ECLI:NL:RBNHO:2024:2619

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
10587087 \ CV EXPL 23-4080
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot betaling op basis van niet-bestaande overeenkomst

In deze civiele procedure heeft [bedrijf 1], handelend onder de naam [bedrijf 1], een vordering ingesteld tegen [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 3.086,00, vermeerderd met rente en kosten, op basis van een veronderstelde overeenkomst voor coaching sessies. [gedaagde] heeft de overeenkomst betwist en de kantonrechter heeft de vordering afgewezen. De kantonrechter oordeelt dat niet is komen vast te staan dat er een overeenkomst tot stand is gekomen die [gedaagde] verplicht om het gevorderde bedrag aan [bedrijf 1] te betalen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst alleen door KM Community is ondertekend en dat [bedrijf 1] niet als partij in de overeenkomst is genoemd. Bovendien zijn de overgelegde WhatsApp-berichten niet voldoende om een verplichting van [gedaagde] aan [bedrijf 1] te onderbouwen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van [bedrijf 1] niet kan worden toegewezen en heeft [bedrijf 1] in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 10587087 \ CV EXPL 23-4080
Vonnis van 20 maart 2024
in de zaak van
[eiser], handelend onder de naam [bedrijf 1],
te [plaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [bedrijf 1],
gemachtigde: [gemachtigde],
tegen
[gedaagde],
te [plaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. J.H. Heerebout.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil in het kort

2.1.
[bedrijf 1] spreekt [gedaagde] aan tot betaling van een bedrag van € 3.086,00 met rente en kosten op grond van een overeenkomst voor coaching sessies. [gedaagde] betwist de overeenkomst. De kantonrechter wijst de vordering af omdat niet is komen vast te staan dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen die [gedaagde] verplicht om het gevorderde bedrag aan [bedrijf 1] te betalen.

3.De feiten

3.1.
[bedrijf 1] stelt een overeenkomst te hebben gesloten met [gedaagde]. Ter onderbouwing verwijst zij naar het hierna als afbeelding ingevoegde document (productie 2 bij dagvaarding). De overeenkomst is alleen namens KM community ondertekend. Ten behoeve van de publicatie van het vonnis zijn in de afbeelding de handtekening en de niet relevante persoonlijke gegevens verwijderd.
{AFBEELDING 1}

4.Het geschil

4.1.
[bedrijf 1] vordert - samengevat ‑ dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt om aan [bedrijf 1] te betalen een bedrag van € 3.086,00 te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf 14 maart 2022 tot de dag van algehele betaling en met de incasso- en proceskosten.
4.2.
[gedaagde] Lamniaï voert verweer. [gedaagde] Lamniaï concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [bedrijf 1], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [bedrijf 1], met veroordeling van [bedrijf 1] in de kosten van deze procedure.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
[bedrijf 1] baseert haar vordering op een overeenkomst met [gedaagde]. [gedaagde] betwist dat tussen haar en [bedrijf 1] een overeenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan hij aan [bedrijf 1] een bedrag van meer dan € 3.000,00 verschuldigd zou zijn.
5.2.
Het verweer van [gedaagde] slaagt. [bedrijf 1] verwijst ter onderbouwing van haar vordering namelijk naar een overeenkomst waarvan hiervoor onder 3.1 een afbeelding is ingevoegd. Nog daargelaten dat deze overeenkomst niet door [gedaagde] is ondertekend, wordt [bedrijf 1] in deze overeenkomst niet genoemd. Als bedrijfsnaam van de kennelijke wederpartij van [gedaagde] staat vermeld: “[bedrijf 2]”. Ook het KVK nummer dat in deze overeenkomst staat vermeld is niet het KVK-nummer van [bedrijf 1]. Zonder nadere toelichting, die niet door [bedrijf 1] is gegeven, valt daarom niet te begrijpen dat [bedrijf 1] op basis van deze overeenkomst iets te vorderen heeft van [gedaagde]. [bedrijf 1] verwijst naar een factuur voor de “aanbetaling” maar ook deze factuur ‑ wat daar verder van zij ‑ staat niet op naam van [bedrijf 1], maar van KM Community. De stelling van [bedrijf 1] bij repliek dat dit niet uitmaakt, begrijpt de kantonrechter niet, omdat [bedrijf 1] naar deze factuur verwijst ter onderbouwing van de gestelde overeenkomst.
5.3.
Ook uit de door [bedrijf 1] overgelegde Whats-app berichten blijkt op geen enkele wijze dat [gedaagde] zich ten opzichte van [bedrijf 1] verplicht zou hebben tot betaling van het in deze procedure gevorderde bedrag. Nergens in deze berichten wordt verwezen naar een overeenkomst, laat staan naar een overeenkomst met [bedrijf 1].
5.4.
Voor zover uit de door [bedrijf 1] ter onderbouwing van haar stellingen overgelegde stukken al een overeenkomst zou kunnen worden afgeleid is dat niet een overeenkomst met [bedrijf 1]. Hoewel [gedaagde] hier in zijn antwoord al op heeft gewezen, heeft [bedrijf 1] hier bij repliek geen uitleg voor gegeven. Om die reden wordt het (algemeen geformuleerde) bewijsaanbod van [bedrijf 1] gepasseerd. Dit betekent dat de vordering zal worden afgewezen. De andere verweren van [gedaagde] kunnen onbesproken blijven.
5.5.
[bedrijf 1] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. [gedaagde] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging. Het hierna vastgestelde salaris dient te worden verrekend met de op grond van de Wet op de Rechtsbijstand aan de gemachtigde toegekende vergoeding.
5.6.
De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
476,00
(2,00 punten × € 238,00)
- nakosten
119,00
Totaal
595,00

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst de vorderingen van Minic E-CommerceMinic E-Commerce af,
6.2.
veroordeelt [bedrijf 1] in de proceskosten van € 595,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
6.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2024.