Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 23 augustus 2023 met de daarin genoemde stukken
- de akte wijziging eis in reconventie zijdens de vrouw van 13 november 2023
- de brief en B-formulier van mr. Thieme voornoemd van 14 november 2023 met producties 19-24
- de brief en B-formulier van mr. Thieme voornoemd van 16 november 2023 met producties 25-30
- het B-formulier van mr. Meghoe voornoemd van 17 november 2023 houdende bezwaar tegen overlegging producties 25 t/m 30 door de advocaat van de man
- de mondelinge behandeling van 24 november 2023.
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
[de vrouw] te veroordelen om aan eiser te voldoen, de somma van € 2.455,13 uit hoofde van de door de man betaalde woonlasten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 januari 2019 tot aan de dag van algehele voldoening, althans een zodanig bedrag dat uw Rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
[de vrouw] te veroordelen om aan eiser te voldoen, de somma van € 4.713,02 uit hoofde van haar gebruik van de gezamenlijke rekening, te venneerderen met de wettelijke rente vanaf 14 januari 2019 tot aan de dag van algehele voldoening, althans een zodanig bedrag dat uw Rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
[de vrouw] te veroordelen om aan eiser te voldoen, de somma van € 2.025,10 uit hoofde van de ten behoeve van de vrouw betaalde premies levensverzekering, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 januari 2019 tot aan de dag van algehele voldoening, althans een zodanig bedrag dat uw Rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
[de vrouw] te veroordelen om aan eiser te voldoen, de somma van € 6.559,39 uit hoofde van de door haar ontvangen uitkering van de Nationale Nederlanden, te venneerderen met de wettelijke rente vanaf 3 oktober 2022 tot aan de dag van algehele voldoening, althans een zodanig bedrag dat uw Rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
[de vrouw] te veroordelen om aan eiser te voldoen, de somma van € 8.675,00 uit hoofde van overbedeling van de vrouw ten aanzien van de inboedel, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 januari 2019 tot aan de dag van algehele voldoening, althans een zodanig bedrag dat uw Rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
[de vrouw] te veroordelen om aan eiser te voldoen, de somma van € 2.498,18 uit hoofde van de door de man betaalde verblijfsoverstijgende lasten van [betrokkene 1] , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2020 tot aan de dag van algehele voldoening, althans een zodanig bedrag dat uw Rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
[de vrouw] te veroordelen in de kosten van deze procedure, de buitengerechtelijke kosten ten belope van € 1.044,26 en de nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening, een en ander, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad.
in reconventie
[de man] na verrekening te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 688,14 (€ 2849,84 - € 1967,00 - € 194,70) aan [de vrouw] ;
[de man] te veroordelen om het ingevulde overdrachtsformulier van de uitvaartverzekering binnen 14 dagen na het te wijzen vonnis te ondertekenen op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag voor iedere dag dat hij dat nalaat;
[de man] te veroordelen in de kosten van deze procedure en de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten indien betaling binnen 14 dagen na het in deze te wijzen vonnis uitblijft.
4.De beoordeling
in conventie
ex aequo et bonozal worden gesteld op € 1.000,-.
Ter beëindiging van de onzekerheid c.q. geschillen stellen partijen vast dat zij ter zake van de kosten van de huishouding niets van elkaar te vorderen hebben. Over en weer zijn ook geen vergoedingsrechten ontstaan. Dit artikel van het convenant houdt op dit onderdeel een vaststellingsovereenkomst in”. Deze vordering van de man zal dan ook worden afgewezen.
tot verdeling van de inboedel, zonder verrekening. Zij verlangen daarvan geen omschrijving en waardering”. Dat zij achteraf wel tot omschrijving c.q. waardering zijn overgegaan, maakt het voorgaande niet anders. Dat leidt ertoe dat ook deze vordering zal worden afgewezen.
helftvan de door de man betaalde premie voor de uitvaartverzekering over de periode januari 2020-juni 2023, zijnde (€ 389,40 / 2 =) € 194,70. De rechtbank overweegt als volgt.
– zoals de man terecht aanvoert – op grond van de beschikking van deze rechtbank van 26 februari 2020 dat de vrouw deze kosten met ingang van 1 januari 2020 dient te betalen, hetgeen zij, met uitzondering van een bijdrage van € 140,- in de kosten van het telefoonabonnement, niet gedaan heeft. De vordering van de man ligt voor het overige
(€ 2.498,18 -/- 140 = 2.358,18)voor toewijzing gereed. De rechtbank acht de hoogte van het bedrag door de vrouw onvoldoende weersproken. Dat de uitvaartverzekering niet eerder is overgezet, doet daaraan niet toe of af.
NJ2003, 467) het volgen van de verzoekschriftprocedure als dwingend voorgeschreven moet worden beschouwd. Dat betekent dat de vrouw in deze vordering in deze procedure niet kan worden ontvangen.