen te blijven.
2.22.
[eisers] heeft aangevoerd dat in de originele ondervloer een gat was gezaagd zodat je onder de vloer kon komen, maar dat dit geen kruipluik was en dat zij daarom logischerwijs de vloer over het gat heen heeft laten leggen. Zij heeft betwist dat daarmee het kruipluik was komen te vervallen omdat het nooit voorhanden was.
2.23.
De rechtbank is van oordeel dat uit de overgelegde stukken voldoende blijkt dat [eisers] meermalen bij [bedrijf 1] heeft geklaagd over de ondervonden stankoverlast. Het had op de weg van [bedrijf 1] gelegen om op basis van deze aanhoudende klacht nader onderzoek te doen en het probleem te verhelpen. Nu [bedrijf 1] dat heeft nagelaten moet hij in beginsel de herstelkosten die zijn gemaakt om het gebrek alsnog te verhelpen aan [eisers] vergoeden.
Uit het betoog van [eisers] volgt echter dat zij er bewust voor heeft gekozen om de nieuwe vloer over het aanwezige gat naar de kelder te laten leggen en geen luik naar de kruipruimte daarin te laten aanbrengen. Dit is een keuze die voor rekening van [eisers] moet blijven, zodat zij de kosten voor het maken van een nieuw luik niet voor rekening van [bedrijf 1] kan brengen.
2.24.
Voor de herstelwerkzaamheden omschreven als ‘opening maken in kelder wand, afvoeren afval muur, open buis afgedicht onder vloer, houten luik gemaakt’ is in totaal een bedrag van € 913,87 berekend. Omdat dit bedrag niet nader is gespecificeerd voor de verschillende werkzaamheden en die specificatie ook niet blijkt uit de overgelegde facturen, ziet de rechtbank aanleiding het bedrag voor het maken van het luik te schatten op 50% van het in rekening gebrachte bedrag. Dit betekent dat een bedrag van € 456,94 toewijsbaar is voor deze herstelwerkzaamheden.
Tegen de kosten voor het maken van de koof onder het fonteintje heeft [bedrijf 1] geen inhoudelijk verweer gevoerd.
2.25.
Dit betekent dat [bedrijf 1] aan herstelkosten voor het toilet begane grond in totaal een bedrag van € 955,83 exclusief btw (€ 1.156,55 inclusief btw) moet vergoeden aan [eisers]
Hal/gang begane grond
2.26.
De opgevoerde herstelwerkzaamheden voor de hal/gang zijn ‘oud stuk aftimmering uitzagen, rondom ‘bestaande’ architraven aanbrengen, het kozijn van de meterkast voorzien van een dorpel hardsteen 12 x 3 cm, plafond in de meterkast maken (niet geheel afsluiten ivm de leidingen) en verder ‘uitvullen bestaande kozijnstijl op dikte gelijk aan bovendorpel met smeerlatjes, aanslaglatten in dagkant tbv aanslag toekomstige deur, loze leiding meterkast > zolder maken tbv zonnepanelen, koof openen herstellen slaapkamer’.
2.27.
[eisers] heeft gesteld dat ‘kozijn hal/gang ‘oud stuk aftimmering uitzagen, rondom ‘bestaande’ architraven aanbrengen’ in de oorspronkelijke begroting is opgenomen en dat [bedrijf 1] zich tegen deze post verweert zonder nadere onderbouwing. Verder heeft zij aangevoerd dat het vervangen van de haldeur en het vervangen van het raam naast de deur door veiligheidsglas onder de overeenkomst vielen en dat [bedrijf 1] bij het vervangen van de deur het kozijn heeft beschadigd.
2.28.
[bedrijf 1] heeft aangevoerd dat het kozijn in de hal/gang is opgeleverd en dat het was voorzien van architraven en was gestuukt, zodat het niet duidelijk is waarom er later smeerlatjes moesten worden aangebracht. Subsidiair heeft hij er op gewezen dat smeerlatjes slechts enkele dubbeltjes per strekkende meter kosten en dat het aanbrengen slechts een paar minuten werk is zodat onduidelijk is waarom hiervoor een bedrag van € 116,64 exclusief btw wordt berekend.
2.29.
De rechtbank stelt vast dat in het overzicht van gebreken waarover [eisers] al geklaagd heeft bij [bedrijf 1] (productie 4 bij dagvaarding) geen melding wordt gemaakt van deze aftimmering. Om die reden wordt geoordeeld dat [eisers] onvoldoende heeft onderbouwd dat het hier ging om een gebrek dat aan [bedrijf 1] kenbaar was gemaakt en aan hem kon worden toegerekend. Dit deel van haar vordering wordt afgewezen.
2.30.
Over de post ‘herstel aan het kozijn’ heeft [eisers] in haar klachtenlijst, (productie 4) vermeld ‘deurpost is beschadigd en niet hersteld’. Deze post komt ook in de ingebrekestelling van 27 december 2020 terug. In haar reactie op de ingebrekestelling heeft [bedrijf 1] aangevoerd dat dit kozijn niet tot haar opdracht behoorde en dat de schilder van het houtwerk dit eenvoudig kan herstellen.
2.31.
In de begroting van [bedrijf 2] worden de werkzaamheden aan het kozijn omschreven als
‘uitvullen bestaande kozijnstijl op dikte gelijk aan bovendorpel met smeerlatjes,en
aanslaglatten in dagkant tbv aanslag toekomstige deur.Naar het oordeel van de rechtbank zijn dit werkzaamheden die meer omvatten dan noodzakelijk voor reparatie van een beschadiging aan het kozijn. Nu [eisers] dit niet nader heeft toegelicht, kan niet worden geoordeeld dat dit (uitsluitend) gaat om herstelwerkzaamheden voor een gebrek dat aan [bedrijf 1] te verwijten valt. Dit deel van de vordering wordt afgewezen.
2.32.
Met betrekking tot de post ‘loze leiding meterkast > zolder maken tbv zonnepanelen, koof openen herstellen slaapkamer’ wordt geoordeeld dat noch uit de offerte, noch uit de eindafrekening van [bedrijf 1] volgt dat [eisers] [bedrijf 1] opdracht heeft gegeven voor het aanleggen van deze loze leiding. Ook in de opsomming van [eisers] van gebreken en van werkzaamheden die nog niet zijn uitgevoerd komt deze post niet voor. Om die reden wordt geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat voor deze werkzaamheden opdracht is gegeven aan [bedrijf 1] en dat deze kosten daarom niet aan [bedrijf 1] kunnen worden doorberekend. Deze post wordt afgewezen.
2.33.
De post ‘aftimmering plafond kast mist’ wordt door [eisers] al vermeld in de ingebrekestelling van 27 december 2020. In zijn reactie van 6 januari 2021 heeft [bedrijf 1] hierover verklaard dat het niet gebruikelijk is om een dergelijke kast te voorzien van een afgetimmerd plafond, mede omdat het aan het normale zicht is onttrokken. In zijn conclusie van antwoord is hij hier niet nader op ingegaan. Dit deel van de vordering van [eisers] zal als niet weersproken worden toegewezen.
2.34.
Tot slot valt onder deze herstelwerkzaamheden nog een post ‘kozijn meterkast voorzien van een dorpel hardsteen 12x3 cm. [eisers] heeft aangevoerd dat op de eindafrekening van [bedrijf 1] vermeld stond als extra werkzaamheden ‘ombouw meterkast’ zodat die werkzaamheden onder de overeenkomst vielen. Zij heeft gesteld dat deze meterkast tot de vloer moest komen maar dat hij ten onrechte zwevend is opgeleverd. Zij heeft aangevoerd dat zij genoodzaakt was een dorpel te plaatsen, omdat het alternatief zou zijn geweest de hele ombouw slopen en opnieuw bouwen, hetgeen vele malen duurder zou zijn geweest.
2.35.
In de ingebrekestelling van [eisers] van 27 december 2020 is als gebrek vermeld ‘deuren ombouw meterkast zweven’.
In haar reactie op de ingebrekestelling heeft [bedrijf 1] op 6 januari 2021 hierover aangevoerd dat er in overleg voor was gekozen de deuren te laten zweven omdat er nog een nieuwe vloer zou worden aangebracht, waarna een drempel zou worden geplaatst onder de deuren.
2.36.
De rechtbank overweegt als volgt. [eisers] is in haar stukken hier niet nader op in gegaan. Daarom wordt geoordeeld dat niet is komen vast staan dat aan [bedrijf 1] is opgedragen de deuren niet zwevend op te leveren. De rechtbank acht voldoende aangetoond dat er tijdens de werkzaamheden in ieder geval over is gesproken tussen partijen om de deuren zwevend op te leveren omdat er nog een vloer gelegd moest worden. Om die reden is onvoldoende komen vast te staan dat het zwevend opleveren van de deuren een gebrek oplevert dat aan [bedrijf 1] kan worden toegerekend. Blijkbaar heeft [eisers] na het leggen van de vloer inderdaad besloten alsnog een dorpel aan te brengen. De kosten daarvan zijn echter niet aan te merken als herstelkosten die het gevolg zijn van gebrekkig uitgevoerde werkzaamheden door [bedrijf 1] en komen daarom niet voor vergoeding als schade in aanmerking. Dit deel van de vordering wordt afgewezen.
2.37.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen en beslist volgt dat [bedrijf 1] een bedrag van € 163,30 (€ 197,59 inclusief btw) aan [eisers] moet vergoeden terzake herstelkosten voor de hal/gang begane grond.
Trap van begane grond – 1e etage
2.38.
Als herstelposten worden de volgende posten genoemd in de begrotingen van [bedrijf 2] :
‘bestaande leuningen monteren’, ‘traphek op 1e etage, stuk ontbrekende onderlat opvullen’, ‘stucwerk onderkant muur aanvullen/vlak smeren’, ‘aftimmering langs plafond overloop 1e etage’, ‘bestaande aftimmering langs plafond overloop 1e etage aangepast, plafond opgevuld’, ‘scheur in plafond overloop 1e etage uitgekrabt en gevuld’ en ‘getracht vast zittende trekveer te verwijderen, oude lichtknop verwijderd en gedicht’.
2.39.
Over de trapleuningen heeft [bedrijf 1] aangevoerd dat onduidelijk is waarom het monteren van ‘bestaande’ leuningen herstelwerk is. Uit de klachtenlijst en de ingebrekestelling van [eisers] blijkt dat zij al eerder heeft geklaagd dat de leuningen nog niet waren aangebracht. [bedrijf 1] heeft niet gesteld of anderszins aangetoond dat de leuningen al waren gemonteerd, zodat dit deel van zijn opdracht nog niet naar behoren was afgerond en [bedrijf 1] de herstelkosten voor het alsnog monteren van de leuningen moet dragen.
2.40.
Over de post
‘trap begane grond/1e etage - plafond opgevuld aftimmering langs plafond overloop 1e etage aangepast, Scheur in plafond overloop uitgekrabt en gevuld’ heeft [bedrijf 1] aangevoerd dat de kier tussen de traptrede en de wand/plafond zou worden afgekit en dat dit pas kon worden gedaan als de trap werd afgeschilderd. Hij heeft benadrukt dat [eisers] kennelijk achteraf heeft gekozen om een aftimmering te laten aanbrengen maar dat dit geen schade is die op [bedrijf 1] kan worden verhaald.
2.41.
Over dit gebrek is door [eisers] ook in haar ingebrekestelling van 27 december 2020 al geklaagd. Niet is gesteld of gebleken dat [bedrijf 1] na de ingebrekestelling van 27 december 2020 deze gebreken alsnog heeft hersteld. Bovendien blijkt uit de overgelegde stukken voldoende dat sprake was van een gebrekkige uitvoering waardoor dit herstel noodzakelijk was. [bedrijf 1] moet de herstelkosten aan [eisers] vergoeden.
2.42.
Over de onderlat van het traphek heeft [bedrijf 1] gesteld dat sprake is van een innerlijke tegenstrijdigheid omdat er òf een onderlat ligt die moet worden opgevuld òf een onderlat moet worden geplaatst. [eisers] heeft hierover verklaard dat het oude traphek door [bedrijf 1] te ver was ingekort waardoor een gat was ontstaan dat moest worden opgevuld.
2.43.
De rechtbank is van oordeel dat uit de overgelegde stukken voldoende blijkt dat [eisers] meermalen geklaagd heeft over de afwerking rondom het vervangen van de trap. Nu [bedrijf 1] geen concreet verweer heeft gevoerd tegen deze post zijn ook deze herstelkosten toewijsbaar.
2.44.
Over het in rekening gebracht stucwerk heeft [bedrijf 1] zijn verweer herhaald dat het stucwerk na de herstelwerkzaamheden door de stukadoors door Rem akkoord bevonden was en dat zij daarop niet kan terugkomen. Daarbij heeft [bedrijf 1] er ook op gewezen dat algemeen bekend is dat nieuw stucwerk in een oudere woning altijd krimpscheurtjes zal vertonen, dat dit onvermijdelijk is en dat het wegwerken daarvan voor rekening van de opdrachtgever moet blijven. Hij heeft benadrukt dat krimpscheurtjes niet als tekortkoming, laat staan schade kunnen worden gekwalificeerd.
2.45.
[eisers] heeft nadrukkelijk betwist na herstel akkoord te hebben gegeven voor al het stucwerk. Voorts heeft zij aangevoerd dat de scheur na herstel door [bedrijf 2] niet meer is teruggekomen.
2.46.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk geworden is dat het stucwerk, dat onderdeel was van de opdracht aan [bedrijf 1] , gebreken vertoonde die aan [bedrijf 1] kunnen worden toegerekend. [bedrijf 1] moet de kosten voor het herstel van het stucwerk aan [eisers] betalen.
2.47.
Met betrekking tot de post ‘getracht vastzittende trekveer te verwijderen, oude lichtknop verwijderd en gedicht’ wordt geoordeeld dat dit onder de werkzaamheden van de elektricien viel. Voor deze werkzaamheden heeft [bedrijf 1] geen opdracht gehad van [eisers] , zodat deze post wordt afgewezen.
2.48.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen en beslist volgt dat [bedrijf 1] voor deze herstelwerkzaamheden in totaal een bedrag van € 486,39 (exclusief btw) aan [eisers] moet vergoeden. De rechtbank houdt het ervoor dat van dit bedrag € 113,14 onder het btw-tarief voor schilder- en stucwerk valt, zodat op dit punt een bedrag van € 574,96 inclusief btw aan schade zal worden toegewezen.
Toilet 1e etage
2.49.
De rechtbank stelt vast dat de vermelding op de begrotingen uiteen valt in een aantal posten minderwerk en een aantal posten meerwerk. Het gaat hier om verschillende uitgevoerde reparatiewerkzaamheden. In de klachtenlijst van [eisers] blijkt dat zij eerder al geklaagd heeft over een ondeugdelijke ophanging van het toilet waardoor het stucwerk voor de tweede keer is gescheurd. Niet is gesteld of gebleken dat [bedrijf 1] dit herstel heeft uitgevoerd, zodat kan worden vastgesteld dat sprake is van een gebrek dat aan [bedrijf 1] kan worden toegerekend. [bedrijf 1] moet de herstelkosten tot in totaal € 355,85 aan [eisers] betalen. De rechtbank houdt het ervoor dat van dit bedrag € 84,56 onder het btw-tarief voor schilder- en stucwerk valt, zodat op dit punt een bedrag van € 420,43 inclusief btw aan schade zal worden toegewezen
Badkamer 1e etage
2.50.
Onder het kopje ‘badkamer 1e etage’ zijn in de begroting van [bedrijf 2] van 8 mei 2021 alleen maar minderwerk posten opgenomen. In de begroting van [bedrijf 2] van 20 februari 2021 is een bedrag begroot voor herstelkosten aan de badkamer 1e etage van € 1.908,17. Hierbij is vermeld
Dit deel is geheel geschat en word achteraf met de werkelijke kosten verrekend!
2.51.
[bedrijf 1] heeft verweer gevoerd tegen het bedrag dat in mindering is gebracht en aangevoerd dat doordat het bad niet verwijderd is veel meer arbeidsuren en werkzaamheden bespaard zijn dan voor een bedrag van € 202,37. Verder heeft [bedrijf 1] er op gewezen dat de posten slechts gebaseerd zijn op een schatting van die kosten, zonder dat duidelijk is gemaakt waarop die schatting is gebaseerd. [bedrijf 1] heeft ook nog aangevoerd dat de kraan en installatiehandleiding door [eisers] zijn aangeleverd zodat als er iets mis is met de kraan dit niet aan [bedrijf 1] kan worden verweten.
2.52.
[eisers] heeft in reactie hierop verklaard dat [bedrijf 1] zelf meermalen mondeling heeft aangegeven dat de kranen naar alle waarschijnlijkheid verkeerd zijn aangesloten en dat dit hersteld moest worden door een gat in de muur achter de douche te maken om zo te proberen de achterkant te herstellen. In de periode rond de eindafrekening heeft [bedrijf 1] meegedeeld dat de kraan naar alle waarschijnlijkheid te diep geïnstalleerd zou zijn en dat je verlengringen daarvoor kunt aanschaffen. [eisers] heeft benadrukt dat tijdens het deínstalleren van de het binnenwerk van de kraan duidelijk werd dat [bedrijf 1] de handdouche (zowel voor de eerste etage als op zolder) op een loze leiding had aangesloten. Deze fout is hersteld door de muur aan de voorzijde open te breken en de leidingen alsnog volgens de instructie bij de kraan aan te sluiten.
2.53.
[bedrijf 1] is in zijn antwoordakte hier niet nader op ingegaan en heeft gepersisteerd bij hetgeen hij eerder heeft aangevoerd.
2.54.
Zowel in haar klachtenlijst als in de ingebrekestelling heeft [eisers] geklaagd dat de douche niet naar behoren functioneert (handdouche geeft geen water), de handdouche los zit, de douche van badkraan de keuken in lekt, ondanks inspuiten kit door [bedrijf 1] en het stucwerk niet naar behoren is afgewerkt. Uit hetgeen [eisers] heeft gesteld blijkt ook dat deze gebreken met [bedrijf 1] zijn besproken. Niet is gesteld of gebleken dat [bedrijf 1] getracht heeft deze problemen te herstellen. De rechtbank is van oordeel dat voldoende vaststaat dat [bedrijf 1] deze werkzaamheden niet deugdelijk heeft uitgevoerd. Voor de begroting van de schade op dit punt sluit de rechtbank aan bij de begroting van de herstelkosten door [bedrijf 2] ad € 1.705,80 exclusief btw, aangezien [bedrijf 1] niet onderbouwd heeft aangevoerd waarom deze begroting niet juist zou zijn. Het enkele feit dat de begroting geen afgerond bedrag is, is daarvoor onvoldoende. De rechtbank heeft geen grond voor het oordeel dat de begrote kosten niet redelijk zouden zijn. Zij houdt het ervoor dat geen van de genoemde werkzaamheden onder het lage btw-tarief voor schilder- en stucwerk vallen. Dit betekent dat een bedrag van € 2.064,02 inclusief btw zal worden toegewezen.
balkon 1e etage
2.55.
Op de begroting van [bedrijf 2] zijn verder diverse posten opgenomen onder het kopje ‘balkon 1e etage’. [bedrijf 1] heeft betwist dat renovatie van het balkon onderdeel was van zijn opdracht. [eisers] heeft gesteld dat deze herstelkosten voortvloeien uit het plaatsen van de uitbouw door [bedrijf 1] waarbij het balkon deels als dak is gebruikt. Zij heeft aangevoerd dat het balkon tegen de buitenmuur aan hangt en dat een deel van die buitenmuur door de uitbouw binnenmuur is geworden. Verder heeft zij aangevoerd dat het zink dateert uit de jaren 30 en dat er gaten in het zink zaten die nu zijn hersteld, maar dat nog steeds water tussen het balkon en de muur naar binnen kan stromen.
2.56.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de oorspronkelijke begroting van [bedrijf 2] van februari 2021 blijkt dat voordat [bedrijf 2] bij het zink kon komen eerst de houten vlonders van het balkon moesten worden gedemonteerd, wat [eisers] uiteindelijk zelf heeft gedaan.
In de offerte en ook in de eindafrekening van [bedrijf 1] is geen opdracht terug te vinden met betrekking tot het balkon en/of het vervangen dan wel repareren van zink. Om die reden wordt geoordeeld dat de omstandigheid dat [eisers] na het plaatsen van de uitbouw als gevolg van de gaten in het zink lekkage ondervond niet kan worden toegerekend aan [bedrijf 1] . Ook de omstandigheid dat vervolgens is gebleken dat twee van de draagbalken onder het balkon verrot waren en nadere ondersteuning van het balkon nodig was, is niet een gebrek dat aan [bedrijf 1] valt toe te rekenen. Uitsluitend de post ‘na lekkage op plafond uitbouw rookdetectie gedaan en enkele openingen extra gedicht’ ad € 288,10 exclusief btw (€ 348,60 inclusief btw) komt voor toewijzing in aanmerking. [bedrijf 1] heeft de uitbouw immers gerealiseerd en het had op zijn weg gelegen om na het realiseren van de uitbouw te controleren of alles voldoende was afgedicht.
zolder
2.57.
De herstelwerkzaamheden op de zolder zijn onderverdeeld in meerdere subonderdelen, namelijk overloop, douchehoek, plafond onder vide, knieschotten en toilet. De rechtbank zal deze subonderdelen hierna afzonderlijk bespreken.
Overloop
2.58.
In de begroting van 20 februari 2021 worden als herstelwerkzaamheden met betrekking tot de overloop genoemd ‘aanbrengen ‘bestaande’ aftimmering langs de 2 kozijnen’, ‘zelf gemaakte neuten vervangen met bestaande materialen’, ‘kozijnstijlen te kort, stukje onder maken’, ‘deuren verlengen aan onderzijde met houten lat’, ‘aftimmering langs trapgat betimmering’, ‘maken ballustrade/hekje van klasieken spijlen en baluster’, ‘klassieken trapspijlen model H-02 of H-04’, klassieke hoofdbaluster tegen wand toilet model 3’en ‘onderregel en leuning sleutelmodel’.
2.59.
In de begroting van 8 mei 2021 zijn de werkzaamheden ‘kozijnstijlen te kort, stukje onder maken’, ‘klassieken trapspijlen model H-02 of H-04’ en klassieke hoofdbaluster tegen wand toilet model 3’ vervallen. Als meerwerkposten zijn opgenomen ‘bestaande stuclatten verschoven aangezien de aftimmering dichter langs kozijn moets’ en ‘spijlen traphek na gemaakte zoals bestaande’.
2.60.
[bedrijf 1] heeft betwist dat sprake was van een tekortkoming. Hij heeft aangevoerd dat de kozijnen al waren afgewerkt en ter onderbouwing van die stelling heeft hij een tweetal foto’s overgelegd. Verder heeft hij benadrukt dat hij geen vloeren heeft gelegd en dat de plinten en neuten vielen onder het werk van de vloerenlegger. Tot slot heeft [bedrijf 1] aangevoerd dat [eisers] zelf het oorspronkelijke traphek dat door [bedrijf 1] voorzichtig was verwijderd bij een opruimactie heeft weggegooid. Hij stelt dat [eisers] daarom zelf de kosten voor het maken van een nieuw traphek moet dragen.
2.61.
[eisers] heeft verklaard dat [bedrijf 1] wel architraven tegen de kozijnen heeft geplaatst maar dat deze net als de kozijnen niet tot de grond kwamen en te ver van het deurgat waren geplaatst. Zij heeft verklaard dat zij dit ook meermaals tegen [bedrijf 1] heeft gezegd. Verder heeft zij aangevoerd dat in de offerte van [bedrijf 1] voor de zolderetage is vermeld ‘het plaatsen van wanden tbv badkamer en extra kamer, plaatsen drie deuren….’ zodat die werkzaamheden wel onder de opdracht vielen en dat [bedrijf 1] heeft nagelaten deugdelijk werk te verrichten en tekortgeschoten is in de nakoming van een overeenkomst.
2.62.
De rechtbank overweegt dat uit de door [bedrijf 1] overgelegde foto’s van de kozijnen blijkt dat deze waren afgewerkt. In de lijst met gebreken, productie 4 klaagt [eisers] er wel over dat de kozijnen niet tot de grond komen, maar niet over de afwerking van het kozijn. In zijn reactie daarop van 6 januari 2021 benadrukt [bedrijf 1] dat de kozijnen zijn geplaatst op aangeven van [eisers] , rekening houdend met de dikte van de nog te leggen vloer. Hij heeft aangeboden om dit tegen een beperkte vergoeding te herstellen.
Geoordeeld wordt dat [eisers] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat ter zake van de aftimmering sprake was van een gebrek dat aan [bedrijf 1] kan worden toegerekend. Dat [eisers] de afwerking achteraf misschien minder mooi vond, maakt dit oordeel niet anders. Dit deel van de vordering moet voor rekening van [eisers] blijven. Uit de begroting van [bedrijf 2] van 8 mei 2021 blijkt dat er uiteindelijk niet voor is gekozen een stukje onder de kozijnen te maken zodat de lengte van de kozijnen geen geschilpunt meer is tussen partijen.
2.63.
In reactie op het verweer van [bedrijf 1] dat plinten en neuten vallen onder de werkzaamheden van de vloerenlegger heeft [eisers] alleen gewezen op de algemene omschrijving van de werkzaamheden voor de zolderetage in de offerte van [bedrijf 1] . Dit is onvoldoende onderbouwing voor haar stelling dat ook de neuten onder de werkzaamheden van [bedrijf 1] vielen. Dit deel van de vordering wordt afgewezen.
2.64.
In reactie op het verweer van [bedrijf 1] over het traphek heeft [eisers] er op gewezen dat het juist [bedrijf 1] is geweest die bij het afvoeren van puin de oude stijlen van het traphek heeft afgevoerd terwijl [eisers] juist de reling opnieuw wilde gebruiken op de zolderetage en dat [bedrijf 1] het oude stuk trapleuning mee naar huis genomen had om het op maat te maken. Dit traphek heeft [eisers] nooit terug ontvangen, terwijl afwerken van het trapgat wel tot de opdracht aan [bedrijf 1] behoorde. Omdat hij dit heeft nagelaten is ook de post betreffende materiaalkosten voor de nieuwe leuning aan de bovenkant van het traphek en de onderkant waar de spijlen in staan toewijsbaar. Een ander volgens [eisers]
2.65.
De rechtbank overweegt als volgt. Partijen verwijten elkaar over en weer er schuld aan te hebben dat het oude traphek is verdwenen. Uit hetgeen partijen hierover hebben verklaard volgt dat het traphek er op enig moment niet meer was en dat het tussen partijen een discussiepunt bleef voor wiens rekening dit moest komen. [bedrijf 1] was wel bereid een (nieuw) traphek te maken, maar gaf te kennen dat dit meerwerk was en dat [eisers] daarvoor opdracht moest geven. [eisers] wilde dit echter niet als meerwerkpost accepteren. Hierdoor is in feite een patstelling ontstaan. Niet kan worden vastgesteld aan wie het verdwijnen van het traphek moet worden toegerekend. Bij die stand van zaken wordt geoordeeld dat niet kan worden vastgesteld dat [bedrijf 1] terzake in verzuim is gekomen en schadeplichtig is geworden. De kosten op dit punt dienen voor rekening van [eisers] te blijven.
2.66.
Tegen de post ‘deuren verlengen aan onderzijde met houten lat’ heeft [bedrijf 1] geen inhoudelijk verweer gevoerd. Deze post ad € 139,97 exclusief btw (€ 169,36 inclusief btw) zal worden toegewezen.
2.67.
Over de post ‘aftimmering langs trapgat betimmering’ heeft [bedrijf 1] aangevoerd dat [eisers] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het hier gaat om herstelwerkzaamheden.
[eisers] heeft aangevoerd dat in de eindafrekening onder meer vermeld is ‘oude trap verwijderen, plaatsen nieuwe trap, herstel vloeren e.d.’ en dat hieruit volgt dat deze werkzaamheden tot de opdracht van [bedrijf 1] behoorden, maar dat [bedrijf 1] verzuimd heeft de afwerking van het trapgat te herstellen.
2.68.
De rechtbank overweegt als volgt. Gelet op de hiervoor in r.o. 2.65 genoemde discussie over het verdwenen traphek wordt geoordeeld dat [eisers] onvoldoende heeft onderbouwd dat deze post betrekking heeft op andere werkzaamheden dan die voortvloeien uit de discussie over het traphek. Om die reden kan niet worden geoordeeld dat deze werkzaamheden nodig zijn geworden als gevolg van een gebrek dat toe te rekenen valt aan [bedrijf 1] . Dit deel van de vordering zal worden afgewezen.
2.69.
Met betrekking tot de herstelpost ‘onderregel en leuning sleutelmodel’ heeft [bedrijf 1] gesteld dat deze post te vaag omschreven is. Hij heeft betwist dat dit herstelwerk is en concludeert om die reden tot afwijzing.
2.70.
[eisers] heeft gesteld dat deze post betrekking heeft op materiaalkosten voor de nieuwe leuning aan de bovenkant van het traphek en de onderkant waar de spijlen in staan. Verder heeft zij nogmaals gewezen op hun stellingen rond het traphek.
2.71.
Ook voor deze post geldt dat deze naar het oordeel van de rechtbank in het verlengde ligt van de discussie over het verdwenen traphek. Vaststaat dat [eisers] niet akkoord is gegaan om het maken van een nieuw traphek als meerwerkpost te accepteren. Bij die stand van zaken kunnen ook deze herstelkosten, die uit deze discussie voortvloeien, niet worden toegewezen.
Douchehoek
2.72.
Onder deze herstelkosten vallen de volgende werkzaamheden: ‘uitslijpen/verwijderen wandtegels rondom douchemengkraan’, ‘verplaatsen en opnieuw aansluiten ‘bestaande’ douchemengkraan en handdouche’, ‘herstellen wand’, ‘aanbrengen ‘bestaande’ wandtegels’, ‘lijm-voegsel’, ‘ophanging handdouche nazien/vast zetten’, ‘kitwerk tegelwerk en sanitair’, ‘kopse afwerk wand douche-wastafel aanpassen’ en als meerwerkpost ‘bestaande spotjes in douche verplaatst, oude spot gaten gedicht/herstelt’.
2.73.
Over de meerwerkpost verplaatsen van spotjes wordt geoordeeld dat de spotjes geen onderdeel uitmaakten van de werkzaamheden van [bedrijf 1] . Voor zover hier herstelwerkzaamheden noodzakelijk waren, dienen de kosten daarvan voor rekening van de door [eisers] zelf ingeschakelde elektricien te komen of voor rekening van [eisers] zelf te blijven.
2.74.
Met betrekking tot de herstelwerkzaamheden aan de douchemengkraan en handdouche wordt geoordeeld dat hiervoor hetzelfde geldt als is overwogen in r.o. 2.54 met betrekking tot de badkamer op de 1e etage. Deze herstelkosten ad € 1.070,10 exclusief btw (€ 1.294,82 inclusief btw) dienen voor rekening van [bedrijf 1] te komen.
Door [bedrijf 1] is nog aangevoerd dat de herstelkosten te ruim zijn begroot en dat het herstel op een andere manier had kunnen plaatsvinden, maar aan dit verweer wordt voorbij gegaan. Vaststaat dat de werkzaamheden door [bedrijf 1] niet naar behoren zijn uitgevoerd en dat herstel noodzakelijk was. [bedrijf 1] heeft onvoldoende onderbouwd dat de kosten die zijn begroot geen redelijke kosten zijn. Het enkele betoog dat het herstel ook anders had kunnen plaatsvinden is daarvoor onvoldoende.
2.75.
Over de post ‘kopse afwerk wand douche-wastafel aanpassen’ heeft [eisers] aangevoerd dat in de oorspronkelijke begroting van [bedrijf 2] deze post vermeld was maar dat de voorlopige eindafrekening de post ‘bestaande spotjes in douche verplaats, oude spot gaten gedicht/herstelt’ bevat.
De rechtbank begrijpt deze stelling zo dat in plaats van de eerdere post over afwerken van de wand de post ‘bestaande spotjes verplaatsen’ moet worden gelezen. Daarover is reeds geoordeeld dat die kosten niet voor rekening van [bedrijf 1] komen.
Plafond onder vide
2.76.
Deze herstelwerkzaamheden komen uitsluitend voor in de begroting van 20 februari 2021 en zien op ‘naden tussen aftimmering en stucwerk opvullen’ en ‘plafond herstellen gaten inbouwspots’.
[bedrijf 1] heeft geen verweer gevoerd tegen de post over het opvullen van de naden zodat dit deel van de vordering ad € 84,56 kan worden toegewezen.
Over het herstellen van de gaten van inbouwspots heeft [bedrijf 1] zijn verweer herhaald dat dit volgens hem behoorde tot de werkzaamheden van de elektricien.
Zoals de rechtbank eerder in r.o. 2.10 heeft overwogen en beslist behoorde het afwerken c.q. herstellen van de plafonds na de werkzaamheden door de elektricien tot de opdracht aan [bedrijf 1] . Aangezien [bedrijf 1] die werkzaamheden niet naar behoren heeft uitgevoerd, komen deze kosten ad € 64,15 voor zijn rekening. De rechtbank houdt het ervoor dat beide werkzaamheden voorbereidingen betreffen voor schilderwerk en daarom onder het lage btw-tarief voor schilder- en stucwerk vallen. Een bedrag van € 162,09 inclusief btw zal worden toegewezen.
Knieschotten
2.77.
Ook deze herstelposten komen uitsluitend voor in de begroting van 20 februari 2021 en zien op de volgende werkzaamheden ‘linker kant bestaande knieschot beter vastzetten en ontbrekende stuk bij spant opvullen’, ‘rechter kant knieschot maken (zit nu niks)’ en ‘gipsplaat los, beweegt rechts naast dakkapel, deze vastzetten/aanpassen’.
2.78.
[bedrijf 1] heeft betwist dat het aanbrengen knieschotten onder de opdracht viel en stelt dat [eisers] zich later heeft bedacht en toch knieschotten nodig achtte. Hij heeft benadrukt dat eventuele aanpassingen niet onder de overeenkomst vielen en dat dit meerwerk zou zijn, zodat dit geen schade is die voor vergoeding in aanmerking komt. Over het vastzetten van de gispplaat heeft hij aangevoerd dat onduidelijk is waarom hiervoor arbeidsloon in rekening wordt gebracht. Hij heeft gesteld dat door de stukadoors, [betrokkene 1], gecontroleerd zal zijn of de gispplaat deugdelijk vastzat.
2.79.
[eisers] heeft gesteld dat [bedrijf 1] aan een kant van de zolder wel knieschotten heeft geplaatst en heeft er daarbij op gewezen dat de zolder ook niet tot de grond toe is gestukt en dat dit onderschrijft dat op de hele zolder knieschotten geplaatst hadden moeten worden. Over de gipsplaat heeft zij benadrukt dat deze wel los zat en dat deugdelijk herstel nodig was.
2.80.
Uit de reactie van [bedrijf 1] op de ingebrekestelling blijkt dat tussen partijen wel is gesproken over het aanbrengen van meer knieschotten maar dat dit zou vallen onder meerwerk en dat [eisers] dat meerwerk niet wilde erkennen. Bij die stand van zaken kan niet worden geoordeeld dat de niet aangebrachte knieschotten kunnen worden aangemerkt als een gebrek dat aan [bedrijf 1] kan worden toegerekend. Met betrekking tot het gestelde gebrek aan het knieschot links wordt geoordeeld dat niet is gesteld of gebleken dat hier eerder over is geklaagd. Ook heeft [eisers] hiervan geen nadere onderbouwing overgelegd, zodat niet is komen vast te staan dat sprake is van een gebrek. Deze post moet voor rekening van [eisers] blijven.
Het verweer van [bedrijf 1] dat de gipsplaat niet los zat, heeft hij niet onderbouwd, zodat hieraan voorbij gegaan wordt. Deze kosten ad € 122,47 exclusief btw (€ 133,49 inclusief btw) moet [bedrijf 1] aan [eisers] vergoeden.
Toilet zolder
2.81.
In de begroting van 20 februari 2021 zijn de volgende herstelwerkzaamheden opgenomen ‘gipsplaten achter knieschot beter vastzetten tegen kap opknappen/vastzetten/aanvullen’ en ‘paneel deur in knieschot herstellen/maken’. Met betrekking tot de eerste post omtrent de gipsplaten heeft [bedrijf 1] vooral verweer gevoerd tegen de hoogte van de berekende kosten, stellende dat het slechts gaat om twee gipsplaten, ongestuct en ongeschilderd en slechts om een half uurtje werk.
2.82.
[eisers] heeft aangevoerd dat [bedrijf 1] erkent dat hij tekort geschoten is omdat hij verklaart dat niet was gestuct of geschilderd en dat hij verder zonder nadere onderbouwing de hoogte van de berekende kosten heeft betwist. [eisers] heeft aangeboden te bewijzen dat dat de kosten redelijk zijn.
2.83.
Omdat [bedrijf 1] niet heeft betwist dat [eisers] schade heeft geleden maar uitsluitend verweer gevoerd heeft tegen de hoogte van de herstelkosten, wordt geoordeeld dat deze werkzaamheden het gevolg zijn van ondeugdelijk uitgevoerde werkzaamheden door [bedrijf 1] en dat hij de geleden schade moet vergoeden aan [eisers] [bedrijf 1] heeft zijn stelling dat de kosten niet redelijk zijn niet met bewijsstukken onderbouwd, zodat hieraan voorbij gegaan wordt. [bedrijf 1] moet deze kosten ad € 291,60 exclusief btw vergoeden aan [eisers]
2.84.
Over de post ‘paneeldeur in knieschot herstellen/maken’ heeft [eisers] aangevoerd dat [bedrijf 1] bij het maken van het luik teveel kit had gebruikt waardoor het was vast blijven plakken aan de deurpost, waarna bij het loshalen het luik en het stucwerk beschadigd zijn geraakt.
[bedrijf 1] heeft gesteld dat in overleg met [eisers] de kast was uitgevoerd met een los paneel dat vastklikte in de opening en dat [eisers] kennelijk achteraf heeft gekozen voor een deur met scharnieren, maar dat ze de daaraan verbonden kosten niet voor rekening van [bedrijf 1] kan brengen.
2.85.
Uit de ingebrekestelling blijkt dat [eisers] toen al geklaagd heeft dat de hal kast toilet deur beschadigd was door foutieve montage. In zijn reactie van 6 januari 2021 heeft [bedrijf 1] alleen gewezen op zijn standpunt rond beschadigd stucwerk. Nu hij niet inhoudelijk verweer gevoerd heeft tegen deze post, staat tussen partijen vast dat sprake was van ondeugdelijk werk door [bedrijf 1] waardoor herstel noodzakelijk was. [bedrijf 1] moet deze kosten ad € 160,38 exclusief btw vergoeden.
2.86.
Er zijn geen aanwijzingen dat de werkzaamheden onder de post ‘toilet zolder’ onder het lage btw-tarief vallen. Uit het voorgaande volgt daarom dat als vergoeding van schade onder deze post een bedrag van € 546,90 inclusief btw zal worden toegewezen.
dakkapel
2.87.
In de begroting van 8 mei 2021 staan de volgende herstelposten vermeld ‘schuinte uittimmeren’, ‘aanbrengen bestaande aftimmering rondom ramen’ en ‘vensterbank’.
Blijkens de stukken bij de dagvaarding (productie 13) zou van dit werk alleen de vensterbank ad € 163,30 exclusief btw voor rekening van [bedrijf 1] moeten komen. Nu [bedrijf 1] hier geen verweer tegen heeft gevoerd, zal een bedrag van € 197,59 inclusief btw worden toegewezen.
slaapkamer voorkant
2.88.
In de begroting van 20 februari 2021 wordt opgenomen ‘herstellen koof (zit oude lelijke reparatieplek)’ en in de begroting van 8 mei 2021 zijn de volgende herstelwerkzaamheden opgenomen ‘plafond in erker slopen/afvoeren’, ‘isoleren boven plafond’, ‘aanbrengen gipsplaat’, ‘afsmeren naden/schroefgaatjes’.
2.89.
[bedrijf 1] heeft zijn (algemene) verweer tegen herstel van stucwerk herhaald en gesteld dat Rem al het stucwerk akkoord bevonden had.
[eisers] heeft dit nadrukkelijk betwist.
2.90.
Uit de ingebrekestelling van 27 december 2020 blijkt dat [eisers] daarin hebben aangevoerd dat het stucwerk in de dakkapel/erker scheurt en dat de aftimmering van de vide afbrokkelt. Hieruit valt naar het oordeel van de rechtbank met voldoende mate van zekerheid af te leiden dat de ondergrond – de gipsplaten – niet deugdelijk waren aangebracht. Dit is een gebrek dat valt toe te rekenen aan [bedrijf 1] en hij moet deze herstelkosten aan [eisers] vergoeden.
De post ‘isoleren boven plafond’ wordt afgewezen omdat niet is gesteld of gebleken dat de opdracht tot isoleren ook aan [bedrijf 1] was verstrekt. In totaal moet [bedrijf 1] voor deze posten € 192,45 exclusief btw vergoeden. De rechtbank houdt het ervoor dat de werkzaamheden niet onder het lage btw-tarief vallen. Een bedrag van € 232,86 inclusief btw zal daarom worden toegewezen.
Schilderwerk
2.91.
In de begroting van 20 februari 2021 is voor schilderwerk aan plafond en wanden begane grond, 1e etage en 2e etage in totaal een bedrag van € 7.119,83 opgenomen.
2.92.
[bedrijf 1] heeft deze kosten betwist en daarbij aangevoerd dat deze kostenpost kosten voor ongeveer de hele woning beslaan. Daarbij heeft hij gesteld dat er ook al een deeloplevering is geweest, omdat het werk van onderaannemer [bedrijf 3] al was geaccepteerd. [bedrijf 1] heeft daarbij aangevoerd dat [eisers] het schilderwerk niet hadden mogen laten aanvangen als zij ontevreden was over het stucwerk. Daardoor is nu sprake van kosten voor dubbel werk. Op grond van de eigen schuld bepaling dienen die kosten voor rekening van [eisers] te blijven.
2.93.
[eisers] heeft betwist dat sprake is van eigen schuld. Zij heeft gesteld dat veel schilderwerk beschadigd is geraakt door andere werkzaamheden van [bedrijf 1] . Zij heeft er op gewezen dat bijna in de hele woning herstel van stucwerk moest plaatsvinden en dat [bedrijf 1] voorts heeft nagelaten meerdere ruimtes geschilderd op te leveren, zodat sprake is van een tekortkoming van [bedrijf 1] .
2.94.
In reactie op dit verweer heeft [bedrijf 1] verklaard dat [eisers] haar stelling dat [bedrijf 1] het schilderwerk heeft beschadigd niet heeft onderbouwd. Daarbij heeft hij er op gewezen dat [eisers] tijdens de verbouwing de woning bewoonde en meubels heeft verhuisd, zodat beschadigingen ook door [eisers] of derden kunnen zijn veroorzaakt.
2.95.
De rechtbank overweegt als volgt. In de ingebrekestelling van 27 december 2020 heeft [eisers] meerdere gebreken benoemd ten aanzien van stuc- en schilderwerk. In zijn reactie van 6 januari 2021 heeft [bedrijf 1] hiervan steeds aangegeven dat die werkzaamheden op verzoek alsnog zouden worden uitgevoerd. De rechtbank is van oordeel dat hiermee voldoende vaststaat dat dit gebrek valt toe te rekenen aan [bedrijf 1] en dat hij de schade die daarvan het gevolg was voor [eisers] aan haar moet vergoeden. Het verweer dat de beschadigingen ook door [eisers] of derden kunnen zijn veroorzaakt, is in dit licht bezien te algemeen en treft daarom geen doel. Ook de hoogte van deze schadepost is door [bedrijf 1] onvoldoende onderbouwd weersproken. Van [bedrijf 1] had mogen worden verwacht dat hij concreet zou aangeven welk schilderwerk in de woning door hem wel naar behoren is uitgevoerd. De schade op dit punt wordt vastgesteld op € 7.760,61 inclusief btw (laag btw-tarief).
Algemeen
2.96.
Als algemene kosten zijn kosten voor het afdekken van vloeren in verband met timmer- en stucwerk, de aan en afvoer van materieel, materiaal en afval en de kosten van klein materiaal opgevoerd.
[bedrijf 1] heeft verweer gevoerd tegen de kosten voor het aan- en afvoeren van materiaal, materieel en afval en gesteld dat hier ten onrechte tweemaal € 209,95 in rekening is gebracht, zowel voor de aanvoer als voor de afvoer.
2.97.
[eisers] heeft in reactie hierop betwist dat het bedrag € 209,95 tweemaal aan de voorlopige eindafrekening wordt toegevoegd. Zij heeft gesteld dat alleen extra kosten aan de voorlopige eindafrekening zijn toegevoegd.
2.98.
De rechtbank is van oordeel dat [bedrijf 1] tegen deze post onvoldoende concreet verweer heeft gevoerd, zodat aan dit verweer voorbij gegaan wordt. [bedrijf 1] moet deze kosten ad in totaal € 1.420,09 exclusief btw (€ 1.718,31 inclusief btw) vergoeden.
Conclusie met betrekking tot de herstelkosten ad € 23.800,06
2.99.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en beslist zijn de volgende bedragen als herstelkosten toewijsbaar:
  • Woonkamer € 1.584,85 (r.o. 2.15)
  • Keuken € 836,57 (r.o. 2.19)
  • Toilet begane grond € 1.156,55 (r.o. 2.25)
  • Hal/gang begane grond € 197,59 (r.o. 2.37)
  • Trap begane grond/1e etage € 574,96 (r.o. 2.48)
  • Toilet 1e etage € 420,43 (r.o. 2.49)
  • Badkamer 1e etage € 2.064,02 (r.o. 2.54)
  • Balkon 1e etage € 348,60 (r.o. 2.56)
  • Zolder
Overloop € 169,36 (r.o. 2.66)
Douchehoek € 1.294,82 (r.o. 2.74)
Plafond vide € 162,09 (r.o. 2.76)
Knieschotten € 133,49 (r.o. 2.80)
Toilet € 546,90 (r.o.2.86)
Dakkapel € 197,59 (r.o. 2.87)
  • Slaapkamer voorkant € 232,86 (r.o. 2.90)
  • Schilderwerk € 7.760,61 (r.o. 2.95)
  • Algemeen € 1.718,31 (r.o. 2.98)
Dit betekent dat van de gevorderde herstelkosten ad € 23.800,06 een totaalbedrag van € 19.399,61wordt toegewezen.

3.De verdere beoordeling van de eisvermeerdering in conventie

Algemeen juridisch kader

3.1.
In zijn akte van 4 oktober 2023 heeft [bedrijf 1] aangevoerd zich niet te kunnen vinden in het oordeel van de kantonrechter (in het vonnis van 19 januari 2023) dat hij wanprestatie heeft gepleegd.
3.2.
Deze beslissing van de kantonrechter in het tussenvonnis van 19 januari 2023 is een bindende eindbeslissing. Een rechter kan terugkomen op een bindende eindbeslissing als de eisen van een goede procesorde dat meebrengen, bijvoorbeeld wanneer een rechter is gebleken dat een eerdere door hem gegeven, maar niet in een einduitspraak vervatte eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag. Wat [bedrijf 1] heeft aangevoerd ter onderbouwing van zijn stelling leidt echter niet tot de conclusie dat die situatie zich hier voordoet. Er is geen aanleiding om op het eerdere oordeel dat [bedrijf 1] wanprestatie heeft gepleegd terug te komen.
Ten aanzien van de door [betrokkene 2] geconstateerde gebreken
3.3.
Tijdens de mondelinge behandeling op 23 november 2022 heeft [eisers] benadrukt dat er nog steeds gebreken zijn en dat zij nog steeds dingen tegenkomt die niet goed zijn. Om die reden heeft [eisers] aangevoerd nader bewijs te willen aandragen voordat vonnis gewezen wordt.
3.4.
[eisers] heeft in dit verband het rapport overgelegd van bouwkundig adviseur [betrokkene 2]. Onder het kopje ‘Aanleiding/Context onderzoek’ is vermeld:
De opdrachtgever en de aannemer staan in een patstelling en volgens opgaaf moet er een rapportage komen van een onafhankelijke bureau/inspecteur die gaat vastleggen welke werkzaamheden niet gereed zijn en wat er fout is gegaan. Hiervan zal een globale kostenraming met indien mogelijk een herstelplan moeten worden gemaakt.
En onder het kopje ‘Verkregen informatie’:
De beoordeling cq het onderzoek is uitgevoerd op basis van de verkregen informatie en een beoordeling cq vaststelling van het uitgevoerde werk ter plaatse.
Tijdens en na de inspectie is verstrekt:
- Toelichting op het uitgevoerde werk/onderzoeksvraag;
Het onderzoeksresultaat is mede gebaseerd op:
  • Bevindingen ter plaatse
  • Aanvullende informatie van de eigenaar/opdrachtgever.
[bedrijf 1] is niet uitgenodigd om het onderzoek ter plaatse bij te wonen en heeft geen gelegenheid gekregen om op de onderzoeksresultaten te reageren.
3.5.
In het tussenvonnis van 6 september 2023 heeft de rechtbank overwogen dat moet worden beoordeeld of alle in de rapportage van [betrokkene 2] genoemde posten zijn terug te voeren op de wanprestatie van [bedrijf 1] en of de kosten van herstel bij wijze van schadevergoeding voor rekening van [bedrijf 1] dienen te komen. De rechtbank heeft [bedrijf 1] vervolgens alsnog in de gelegenheid gesteld bij akte inhoudelijk te reageren op het rapport.
3.6.
[bedrijf 1] heeft onder meer aangevoerd dat [eisers] omtrent de in haar eisvermeerdering opgevoerde gepretendeerde gebreken nooit om nakoming heeft verzocht, dat deze nieuwe gebreken niet vallen onder het bereik van de omzettingsverklaring uit januari 2021en dat [bedrijf 1] dus niet in verzuim is geraakt voor nieuwe gebreken waarover [betrokkene 2] heeft geapporteerd. Hij heeft benadrukt dat van elk gebrek zelfstandig getoetst moet worden of er ter zake van dat gebrek verzuim van [bedrijf 1] aanwezig is. Daarbij heeft [bedrijf 1] er op gewezen dat volgens de kantonrechter de wanprestatie van [bedrijf 1] blijkt uit het niet opgeleverd hebben van het werk in 2020 en dat die redenering dus niet geldt voor gebreken waarover [eisers] pas in 2023 heeft geklaagd. [bedrijf 1] heeft aangevoerd dat geklaagd wordt over gebreken terwijl [bedrijf 2] al in de woning aan het werk geweest is en werk dat onaf was ter hand genomen heeft, wat aan toerekenbaarheid aan [bedrijf 1] in de weg staat. Tot slot heeft hij verklaard dat [eisers] heeft nagelaten om te stellen waaruit blijkt dat de nieuwe gebreken onder de overeenkomst vallen.
3.7.
[eisers] heeft gesteld dat de eisvermeerdering ziet op dezelfde feitelijke en juridische grondslag als de oorspronkelijk ingestelde vordering, zodat geen sprake is van een nieuwe rechtsvordering en de verjaring van het vorderingsrecht is gestuit door de dagvaarding. [eisers] heeft benadrukt dat [bedrijf 1] niet verantwoordelijk gehouden wordt voor werkzaamheden verricht door [bedrijf 2] en dat in haar akte eisvermeerdering telkens in de voetnoot is vermeld waar de werkzaamheden overeengekomen zijn. [eisers] heeft er op gewezen dat uit het rapport onder het kopje ‘Aanleiding/Context onderzoek’ volgt dat [betrokkene 2] in zijn rapportage slechts heeft beoordeeld welke werkzaamheden [bedrijf 1] niet heeft verricht en welke gebreken hij in het verrichte werk van [bedrijf 1] heeft geconstateerd.
3.8.
De rechtbank stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat [bedrijf 1] in november 2020 de laatste werkzaamheden heeft uitgevoerd en dat [bedrijf 2] in de periode maart t/m mei 2021 herstelwerkzaamheden heeft uitgevoerd in de woning. Dit betekent dat tussen de werkzaamheden van [bedrijf 2] en het moment dat [betrokkene 2] onderzoek heeft gedaan, op 2 februari 2023, bijna twee jaar is verstreken. Niet is gesteld of gebleken dat [eisers] in de tussentijd over nieuwe gebreken heeft geklaagd bij [bedrijf 1] . [eisers] heeft weliswaar betwist dat dat noodzakelijk was omdat alles voortvloeit uit dezelfde feitelijke en juridische grondslag en door de oorspronkelijke dagvaarding de verjaring is gestuit, maar in dit betoog wordt zij niet gevolgd.
3.9.
De rechtbank zal hierna ingaan op de verschillende door [eisers] bij haar eisvermeerdering aangevoerde gebreken.
Centrale mechanische ventilatie
3.10.
[eisers] heeft aangevoerd dat de centrale mechanische ventilatie niet was afgemonteerd en niet was aangesloten op de buitenlucht, de wasruimte, het toilet, de zolder- en eerste verdieping, de begane grond, de badkamer en de keuken en dat een ventilatieventiel ontbreekt in de badkamer op de zolderverdieping.
3.11.
[bedrijf 1] heeft aangevoerd dat hij zich niet verbonden heeft tot het monteren van een centrale mechanische ventilatie in de wasruimte, de toiletten, op de eerste verdieping, op de begane grond, in de badkamer en in de keuken. Daarbij heeft hij aangevoerd dat het niet ging om renovatie van de woning maar om het uitvoeren van een verbouwing. Voorts heeft hij onder verwijzing naar meerdere bronnen betwist dat na renovatie centrale mechanische ventilatie verplicht is.
3.12.
In reactie hierop heeft [eisers] aangevoerd dat in de offerte [bedrijf 1] vermeld staat ‘werkzaamheden conform offerte; aanleg van badkamer en renoveren badkamer’. Zij heeft er verder op gewezen dat dus wel sprake was van een renovatie en werkzaamheden als schilderen, vervangen van tegels en dergelijke vallen, welke werkzaamheden behoren tot de opdracht. Voorts heeft [eisers] aangevoerd dat [bedrijf 1] wel een begin gemaakt heeft met het monteren van de centrale mechanische installatie, waaruit blijkt dat dit valt onder de overeengekomen werkzaamheden, maar dat niet in elke ruimte een afzuigunit is aangebracht en geen doorvoer naar buiten is aangelegd.
3.13.
[betrokkene 2] heeft in het rapport als toelichting hierbij gegeven dat wanneer een woning wordt gerenoveerd en alle beglazing wordt vervangen door dubbel glas en tochtstrippen, de woning mechanisch zal moeten worden geventileerd.
3.14.
De rechtbank stelt vast dat in de offerte en de eindafrekening van [bedrijf 1] niet wordt gesproken over centrale mechanische ventilatie. [eisers] hangt haar stelling op aan de mededeling van [betrokkene 2] dat bij renovatie en het vervangen van de beglazing door dubbel glas centrale mechanische ventilatie verplicht is. Ter onderbouwing van haar stelling dat sprake was van een renovatie wijst zij naar de vermelding in de offerte ‘renoveren badkamer’. Hieruit volgt volgens haar dat deze werkzaamheden onderdeel waren van de overeenkomst.
3.15.
Voor deze post is een bedrag van € 1.800,- aan herstelkosten begroot. Een klacht over dit onderdeel is echter niet opgenomen in de opsomming van gebreken die [eisers] als productie 4 bij de dagvaarding heeft overgelegd en ook niet in haar ingebrekestelling van 27 december 2020. [eisers] heeft er alleen over geklaagd dat de afzuiging in de douche op zolder niet juist is geïnstalleerd, omdat deze ‘van het plafond’ hangt. In zijn reactie hierop van 6 januari 2021 heeft [bedrijf 1] aangevoerd dat dit een kwestie was van het inschuiven van de zuigmond in het daarvoor aanwezige gat, maar dat dit eerder niet kon worden gedaan omdat de ruimte vol stond met dozen en niet toegankelijk was, maar dat het op verzoek alsnog zal worden gedaan. Niet is gesteld of gebleken dat [eisers] hiervoor nog een verzoek heeft gedaan aan [bedrijf 1] . Dit punt is ook niet teruggekomen bij de met [bedrijf 2] overeengekomen herstelwerkzaamheden. In dat licht wordt geoordeeld dat [eisers] onvoldoende heeft onderbouwd dat de aanleg van centrale mechanische ventilatie in het hele huis onderdeel was van de opdracht aan [bedrijf 1] . Om die reden kan ook niet worden geoordeeld dat sprake is van een gebrek in de werkzaamheden dat aan [bedrijf 1] kan worden toegerekend. Deze post komt niet voor vergoeding in aanmerking.
3.16.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat van een verplichting tot het aanbrengen van een mechanische ventilatie in dit geval geen sprake is.
Rioolontluchting
3.17.
[eisers] heeft aangevoerd dat zij hierover al eerder heeft geklaagd. Daarbij heeft zij gewezen op de klacht over de afzuiging in de douche die hiervoor ook is genoemd. Verder heeft [eisers] verklaard dat [bedrijf 1] een dakpan met doorvoer heeft achtergelaten in de woning ten behoeve van de bovendakse doorvoer en dat het ontbreken van een dakdoorvoer zorgt voor stankoverlast in de toiletten en de badkamers.
3.18.
[bedrijf 1] heeft gesteld dat hij zich niet heeft verbonden tot het aanbrengen van een rioolontluchting en dat de deskundige geen normen citeert waaruit de eisen die de deskundige formuleert zouden volgen.
3.19.
[betrokkene 2] heeft de herstelkosten voor dit onderdeel geraamd op € 300,00. Uit het rapport blijkt echter dat er wel een rioolontluchting was aangebracht benedendaks en met een te kleine diameter. Volgens [betrokkene 2] moet dit bovendaks worden aangebracht en een grotere diameter hebben voor een goede werking. Niet is gesteld of gebleken waarop die toelichting is gebaseerd. Om die reden wordt geoordeeld dat onvoldoende is onderbouwd dat sprake is van een gebrek dat aan [bedrijf 1] kan worden tegengeworpen.
Radiatoren begane grond
3.20.
[eisers] stelt dat zij eerder geklaagd heeft over het niet werken van de radiator en dat zij [bedrijf 2] gevraagd heeft radiatoren na te lopen omdat ze niet goed functioneerden.
3.21.
[bedrijf 1] heeft zich afgevraagd waarom [eisers] pas nu in 2023, drie winters na de omzettingsverklaring, klaagt over het niet werken van de radiatoren. Hij heeft gesteld dat [eisers] de installatie blijkbaar drie winters gebruikt heeft zonder klachten, zodat geen sprake was van een gebrek als gevolg van niet inregelen van de installatie. Verder betwist hij bij gebrek aan wetenschap dat [eisers] de installatie twee keer per jaar moest bijvullen en dat er sprake was van lekkage die aan hem kan worden toegerekend. Daarbij heeft hij er op gewezen dat [betrokkene 2] geen lekkage heeft geconstateerd.
3.22.
[betrokkene 2] begroot deze post op € 600,00. Hij heeft aangevoerd dat de radiatoren op de begane grond niet warm worden en als toelichting heeft hij vermeld dat de ketel en de centrale verwarming met vloerverwarming nog moeten worden ingeregeld, dat volgens opgaaf (van [eisers] ) er 2 keer per jaar moet worden bijgevuld en dat dat teveel is. Hij heeft geadviseerd om het leidingwerk te laten afpersen en de lekkage op te sporen. [bedrijf 1] voert aan dat het onbegrijpelijk is dat [eisers] nu pas klaagt en niet eerder heeft geklaagd. [eisers] verwijst naar haar klachtenlijst in productie 4. Hierin staat op pagina 17 vermeld dat de radiatoren achter niet reageren op de thermostaat en nooit uitgaan en op pagina 19 dat de CV installatie meermaals per week in foutmelding gaat en daarna geen warm water meer geeft. De rechtbank gaat er van uit dat het gebrek met de radiatoren in de woonkamer verholpen moet zijn nadat [bedrijf 2] twee radiatoren heeft vervangen in de woonkamer omdat deze lekten, hij de ontluchter en aftapper heeft vervangen en de CV heeft gevuld. Voor zover daarmee het probleem niet zou zijn verholpen valt niet te begrijpen dat [eisers] niet vaker heeft geklaagd bij [bedrijf 1] over het niet functioneren van de CV. Los daarvan kan niet worden beoordeeld in hoeverre een klacht bij [bedrijf 1] hierover nog gerechtvaardigd is na de herstelwerkzaamheden door [bedrijf 2] in mei 2021. De kosten van die herstelwerkzaamheden zijn al onderdeel van de onder 2 toegewezen herstelkosten. Voor toewijzing van nadere schadevergoeding is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gesteld of gebleken.
Isolatie kap
3.23.
In het rapport is vermeld ‘Geen dampdichte folie aan de binnenzijde van de geïsoleerde kap aangebracht. Geen dampopen folie op het dakbeschot aangebracht.’ Voor deze werkzaamheden is een bedrag van € 21.600,- begroot aan herstelkosten voor het vervangen van tengels, panlatten en pannen en het aanbrengen van spinvlies. [betrokkene 2] heeft in zijn toelichting vermeld dat het aanbrengen van dampdichte folie aan de binnenzijde zou betekenen het volledig verwijderen van de kapafwerking en de isolatie en dit opnieuw aanbrengen met een dampdichte folie aan de binnenzijde. Daarbij heeft hij verklaard dat dit door de luchtvochtigheid binnen tussen de 45% en 55 % te houden niet noodzakelijk is.
Verder heeft hij vermeld dat aan de buitenzijde wel een dampopen folie (spinvlies) moet worden aangebracht omdat het hier om een origineel pannendak gaat en dat het na zo’n 90 jaar vervuild is onder de pannen en dat panlaten door de nagels kantelen, wat kan leiden tot lekkages die in eerste instantie niet worden opgemerkt.
3.24.
[eisers] heeft er op gewezen dat uit de offerte van [bedrijf 1] blijkt dat hij zich heeft verplicht om de hele kap aan de binnenzijde te isoleren.
3.25.
[bedrijf 1] heeft aangevoerd dat uit zijn offerte en eindafrekening niet blijkt dat hij zich heeft verbonden om de folie aan te brengen. Verder heeft hij er op gewezen dat de noodzaak van het aanbrengen ook niet blijkt omdat [eisers] niet heeft geklaagd over lekkages.
3.26.
In de offerte staat vermeld ‘Isoleren van de hele kap aan de binnenzijde.’, maar niet is gesteld of gebleken dat dit moest gebeuren door het aanbrengen van dampdichte folie. Uit hetgeen [betrokkene 2] in zijn rapport heeft vermeld in de constatering en de toelichting achter het eerste gedachtestreepje blijkt dat de kap wel geïsoleerd en afgewerkt is. Om die reden kan niet worden geoordeeld dat de omstandigheid dat geen dampdichte folie is aangebracht een gebrek is in de werkzaamheden van [bedrijf 1] waardoor hij schadeplichtig is geworden. Voor het aanbrengen van isolatie aan de buitenkant (zoals thans wordt voorgesteld) is aan [bedrijf 1] geen opdracht gegeven. Deze kosten kunnen niet voor rekening van [bedrijf 1] worden gebracht.
Scheuren in vloertegel en voegwerk badkamer op zolder
3.27.
In het rapport is vermeld dat [betrokkene 2] heeft geconstateerd dat een vloertegel in de badkamer op de zolderverdieping is gescheurd, dat het voegwerk in de vloer en wand is gescheurd, dat er een plinttegel uitsteekt, dat de wastafelkraan uitsteekt en dat de designradiator scheef is opgehangen. In zijn toelichting merkt [betrokkene 2] daarbij op dat door het zetten van de woning na de verbouwing dit soort scheurtjes in de tegel en het voegwerk kunnen ontstaan. Als herstelwerkzaamheden raadt hij aan om de vloertegel te vervangen, het voegwerk uit te krabben en opnieuw aan te brengen, het inkorten van plinttegels, het binnenwerk (de rechtbank begrijpt van de kraan) door het slopen van de wand aan de wasruimtezijde opnieuw te monteren en de designradiator opnieuw op te hangen.
Voor deze herstelwerkzaamheden (herstel badkamer zolderverdieping) is een bedrag begroot van € 1.800,-.
3.28.
[eisers] heeft aangevoerd dat de scheur in de vloertegel van de badkamer en de scheur in het voegwerk van de vloer en de wand zich later hebben voorgedaan, maar dat dit niet vreemd is, omdat de douche niet werkte en pas veel later na herstel door [bedrijf 2] in gebruik genomen kon worden. Zij heeft benadrukt dat deze gebreken tijdens de mondelinge behandeling op 23 november 2022 ook al aan de orde zijn geweest.
3.29.
[bedrijf 1] heeft aangevoerd dat de punten waarover [eisers] nu klaagt al zichtbaar waren in april 2020 maar dat zij daarover niet eerder heeft geklaagd, zodat zij te laat geklaagd heeft. Verder heeft hij benadrukt dat deze werkzaamheden niet werden vermeld in de ingebrekestelling van 27 december 2020 en dus geen onderdeel uitmaken van de omzettingsverklaring van januari 2021 zodat er geen juridische grondslag is voor de vordering van schadevergoeding.
3.30.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de toelichting van [betrokkene 2] blijkt dat scheuren in tegels en voegwerk kunnen ontstaan door het zetten van de woning na de verbouwing. Reeds om die reden kan niet zonder meer worden geoordeeld dat sprake is van een gebrek dat aan [bedrijf 1] kan worden toegerekend.
Over de uitstekende plinttegel is geklaagd door [eisers] in de ingebrekestelling van 27 december 2020. In zijn reactie van 6 januari 2021 heeft [bedrijf 1] hierover verklaard dat [eisers] de door hem geplaatste plinttegels niet mooi vond, waarna deze zijn verwijderd en waarna [eisers] een hoge houten plint zou laten plaatsen door degene die de vloeren en de plinten voor haar zou verzorgen.
Vastgesteld kan worden dat dit gebrek onderdeel uitmaakte van de bekende gebreken ten tijde van de omzettingsverklaring waarvoor de herstelkosten al zijn berekend. [eisers] heeft niet of onvoldoende gesteld waarom dit gebrek niet eerder is hersteld. Daar komt bij dat die eerdere herstelwerkzaamheden ook al weer ruim twee jaar geleden zijn uitgevoerd en er ook nadien door [eisers] hierover niet is geklaagd. Er is daarom onvoldoende grond om de kosten voor dit herstel nu alsnog voor rekening van [bedrijf 1] te kunnen brengen.
3.31.
Voor de designradiator en de wastafelkraan geldt dat [eisers] niet heeft weersproken dat deze gebreken al zichtbaar waren in april 2020. Omdat [eisers] hierover niet eerder heeft geklaagd dan bij haar eisvermeerdering in 2023 wordt geoordeeld dat zij niet binnen bekwame tijd nadat zij het gebrek had ontdekt of redelijkerwijze had moeten ontdekken hierover heeft geklaagd. [eisers] heeft weliswaar aangevoerd dat hierover tijdens de mondelinge behandeling ook al is gesproken, maar uit de aantekeningen van de griffier van die zitting blijkt dat er is gesproken over ‘een scheve badkamer’. Hieruit kunnen de hierboven genoemde gebreken niet worden afgeleid.
Schoorsteen
3.32.
[betrokkene 2] heeft geconstateerd dat de schoorsteen doorslaat. Met een vochtmeter is volledige verzadiging gemeten. In zijn toelichting heeft hij aangevoerd dat de lekkage/doorslag vanaf de buitenzijde moet worden opgelost en dat dit moet worden geïnspecteerd met een hoogwerker. [betrokkene 2] heeft de kosten voor de werkzaamheden ‘lekkage/doorslag oplossen en afwerken binnenzijde’ begroot op een bedrag van € 1.200,-.
3.33.
[eisers] heeft gesteld dat [bedrijf 1] zich had verbonden om de schoorsteen te renoveren. Daarvoor heeft zij gewezen op de vermelding ‘schoorstenen bg/zolder wel’ op de eerste bladzijde van de offerte van [bedrijf 1] .
3.34.
[bedrijf 1] heeft gesteld dat hij zich niet had verbonden om de schoorsteen te renoveren. Hij heeft er op gewezen dat de schoorsteen ook niet vermeld wordt in de eindafrekening. Verder heeft hij verklaard dat hij er tijdens het sturen van de offerte niet mee bekend was dat de schoorsteen doorslaat. Hij heeft gesteld dat een schoorsteen die al gebrekkig was voordat hij aan het werk begon op grond van het bepaalde in artikel 7:760 lid 2 BW voor risico van [eisers] moet blijven.
3.35.
De rechtbank overweegt als volgt. Anders dan [eisers] heeft gesteld valt uit de bijgeschreven vermelding ‘schoorstenen bg/zolder wel’ niet af te leiden dat [bedrijf 1] zich heeft verbonden tot het
renoverenvan de schoorsteen. Dit klemt temeer nu in de eindafrekening geen bedrag genoemd wordt voor de schoorsteen, wat bij een renovatie van de schoorsteen wel te verwachten zou zijn. Om die reden wordt geoordeeld dat op dit punt geen sprake is van een gebrek dat aan [bedrijf 1] kan worden toegerekend. [bedrijf 1] is op dit punt niet schadeplichtig geworden.
Ontbreken doorvalbeveiliging
3.36.
[betrokkene 2] constateert in zijn rapport dat in de werkkamer linksvoor en de beide
slaapkamers een doorvalbeveiliging ontbreekt. Hij heeft uitgelegd dat een doorvalbeveiliging voorkomt dat men over de onderdorpel van het raamkozijn slaat naar buiten, dat de hoogte minimaal 85 cm vanaf de vloer moet zijn en dat dit kan worden bewerkstelligd door een glasplaat van veiligheidsglas te plaatsen of een metalen buis aan te brengen. Hij heeft de kosten begroot op € 600,-.
3.37.
[eisers] heeft gesteld dat de verplichting tot het aanbrengen van een doorvalbeveiliging volgt uit de opdracht om de kozijnen te renoveren en vervangen inclusief het glas.
3.38.
[bedrijf 1] heeft verklaard dat hij zich niet heeft verbonden om een doorvalbeveiliging te plaatsen.
3.39.
De rechtbank is van oordeel dat het aanbrengen van doorvalbeveiliging afzonderlijk overeengekomen had moeten worden tussen partijen. Niet is gesteld of gebleken dat dit is gebeurd. Om die reden kan dit niet als gebrek aan [bedrijf 1] worden toegerekend. Het enkele feit dat [bedrijf 1] geen werkzaamheden heeft geoffreerd die misschien uit veiligheidsoverwegingen wel hadden moeten worden uitgevoerd leidt bovendien niet tot schade aan de zijde van [eisers]
Afdekkap radiator
3.40.
Geconstateerd is dat een afdekkap van een radiator mist. De kosten hiervoor worden begroot op € 25,-.
3.41.
[eisers] heeft gesteld dat de zijkant van de radiator over de bovenkant moet vallen en dat die radiatorkap nog niet is vervangen.
3.42.
[bedrijf 1] heeft aangevoerd dat onduidelijk is welke afdekkap mist en dat uit het feit dat [eisers] de afdekkap nooit heeft vervangen en in het rapport wordt volstaan met een globale schatting van de herstelkosten blijkt dat [eisers] niet voornemens is de afdekkap te kopen, zodat geen sprake is van enige vermogensschade.
3.43.
De rechtbank is van oordeel dat [eisers] onvoldoende heeft toegelicht dat hier sprake is van een gebrek aan de zijde van [bedrijf 1] . Om die reden wordt deze post afgewezen.
Kraan, handdouche en uitloop bad niet vast
3.44.
[betrokkene 2] heeft geconstateerd dat de kraan, de handdouche en de uitloop van het bad niet vastzitten en dat de metalen drain is gevoegd met een keramische
Water Dichte (WD) voeg. In zijn toelichting heeft [betrokkene 2] vermeld dat volgens opgaaf (van [eisers] ) de kraan van het bad lekte en dat dit is verholpen via de gevel aan de buitenzijde. [betrokkene 2] heeft vermeld dat het bad tijdelijk moet worden verwijderd om de
kraan, handdouche en uitloop vast te kunnen zetten. Verder heeft hij verklaard dat een metalen drain met twee componenten kit behoort te worden afgewerkt om lekkage te voorkomen. De herstelkosten worden geraamd op € 1.500,-.
3.45.
[bedrijf 1] heeft aangevoerd dat uit de begroting van [bedrijf 2] voor herstelwerkzaamheden blijkt dat hij deze zaken zou verhelpen. Hij heeft gesteld dat voor zover deze zaken los zitten [eisers] zich tot [bedrijf 2] moet wenden omdat [betrokkene 2] het werk heeft beoordeeld zoals door [bedrijf 2] achter gelaten.
3.46.
[eisers] heeft gesteld dat [bedrijf 2] heeft geprobeerd de gebreken te herstellen maar dat hij daarbij geen garanties kon geven. Zij heeft verklaard dat de lekkage op dit moment is verholpen, maar dat de kraan scheef staat, beweegt en niet fraai is. Zij heeft verklaard dat herstel door [bedrijf 2] niet mogelijk is, tenzij alles wordt weggehaald en opnieuw wordt gemaakt. Er is sprake van een restschadepost zodat [eisers] deze post om die reden heeft opgenomen.
3.47.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de begroting van [bedrijf 2] van 20 februari 2021 blijkt dat ingrijpende herstelwerkzaamheden zijn uitgevoerd in de badkamer op de 1e etage, waaronder het opnieuw aansluiten van de bestaande badmengkraan en handdouche en het kitwerk. Uit de begroting van 8 mei 2021 blijkt dat [eisers] er uiteindelijk voor gekozen heeft het bad niet te laten wegnemen en herplaatsen.
Bij die stand van zaken, waarin al herstelwerkzaamheden zijn uitgevoerd door [bedrijf 2] , kan [eisers] de nu geconstateerde gebreken met betrekking tot de kraan en de handdouche niet meer aan [bedrijf 1] tegenwerpen. Zij dient zich daarvoor te wenden tot [bedrijf 2] .
Dak onder balkon niet duurzaam aangebracht
3.48.
[betrokkene 2] heeft geconstateerd dat het dak van de uitbouw onder het balkon niet duurzaam is aangebracht. Daarbij heeft hij verklaard dat het dak niet bereikt kan worden voor inspectie of onderhoud, dat een waterdichte (lood) aansluiting ontbreekt langs de achtergevel van de woning op het balkon, dat het balkon is aangetast door vocht en direct op de aanbouw is geplaatst en dat de achtergevel van de aanbouw op de bestaande berging staat. In zijn toelichting heeft hij aangevoerd dat door de aannemer de aanbouw is aangebracht zonder het balkon te verwijderen, dat hierdoor geen waterdichte loodaansluiting kan worden aangebracht op de achtergevel van de woning, dat de vloerbalken en delen van het balkon tijdelijk moeten worden verwijderd en aangetaste onderdelen moeten worden vervangen, dat de dakbedekking van de aanbouw en het nieuw aan te brengen balkon moeten worden geïntegreerd met elkaar en dat in de doorgang in de keuken een loodaansluiting vanaf het binnenspouwblad tot aan de buitenzijde moet
worden aangebracht. De kosten voor deze werkzaamheden worden geraamd op € 5.000,-.
3.49.
[eisers] heeft gesteld dat het plaatsen van een uitbouw onderdeel was van de opdracht aan [bedrijf 1] en dat daarbij de uitbouw onder het oude balkon door gebouwd is en het balkon deels als dak is gebruikt. Zij heeft verder aangevoerd dat het balkon tegen de buitenmuur aanhangt en dat door de uitbouw een deel van de buitenmuur binnenmuur is geworden. Zij heeft verklaard dat het zink dateert uit de jaren 30 en dat er gaten in het zink zaten welke zijn hersteld, maar dat er nog steeds water tussen het balkon en de muur naar binnen kan stromen, wat ook gebeurt als het hard regent. [eisers] heeft gesteld dat [bedrijf 1] heeft nagelaten aanpassingen aan het balkon te doen en dat als gevolg daarvan lekkage optreedt. Zij heeft verklaard dat tot op heden nog sprake is van lekkage in de keuken en dat de gehanteerde constructie niet deugdelijk is aangebracht door [bedrijf 1] , zodat hij tekort geschoten is in het nakomen van de overeenkomst.
3.50.
[bedrijf 1] heeft betwist dat het dak van de uitbouw onder het balkon niet duurzaam is aangebracht. Hij heeft benadrukt dat er gedurende de tijd dat hij in de woning heeft gewerkt geen lekkages zijn opgetreden. Hij heeft verklaard dat [eisers] het balkon in eigen beheer heeft vervangen en dat als sindsdien lekkages optreden dit voor rekening van [eisers] moet blijven of dat zij zich moet wenden tot degene die het balkon vervangen heeft.
3.51.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de overgelegde stukken blijkt dat het realiseren van de uitbouw tot de opdracht van [bedrijf 1] behoorde, maar werkzaamheden aan het balkon niet, ook niet in samenhang met het plaatsen van de uitbouw.
Voorts staat vast dat [bedrijf 2] in 2021 werkzaamheden aan het balkon heeft uitgevoerd en het zink heeft gemaakt c.q. vervangen. Ook heeft hij na rookdetectie openingen in het dak van de uitbouw gedicht. Om die reden wordt geoordeeld dat voorzover nu nog sprake is van lekkage [eisers] dit niet voor rekening van [bedrijf 1] kan brengen. Zij heeft onvoldoende concreet gemaakt waarom de genoemde lekkage het gevolg is van ondeugdelijk werk van [bedrijf 1] . Deze post zal worden afgewezen.
Tussenstijl inbouwmeterkast
3.52.
[betrokkene 2] heeft geconstateerd dat de tussenstijl van de inbouw (meter)kast boven de granito vloer zweeft. Hij heeft toegelicht dat dit kan worden verholpen door een onderdorpel aan te brengen. De kosten voor deze werkzaamheden worden geraamd op € 275,-.
3.53.
[eisers] heeft gesteld dat in de eindafrekening melding wordt gemaakt van extra werkzaamheden ombouw meterkast en dat de tussenstijl van de inbouwmeterkast ten onrechte zwevend is opgeleverd, terwijl de meterkast tot de grond zou komen.
3.54.
[bedrijf 1] heeft aangevoerd dat het maken van (de tussenstijl van) de inbouwkast niet in de offerte staat en niet in randnummer 7 van de dagvaarding waar [eisers] het meerwerk uitputtend heeft opgesomd, terwijl ze in punt 8 van de dagvaarding benadrukt dat ander meerwerk niet overeengekomen is.
3.55.
De rechtbank overweegt als volgt. Hierboven in r.o. 2.34 t/m 2.36 is al de ombouw van de meterkast aan de orde gekomen. Daar is geoordeeld dat niet is komen vast staan dat aan [bedrijf 1] is opgedragen de deuren niet zwevend op te leveren, dit met het oog op de overleg over de nog te leggen vloer. Ditzelfde geldt voor de tussenstijl. Bovendien had [eisers] hier al veel eerder over moeten klagen, omdat het zweven van de tussenstijl zichtbaar moet zijn geweest. [eisers] kan de kosten voor de aanpassing niet als schade op [bedrijf 1] verhalen.
Scharnieren en ventilatieroosters
3.56.
[betrokkene 2] heeft geconstateerd dat de beglazing is geplaatst in de bestaande
draaiende delen en dat hiervoor glaslatten geplaatst zijn, die zijn vastgezet met nieten en dat er geen beglazingsband is gebruikt. Hij heeft hierbij toegelicht dat doordat het glas dikker is, men de glaslatten op de buitenzijde van de ramen heeft moeten aanbrengen, waardoor ze gevoelig zijn voor aantasting en ze inbraakgevoeliger zijn. Verder heeft hij aangevoerd dat ventilatieroosters noodzakelijk zijn geworden door het aanbrengen van dubbel glas en tochtstrippen om te voorkomen dat de woning in een eigen vacuüm komt
en er geen ventilatie meer is. Hij heeft gesteld dat de ramen (vast, draai en uitzet) van de 1e
verdieping en de begane grond moeten worden vervangen. De kosten voor deze werkzaamheden worden geraamd op € 12.240,-.
3.57.
[eisers] heeft gesteld dat de scharnieren niet stevig genoeg zijn om de draaiende delen van de beglazing goed te laten werken. Verder heeft zij gesteld dat er geen ventilatieroosters zijn aangebracht in de beglazing. Zij heeft gesteld dat dit gebrek valt onder de werkzaamheden die uit hoofde van de overeenkomst aan [bedrijf 1] waren opgedragen.
3.58.
[bedrijf 1] heeft betwist dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming. Hij heeft aangevoerd dat het onduidelijk is waarom een eventuele verhoogde inbraakgevoeligheid tot vervanging van alle ramen zou moeten leiden ad € 12.2440,- exclusief btw. Hij heeft aangevoerd dat dit bedrag niet in verhouding staat tot het ‘gebrek’. Verder heeft hij aangevoerd dat uit kostenoverweging de bestaande draaiende delen zijn gebruikt om het dubbel glas in aan te brengen. Het nu vervangen van de draaiende delen zou een verbetering van de woning opleveren die niet is overeengekomen. [bedrijf 1] betwist dat de scharnieren niet stevig genoeg zijn en hij heeft er op gewezen dat het aannemelijker is dat de woning zakt door ouderdom en verkeerstrillingen en dat de ramen daardoor mogelijk moeilijk open- en dichtgaan. Over de glaslatten heeft [bedrijf 1] benadrukt dat [betrokkene 2] geen eigen onderzoek heeft gedaan en is afgegaan op wat [eisers] heeft verklaard, terwijl iets dat niet zichtbaar is ook geen negatieve effecten bewerkstelligt en niet als gebrek kan worden aangemerkt. Gelet op de omstandigheid dat [eisers] kennelijk een video heeft gemaakt tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden heeft bovendien te gelden dat zij met dit gebrek bekend was en te laat geklaagd heeft.
3.59.
De rechtbank is van oordeel dat [eisers] niet voldoende onderbouwd heeft gesteld dat de werkzaamheden niet zijn uitgevoerd zoals deze met [bedrijf 1] zijn overeengekomen. Voor zover alsnog ventilatieroosters zouden moeten worden aangebracht geldt dat deze werkzaamheden niet door [bedrijf 1] in rekening zijn gebracht. Er is daarom op dit punt geen sprake van schade van [eisers]
Actieve lekkage berging en aansluitingen hemelwaterafvoeren op riolering
3.60.
[betrokkene 2] heeft geconstateerd dat er sprake is van een actieve lekkage van de aanbouw de berging in. Verder heeft hij opgemerkt dat de hemelwaterafvoeren niet zijn
aangesloten op de riolering. In zijn toelichting heeft hij vermeld dat er een ingeslepen waterdichte (lood) aansluiting ontbreekt en dat alle hemelwaterafvoeren moeten worden aangesloten op de riolering of op een grindput. Daarbij heeft hij aangevoerd dat volgens opgaaf van [eisers] aan de berging niets is gedaan door [bedrijf 1] , dat alleen de goot en de hemelwaterafvoer zijn aangebracht. De kosten voor deze werkzaamheden worden geraamd op € 1.200,-;
3.61.
[eisers] heeft gesteld dat sprake is van een actieve lekkage en dat dit gebrek valt onder de aan [bedrijf 1] opgedragen werkzaamheden. Zij heeft betwist dat het balkon verwijderd is en heeft er op gewezen dat [bedrijf 2] alleen de gaten in het zink heeft gedicht. Over de hemelwaterafvoeren heeft zij aangevoerd dat [betrokkene 2] heeft gezegd dat deze op het riool moeten worden aangesloten.
3.62.
[bedrijf 1] heeft gesteld dat de lekkage pas is ontstaan nadat [eisers] in eigen beheer het balkon heeft verwijderd. Over de hemelwaterafvoeren heeft hij gesteld dat het niet nodig is om deze aan te sluiten op het riool zodat geen sprake is van een gebrek.
3.63.
De rechtbank overweegt over de lekkage als volgt. Uit de toelichting van [betrokkene 2] blijkt dat [eisers] heeft meegedeeld dat [bedrijf 1] niets aan de berging heeft gedaan, behalve het aanbrengen van de goot en de hemelwaterafvoer. Uit de overgelegde foto’s lijkt sprake te zijn van een lekkage op de aansluiting van de berging op de woning en uit de toelichting van [betrokkene 2] blijkt dat de lekkage komt omdat een ingeslepen waterdichte lood(aansluiting) ontbreekt. Omdat aan [bedrijf 1] geen werkzaamheden zijn opgedragen met betrekking tot de berging behalve het aanbrengen van een goot en hemelwaterafvoer omdat deze als gevolg van het plaatsen van de uitbouw verplaatst moesten worden, wordt geoordeeld dat deze lekkage geen gebrek is dat aan [bedrijf 1] kan worden toegerekend.
3.64.
Over de hemelwatervoeren overweegt de rechtbank als volgt. [eisers] heeft onvoldoende onderbouwd dat het niet aansluiten van de hemelwaterafvoeren op de riolering of een grindpunt moet worden aangemerkt als een gebrek dat aan [bedrijf 1] kan worden tegengeworpen. De enkele mededeling van [betrokkene 2], zonder nadere onderbouwing, is daarvoor niet voldoende. Ook deze post wordt afgewezen.
Wasemkap
3.65.
[betrokkene 2] heeft geconstateerd dat de wasemkap geveldoorvoer binnen 2 meter
van de erfgrens is aangebracht, wat wettelijk niet is toegestaan. Verder heeft hij geconstateerd dat de lekkageplek in het plafond van de keuken een gemeten vochtgehalte van 72,1% heeft en dat er een gat zit onder het keukenblok rechtsachter.
In zijn toelichting heeft hij verklaard dat de wasemkap moet worden omgebouwd of vervangen door een recirculatiekap en dat de geveldoorvoer moet worden dichtgezet en dat bij de kostenraming wordt uitgegaan van vervangen. Over de vochtplek heeft hij aangevoerd dat de lekkageplek over 6 maanden nogmaals moet worden gemeten om na te gaan of de lekkage is verholpen. Verder heeft hij verklaard dat de vaatwasser tijdelijk moet worden gedemonteerd om na te gaan of de isolatie en de dampdichte folie juist zijn aangebracht. Wanneer dit in orde is moet de voorzetwand aan de binnenzijde worde afgewerkt. De kosten voor deze werkzaamheden heeft hij geraamd op € 1.500,-.
3.66.
[eisers] heeft gesteld dat uit de eindafrekening van [bedrijf 1] onder meerwerk blijkt dat het inbouwen van de afzuigkap onder de overeenkomst viel. Over het gat in de gipsplaat (de rechtbank begrijpt: onder het keukenblok rechtsachter) heeft zij gesteld dat dit valt terug te voeren op het stucwerk van de hele woning en het plaatsen van de uitbouw.
3.67.
[bedrijf 1] heeft gesteld dat de wasemkap en de elektronica buiten de overeenkomst vielen.
3.68.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de als productie 26 overgelegde eindafrekening van [bedrijf 1] volgt dat het inbouwen van de afzuigkap onder het meerwerk viel. Van [bedrijf 1] mag worden verwacht dat hij bekend is met het bouwbesluit en de daarin opgenomen eisen voor de afvoer van de wasemkap. Nu niet is weersproken dat de wasemkap binnen twee meter uit de erfgrens naar buiten toe uitblaast staat het gebrek vast. Over de lekkageplek in de keuken wordt geoordeeld dat weliswaar een hoog vochtpercentage is gemeten maar dat [eisers] onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat sprake is van een lekkage die aan [bedrijf 1] kan worden toegerekend. Ook over het genoemde gat onder het keukenblok heeft [eisers] haar stelling dat dit een gebrek is dat aan [bedrijf 1] kan worden toegerekend onvoldoende onderbouwd. Tot slot is voor de door [betrokkene 2] voorgestelde tijdelijke demontage van de vaatwasser om na te gaan of isolatie en dampdichte folie juist zijn aangebracht, geen enkele grond aangevoerd voor de noodzaak daarvoor, laat staan dat die noodzaak zou zijn terug te voeren op ondeugdelijk werk van [bedrijf 1] , zodat hieraan voorbij gegaan wordt. De rechtbank begroot de kosten voor het aanpassen van de wasemkap met inachtneming van de begroting van [betrokkene 2] van alle hier genoemde werkzaamheden in goede justitie op € 1.250,00 inclusief btw.
Conclusie
3.69.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen en beslist onder 3. volgt dat van de gebreken die [eisers] bij haar eisvermeerdering heeft ingebracht alleen het gebrek van de wasemkap aan [bedrijf 1] wordt toegerekend. Gelet op de omvang van dit gebrek in relatie tot de andere in het rapport van [betrokkene 2] genoemde gebreken zal de gevorderde vergoeding van de kosten voor het opstellen van het rapport van [betrokkene 2] worden afgewezen. Dit betekent dat de vordering van [eisers] voor een totaal bedrag van € 20.649,61inclusief btw (€ 19.399,61 + € 1.250) zal worden toegewezen.
Proceskosten
3.70.
Omdat partijen over en weer deels in het (on)gelijk zijn gesteld ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten zo te compenseren dat ieder van hen de eigen kosten draagt.

4.de beoordeling van de vordering in reconventie

4.1.
[bedrijf 1] heeft gevorderd dat [eisers] wordt veroordeeld tot betaling van € 15.429,50 inclusief btw, zijnde het openstaande bedrag van de aanneemsom. Daarbij heeft hij gesteld dat [eisers] hem niet meer heeft toegelaten om zijn werkzaamheden af te maken en sprake is van schuldeisersverzuim en zij niet het recht heeft om haar betaalverplichting op te schorten en ook de overeenkomst niet mag ontbinden.
4.2.
In het tussenvonnis van 19 januari 2023 heeft de kantonrechter geoordeeld dat [bedrijf 1] toerekenbaar tekort geschoten is in het nakomen van zijn verplichtingen uit de overeenkomst. Daarbij heeft de kantonrechter onder meer overwogen dat het werk een jaar na aanvang van de werkzaamheden niet af en opgeleverd was, terwijl vaststaat dat [eisers] [bedrijf 1] meerdere keren heeft gewezen op herstelpunten en hem heeft gevraagd de werkzaamheden af te ronden en dat als onvoldoende weersproken vaststaat dat [bedrijf 1] zelf tot beëindiging van het project wilde komen. Hieruit volgt dat [bedrijf 1] zelf al in verzuim verkeerde zodat het beroep op schuldeisersverzuim aan de kant van [eisers] niet opgaat. Zeker in het licht van de vaststelling dat [bedrijf 1] zelf tot beëindiging van het project wilde komen, was het [eisers] toegestaan de overeenkomst te beëindigen. Er was een aanneemsom overeengekomen van € 136.400,- en [eisers] heeft onweersproken verklaard dat zij (inclusief overeengekomen meerwerk) € 141.057,- heeft betaald. In de dagvaarding heeft zij in randnummer 7 nog een lijst van meerwerkposten genoemd die zij heeft erkend.
4.3.
[eisers] heeft verweer gevoerd. Zij heeft gesteld dat de vordering op grond van verrekening teniet gaat, zodat de vordering van [bedrijf 1] moet worden afgewezen. [eisers] heeft verder aangevoerd dat [bedrijf 1] herhaaldelijk in de gelegenheid was gesteld herstelwerkzaamheden te verrichten maar dat heeft nagelaten, waardoor hij heeft bijgedragen aan de schade van [eisers] en dat mede gelet op de gehele duur van de werkzaamheden het onredelijk zou zijn als [eisers] nog een bedrag van € 15.429,50 aan [bedrijf 1] verschuldigd zou zijn.
4.4.
In randnummer 7 van de dagvaarding erkent [eisers] de volgende onvoorziene meerwerkposten (bedragen inclusief btw):
elektrische dakramen € 4.235,00
plaatsen nieuwe cv ketel (minus bedrag al in offerte) € 3.025,00
voorbereiden plaatsing airco € 726,00
oude trap verwijderen, afvoeren, plaatsen nieuwe trap
herstel vloeren totaal € 4.175,00
meerwerk separaat toilet in hal € 907,50
beplaten gehele begane grond € 2.420,00
extra werkzaamheden ombouw meterkast € 1.089,00
dichtmaken raam naast haldeur € 544,50
inbouwen van afzuigkap € 665,00
vloerverwarming voor keuken en badkamers
€ 2.299,00
Totaal € 20.086,50 (RB: € 20.086,
)
4.5.
In de eindafrekening (productie 26) zijn de volgende bedragen voor deze posten in rekening gebracht:
a. elektrische dakramen € 3.500,00
b. plaatsen nieuwe cv ketel (minus bedrag al in offerte) € 2.500,00
c. voorbereiden plaatsing airco € 600,00
d. oude trap verwijderen, afvoeren, plaatsen nieuwe trap
herstel vloeren totaal € 3.000,00
e. meerwerk separaat toilet in hal € 750,00
f. beplaten gehele begane grond € 2.000,00
g. extra werkzaamheden ombouw meterkast € 900,00
h. dichtmaken raam naast haldeur € 450,00
i. inbouwen van afzuigkap € 550,00
j. vloerverwarming voor keuken en badkamers € 1.900,00
In totaal dus een bedrag van € 16.150,- (inclusief btw). In de eindafrekening staan nog meer meerwerkposten vermeld, maar deze worden niet door [eisers] erkend en [bedrijf 1] heeft onvoldoende onderbouwd gesteld dat dit meerwerk is overeengekomen.
4.6.
De hiervoor genoemde werkzaamheden zijn werkzaamheden waarvan uit de overgelegde stukken voldoende blijkt dat deze daadwerkelijk zijn uitgevoerd. Dit betekent dat [bedrijf 1] recht heeft op vergoeding van deze werkzaamheden. Nu het door [bedrijf 1] gevorderde bedrag valt binnen het bedrag dat voor de erkende posten uiteindelijk gefactureerd is, zal het gevorderde bedrag van € 15.429,50 worden toegewezen.
4.7.
[bedrijf 1] heeft een beroep gedaan op verrekening van de vorderingen in conventie en in reconventie. In conventie is geoordeeld dat [bedrijf 1] een bedrag van € 20.649,61 moet voldoen aan [eisers] als schadevergoeding voor de vastgestelde gebreken. Als op dat bedrag het nog openstaande door [bedrijf 1] gevorderde bedrag van € 15.429,50 in mindering wordt gebracht moet [bedrijf 1] per saldo nog een bedrag van € 5.220,11 aan [eisers] voldoen. Omdat hiermee de vordering van [bedrijf 1] teniet gaat, zal deze worden afgewezen.
4.8.
De rechtbank ziet aanleiding de proceskosten in reconventie eveneens te compenseren.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt [bedrijf 1] tot betaling van een schadevergoeding van € 5.220,11 (vijfduizend tweehonderdtwintig euro en elf eurocent) aan [eisers] , te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 mei 2021 tot aan de dag van algehele betaling;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
5.5.
wijst het gevorderde af;
5.6.
compenseert de proceskosten in die zin dat ieder partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2024. [1]

Voetnoten

1.type: 1155