ECLI:NL:RBNHO:2024:2713

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 januari 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
10806556 \ CV EXPL 23-3873
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in verstekzaak sociale huur met ambtshalve toetsing van algemene voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaandam, op 11 januari 2024 een tussenvonnis gewezen in een verstekzaak betreffende sociale huur. De eisende partij, Stichting Zaandams Volkshuisvesting (ZVH), heeft de gedaagde partij gedagvaard, die niet is verschenen. De kantonrechter heeft ambtshalve de algemene huurvoorwaarden van de huurovereenkomst met de gedaagde partij beoordeeld. Hierbij is gekeken naar de eerlijkheid van de bedingen in de algemene voorwaarden in het licht van de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat bepaalde bedingen, zoals de rentebedingen en het boetebeding, oneerlijk zijn ten opzichte van de consument. Dit is in strijd met de goede trouw en verstoort het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van partijen. De kantonrechter is voornemens deze bedingen te vernietigen, maar geeft de eisende partij de gelegenheid om zich hierover uit te laten. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling op 8 februari 2024.

De beslissing van de kantonrechter benadrukt het belang van een zorgvuldige toetsing van algemene voorwaarden in huurcontracten, vooral wanneer deze bedingen potentieel onredelijk bezwarend zijn voor de consument. De uitspraak is een belangrijke reminder voor verhuurders om ervoor te zorgen dat hun algemene voorwaarden in overeenstemming zijn met de wettelijke vereisten en de bescherming van consumentenrechten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaandam
Zaaknr./rolnr.: 10806556 \ CV EXPL 23-3873
Uitspraakdatum: 11 januari 2024
Tussenvonnis in de zaak van:
Stichting Zaandams Volkshuisvesting (ZVH)
te Zaandam
de eisende partij
gemachtigde: [gemachtigde]
tegen
[gedaagde]
te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

Ambtshalve toetsing van:Algemene Huurvoorwaarden Huurovereenkomst zelfstandige woonruimte
2.1.
De kantonrechter moet ambtshalve beoordelen of op de overeenkomst met de gedaagde partij algemene voorwaarden van toepassing zijn en zo ja, of daarin geen bedingen zijn opgenomen die oneerlijk zijn ten opzichte van een consument, in de zin van artikel 3 van de
Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn). Dit artikel is in het Nederlandse recht tot uitdrukking gebracht in artikel 6:233 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW), waarin kort gezegd is bepaald dat een beding dat onredelijk bezwarend is, vernietigbaar is.
2.2.
De kantonrechter moet in dit verband beoordelen of bedingen, waaraan een consument gebonden is zonder dat daarover afzonderlijk is onderhandeld, in strijd met de goede trouw het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoren. In dat geval moet de kantonrechter daar consequenties aan verbinden, met de bedoeling dat de consument erop kan vertrouwen dat de ‘kleine lettertjes’ niet oneerlijk voor hem uitpakken – en dat hij wordt beschermd als hij zijn handtekening heeft gezet onder een overeenkomst waarin oneerlijke bedingen blijken te zijn opgenomen.
2.3.
De kantonrechter voegt hier nog aan toe dat het gaat om een beoordeling van de bedongen afspraken, die de rechten en plichten van partijen over en weer vastleggen en waar de consument door het sluiten van de overeenkomst contractueel aan kan worden gehouden. Of de eisende partij de consument ook daadwerkelijk aan die afspraken houdt, of in de praktijk alleen naleving van wettelijke bepalingen verlangt, is in dit verband niet relevant. De omstandigheid dat een eisende partij alleen een beroep doet op wettelijke bepalingen ontslaat de kantonrechter namelijk niet van de verplichting om ambtshalve te toetsen. In dat laatste geval heeft de eisende partij ook geen recht op de gevorderde wettelijke vergoeding. [1] Dat geldt voor de gevorderde hoofdsom, maar ook voor bijkomende vorderingen, zoals de gevorderde vergoedingen voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten of rente.
2.4.
Samenvattend moet de kantonrechter in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
Huurprijswijzigingsbeding
2.5.
Artikel 5.1 van de huurovereenkomst betreft een huurprijswijzigingsbeding. Omdat het beding verwijst naar de wettelijke regels omtrent het wijzigen van de huurprijs, is de kantonrechter van oordeel dat voornoemd artikel als niet oneerlijk kan worden beschouwd.
Buitengerechtelijke incassokosten, rente en proceskosten
2.6.
In de Algemene Huurvoorwaarden zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen:

6.1. (…) Vanaf de eerste dag van de maand of met ingang van de dag volgend op de afgesproken dag van incasso, is huurder voor de termijn voor die maand in verzuim. De huurder is dan wettelijke rente verschuldigd.

13.1. Indien één der partijen in verzuim is met de nakoming van enige verplichting, welke volgens de wet en/of de huurovereenkomst op hem rust en daardoor door de andere partij gerechtelijke en/of buitengerechtelijke maatregelen moeten worden genomen, zijn alle daaruit voortvloeiende kosten voor rekening van die ene partij.
13.2.
Indien één van de partijen een overeengekomen verschuldigd bedrag niet volledig en stipt op de uiterlijke betaaldatum voldoet, dan verkeert deze partij direct vanaf de uiterlijke vervaldag in verzuim en is deze partij vanaf die dag de wettelijke rente verschuldigd.
Daarnaast is de partij die in verzuim verkeert en die een natuurlijk persoon is, niet handelend in de uitvoering van beroep of bedrijf, een vergoeding verschuldigd voor de redelijke incassokosten, zulks met in acht neming van artikel 6:96, leden 2 tot en met 6 van het Burgerlijk Wetboek. De hoogte van de verschuldigde incassokosten wordt berekend conform artikel 2 van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, waarbij tenminste het aldaar opgenomen minimumbedrag van € 40,00 verschuldigd zal zijn. (…)

15. Indien huurder enige bepaling uit deze Algemene Huurvoorwaarden overtreedt, is huurder aan verhuurder een onmiddellijk opeisbare boete te betalen van € 2.500,00,-, onverminderd de verplichting van huurder om alsnog overeenkomstig deze Algemene Huurvoorwaarden te handelen en onverminderd het recht van verhuurder op nakoming en/of schadevergoeding en/of ontbinding van de huurovereenkomst en/of ontruiming van het gehuurde. Dit algemene boetebeding is niet van toepassing, indien aan overtreding van een van de verplichtingen uit deze Algemene Huurvoorwaarden een specifiek boetebeding is gekoppeld. Deze boete zal, zonder rechterlijke tussenkomst voor elke dag waarin de overtreding voortduurt, verschuldigd zijn.’
2.7.
De rentebedingen in artikel 6.1 en 13.2, eerste alinea, van de Algemene Huurvoorwaarden zijn in overeenstemming met de regeling in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Deze bedingen zijn daarom op zichzelf voor wat betreft de verschuldigdheid van rente niet oneerlijk.
2.8.
Het incassobeding in artikel 13.2, tweede alinea van de Algemene Huurvoorwaarden verwijst naar de (deels) dwingendrechtelijke regeling in artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Op zichzelf is dit dan ook geen oneerlijk beding.
2.9.
In combinatie met artikel 13.1 en het boetebeding in artikel 15 van de Algemene Huurvoorwaarden zijn de rente- en incassobedingen in artikel 6.1 en 13.2 van de Algemene Huurvoorwaarden wel oneerlijk. Het boetebeding wijkt immers ten nadele van de consument aanzienlijk af van de aanvullend rechtelijke bepalingen in artikel 6:92 BW. Bovendien kunnen op grond van artikel 13.1 van de Algemene Huurvoorwaarden daarnaast alle kosten, in en buiten rechte, op de consument worden verhaald indien er als gevolg van een niet-nakomen door de consument maatregelen moeten worden genomen. Dat zou tot gevolg hebben dat de consument belast wordt met hogere kosten dan wettelijk is toegestaan. Contractuele afwijking van dwingendrechtelijke bepalingen is, op grond van het arrest van de Hoge Raad van 10 februari 2023 [2] onredelijk bezwarend in de zin van art. 6:233, aanhef en onder a, BW en daarmee oneerlijk in de zin van de Richtlijn.
2.10.
Artikel 13.1 van de algemene voorwaarden ziet ook op de proceskosten. Voor zover de eisende partij op grond van dit beding aanspraak kan maken op gerechtelijke kosten die boven het liquidatietarief uitkomen, is dit beding oneerlijk. Dit heeft echter geen gevolg voor de proceskostenveroordeling in deze procedure, omdat de (kanton)rechter op grond van de artikelen 237 j° 242 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ertoe gehouden is om de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te veroordelen en deze proceskosten niet lager mogen worden vastgesteld dan het liquidatietarief.
2.11.
De kantonrechter is daarom voornemens de bedingen in artikel 6.1, 13.1 en 13.2 van de Algemene Huurvoorwaarden te vernietigen voor zover deze betrekking hebben op rente en buitengerechtelijke kosten. De eisende partij krijgt de gelegenheid om zich hierover uit te laten.
2.12.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
3. De beslissing
De kantonrechter:
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van 8 februari 2024 om bij akte de stellingen in de dagvaarding nader toe te lichten door de inlichtingen te verstrekken zoals hiervoor is overwogen;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Dat volgt uit arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 27 januari 2021 (ECLI:EU:C:2021:68) en 8 december 2022 (ECLI:EU:C:2022:971).
2.ECLI:NL:HR:2023:198, r.o. 3.8.4