ECLI:NL:RBNHO:2024:2728

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
9780494 \ CV EXPL 22-1924
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur en franchise: Overtreding non-concurrentiebeding en betalingsachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen DrinQs Holding B.V. en [gedaagde] over de overtreding van een non-concurrentiebeding en betalingsachterstanden. DrinQs, de eiseres, heeft [gedaagde] aangeklaagd wegens het schenden van de franchiseovereenkomst door betrokkenheid bij een concurrerende onderneming, [bedrijf 1], en het niet meer exploiteren van een DrinQs slijterij. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] inderdaad het non-concurrentiebeding heeft geschonden door zijn betrokkenheid bij [bedrijf 1] zonder toestemming van DrinQs. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat [gedaagde] in gebreke is gebleven met zijn betalingsverplichtingen, zowel uit de franchiseovereenkomst als de huurovereenkomst. De kantonrechter heeft DrinQs in het gelijk gesteld en [gedaagde] veroordeeld tot betaling van boetes en achterstallige betalingen, alsook tot ontbinding van de franchise- en huurovereenkomst. De vorderingen van [gedaagde] in reconventie zijn afgewezen, omdat hij zelf ook tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9780494 \ CV EXPL 22-1924
Uitspraakdatum: 21 februari 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DrinQs Holding B.V.
gevestigd te Haarlem
eiseres in de vordering, verweerster in de tegenvordering
verder te noemen: DrinQs
gemachtigde: mr. J. Middelbrink
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats 1]
gedaagde in de vordering, eiser in de tegenvordering
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigden: mr. M.C. Franken en mr. T. Meijer

1.Het procesverloop

1.1.
DrinQs heeft bij dagvaarding van 15 februari 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heef schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend.
1.2.
DrinQs heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven. DrinQs heeft vervolgens nog schriftelijk gereageerd in de zaak van de tegenvordering.
1.3.
Op 7 september 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. DrinQs heeft gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft DrinQs bij akte nog stukken ingediend.
1.4.
Na de zitting is de zaak aangehouden tot de rolzitting van 4 oktober 2023 in verband met schikkingsonderhandelingen tussen partijen. De gemachtigde van [gedaagde] heeft per e-mail van 3 oktober 2023 verzocht om vonnis.

2.Feiten

2.1.
Op 9 mei 2016 is tussen DrinQs en [gedaagde] een franchiseovereenkomst tot stand gekomen op grond waarvan [gedaagde] als franchisenemer een “DrinQs slijterij” zou exploiteren in een bedrijfsruimte aan de [adres 2] in Haarlem. Partijen hebben in dat kader ook een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot deze bedrijfsruimte. Op de huurovereenkomst zijn de
Algemene bepalingen huurovereenkomst winkelruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW(hierna: Algemene Bepalingen) van toepassing.
2.2.
In artikel 24 van de tussen partijen gesloten franchiseovereenkomst is een non-concurrentiebeding opgenomen. Daarin staat voor zover van belang:
Het is FN[ [gedaagde] ]
verboden gedurende de looptijd van deze overeenkomst en gedurende een periode van 1, te rekenen vanaf de datum waarop de onderneming van FN is overgedragen op grond van hetgeen is bepaald in artikelen 20 en 22 van deze overeenkomst, detailhandelzaken die concurrerend zijn met het bedrijf van FG[DrinQs]
te (laten c.q. doen) drijven en/of exploiteren en/of daarin direct of indirect en/of al of niet in dienstverband werkzaam te zijn en/of daarin op enigerlei wijze betrokken, waaronder financieel, te zijn, zonder uitdrukkelijke voorafgaande schriftelijke toestemming van de FG.(…)
Voor de winkel gevestigd te Haarlem aan de [adres 2] is als exclusiviteitsgebied “Haarlem Schalkwijk” toegewezen.
2.3.
In artikel 30 van de franchiseovereenkomst is een boetebeding opgenomen. Daarin staat:
Tenzij er sprake is van een niet toerekenbare tekortkoming van FN, waaronder begrepen bedrijfsbezetting en staking, zal bij overtreding door een van de partijen van zijn verplichtingen welke direct en/of indirect voorvloeien uit deze overeenkomst, de ander de overtredende partij schriftelijk sommeren en daarbij een redelijke termijn voor nakoming stellen. Indien na het verstrijken van deze termijn de andere partij in gebreke blijft bij de uitvoering van zijn verplichting(en) uit deze overeenkomst, zal de overtredende partij aan de
ander een onmiddellijk opeisbare boete verbeuren van € 25.000,- per overtreding en € 5.000,- voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, onverminderd het recht van de benadeelde partij om daarnaast vergoeding van de door hem geleden schade te vorderen voor zover deze de te verbeuren boetebedragen overschrijdt.
2.4.
Per 20 april 2018 is [betrokkene] in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel ingeschreven als eigenaar van de onderneming [bedrijf 1], gevestigd aan de [adres 1]. [betrokkene] is de echtgenote van [gedaagde] .
2.5.
Op 19 september 2018 is [gedaagde] in het Handelsregister geregistreerd als volledig gevolmachtigde van [bedrijf 1].
2.6.
Per brief van 12 maart 2019 heeft DrinQs [gedaagde] aangesproken wegens schending van het non-concurrentiebeding uit de franchiseovereenkomst. In de brief van haar gemachtigde staat onder meer:
(…) Cliënte is geconfronteerd met het feit dat u een tweede slijterij, namelijk [bedrijf 1] te [plaats 1] aan de [adres 1], exploiteert dan wel daarbij betrokken bent. Voormeld handelen is in strijd met artikel 24 van de franchiseovereenkomst. (…) Door uw betrokkenheid bij [bedrijf 1] bent u in verzuim in de nakoming van uw verplichtingen jegens cliënte. Om formele redenen stel ik u hierbij in gebreke en geef ik u twee weken na dagtekening van deze brief om de overtreding ongedaan te maken. Indien u na ommekomst van deze termijn nog steeds in gebreke blijft in de nakoming van uw verplichtingen jegens cliënte, verbeurt u op grond van artikel 30 van de franchiseovereenkomst aan cliënte een onmiddellijk opeisbare boete ad € 25.000,00 ineens en € 5.00,00 voor iedere dag dat de overtreding voortduurt (…)
2.7.
Per brief van diezelfde datum schrijft [gedaagde] aan DrinQs dat DrinQS te kort schiet in de nakoming van de franchiseovereenkomst. [gedaagde] vordert nakoming van de verplichtingen die DrinQs heeft en betaling van een boete. In de brief van zijn (toenmalig) gemachtigde staat onder meer:
(…) Namens cliënte verzoek ik u, en voor zover rechtens vereist sommeer ik u, om binnen twee weken na heden de verplichtingen voortvloeiende uit de franchiseovereenkomst geheel en deugdelijk na te komen en de boete ter hoogte van € 270.000,00 aan cliënt over te maken. Dit houdt onder andere in dat cliënt binnen twee weken na heden:- weer conform overeenkomst het basisassortiment bij De Monnik kan bestellen;- niet langer gebonden is aan de prijsstelling van DrinQs Holding BV;- wijzigingen voor wat betreft prijs kan invoeren in het (kassa)systeem;- de voorraad in het (kassa)systeem kan beheren;- teveel betaalde fee terug ontvangt;- conform overeenkomst promotiemateriaal ontvangt:(…) In de overeenkomst is nergens opgenomen dat u cliënt (zonder overleg) voorraad mag toesturen. Ik verzoek u dan ook per direct daarmee te stoppen. Indien niet (tijdig) aan deze sommatie wordt voldaan, behoudt cliënt zich het recht voor de franchiseovereenkomst te ontbinden.
2.8.
Per brief van 22 maart 2019 heeft [gedaagde] gereageerd op de brief van DrinQs van 12 maart 2019. Daarin betwist [gedaagde] dat hij het non-concurrentiebeding heeft geschonden. In de brief staat onder meer:
(…) Cliënt betwist de stelling van uw cliënte. [bedrijf 1] is een onderneming van mevrouw [betrokkene]. Cliënt is geen eigenaar, exploiteert deze slijterij niet en is geenszins betrokken bij de exploitatie van deze slijterij. (…)
2.9.
Per brief van 2 april 2019 is DrinQs uitgebreid ingegaan op de in de brief van [gedaagde] van 12 maart 2019 gestelde tekortkomingen. Zij betwist dat zij tekort schiet in de nakoming van haar verplichtingen. Verder heeft DrinQs gereageerd op de brief van 22 maart 2019. In de brief staat onder meer:
(…) Uw cliënt is gevolmachtigde van [bedrijf 1]. Daarmee staat de betrokkenheid vast. Bijgaand treft u een uittreksel van de Kamer van Koophandel aan, waaruit blijkt dat uw cliënt volledige volmacht heeft voor [bedrijf 1]. Het verweer van uw cliënt – dat [bedrijf 1] van zijn vrouw is en hij daarmee niets van doen heeft – gaat niet op. Het verschuilen achter zijn vrouw heeft meer weg van een kunstje. Mevrouw [betrokkene] blijkt verloskundige van beroep te zijn. Uw cliënt exploiteert een DrinQs winkel te Haarlem en heeft nu een tweede winkel geopend. Over het openen van een tweede winkel heeft uw cliënt per e-mail met cliënte gecommuniceerd. Het standpunt dat uw cliënt geen betrokkenheid heeft bij [bedrijf 1] is niet geloofwaardig. (…) Op 12 maart 2019 is uw cliënt in gebreke gesteld. Inmiddels is de termijn van twee weken om alsnog na te komen verstreken. Mede gezien het verweer van uw cliënt blijkt dat uw cliënt nog steeds in gebreke blijft in de nakoming van zijn verplichtingen jegens cliënte. Uw cliënt verbeurt op grond van artikel 30 van de franchiseovereenkomst een ad € 25.000,00, plus € 5.000,00 voor iedere dag dat de overtreding voortduurt.
2.10.
Per brief van 17 mei 2019 heeft [gedaagde] aan DrinQs laten weten dat DrinQs nog steeds te kort schiet in de nakoming van haar verplichtingen uit de franchiseovereenkomst en sommeert DrinQs tot nakoming van die verplichtingen.
2.11.
Partijen hebben vervolgens uitgebreid gecorrespondeerd om tot een minnelijke oplossing van hun geschil te komen. Zij hebben echter geen overeenstemming bereikt.
2.12.
Op 8 november 2021 heeft [gedaagde] de naam van de onderneming in het gehuurde gewijzigd naar “[bedrijf 2]”.
2.13.
Per brief van 6 januari 2022 heeft [gedaagde] aan DrinQs onder meer geschreven dat hij de franchiseovereenkomst vernietigt wegens dwaling danwel ontbindt wegens de tekortkomingen aan de zijde van DrinQs. In de brief staat onder meer:
(…) Cliënte is een startende ondernemer en heeft vanaf het begin af aan duidelijk gemaakt dat het voor haar van groot belang is dat de winkel op een rendabele manier kan worden geëxploiteerd, mede gezien het feit dat cliënte al haar spaargeld in de onderneming heeft geïnvesteerd. Nu gebleken is dat uw cliënte niet in staat is om aan haar verplichtingen voortvloeiend uit de franchiseovereenkomst te voldoen, heeft cliënte geen andere keus dan de franchiseovereenkomst te vernietigen op grond van dwaling, nevenschikkend te ontbinden op grond van de geconstateerde tekortkomingen aan de zijde van uw cliënte. (…) Het vernietigen van de franchiseovereenkomst ziet cliënte helaas als enige oplossing voor de ontstane problematiek. Daarnaast is uw cliënte toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar contractuele verplichtingen. Naast de buitengerechtelijke vernietiging van de franchiseovereenkomst per heden bevestig ik hierbij dat de franchiseovereenkomst tevens per heden is ontbonden, voor zover de vernietiging om welke reden dan ook geen stand zou houden. Het aan uw cliënte te maken verwijt – op basis waarvan uw cliënte gehouden is schadevergoeding aan cliënte te voldoen – bestaat eruit dat:- Uw cliënte onzorgvuldig heeft gehandeld jegens cliënte door:a. De verplichtingen voortvloeiend uit de franchiseovereenkomst niet (deugdelijk) na te komen;
b. De op uw cliënte rustende zorgplicht niet na te komen (…)
2.14.
Bij brief van 28 januari 2022 heeft DrinQs wederom betwist dat zij tekort is geschoten in haar verplichtingen. Zij heeft [gedaagde] gesommeerd om de franchise- en huurovereenkomst na te komen. Zij schrijft onder meer:
(…) Cliënte heeft vanaf het begin van de franchiseovereenkomst uw cliënt ondersteund en advies aan hem gegeven ten aanzien van de exploitatie van zijn winkel. Cliënte heeft ICT-voorzieningen verschaft en uw cliënt voorzien van het kassasysteem en daarbij de nodige begeleiding gegeven. Cliënte heeft zich ingespannen voor marketing, reclame en promotie en begeleiding gegeven m.b.t. de exploitatie. Bovendien heeft cliënte uw cliënt financieel ondersteund door middel van het voorfinancieren van de inkoop van uw cliënt. Indien en voor zover uw cliënt tegen problemen is aangelopen die zijn gemeld aan cliënte dan heeft zij hierop adequaat gereageerd. Wel is het zo dat cliënte en uw cliënt het over meerdere onderwerpen niet eens konden worden. Uw cliënt denkt het veelal beter te weten. Ondanks de discussies, heeft cliënte zich ervoor ingespannen om uw cliënt te blijven ondersteunen. Dit is door uw cliënt gedwarsboomd. Hij heeft meermaals het voeren van bepaalde acties geweigerd, heeft bepaalde producten geweigerd en is onwillig geweest op het gebied van marketing, reclame en promotie. Indien cliënte bij uw cliënt in de winkel kwam om hem ook daar te ondersteunen of advies aan uw cliënt te geven dan werd cliënte geweerd. Bovendien heeft uw cliënt structureel betalingsachterstanden laten ontstaan. Desondanks heeft cliënte er alles aan gedaan om er met uw cliënt uit te komen. Het is juist aan uw cliënt te wijten dat het cliënte onmogelijk is gemaakt om de ondersteuning op een adequate wijze aan uw cliënt te kunnen bieden, waardoor de samenwerking is gefrustreerd. Uw cliënt heeft de franchiseovereenkomst telkenmale geschonden. Hierdoor is uw cliënt meermaals gesommeerd de franchiseovereenkomst na te komen. U bent bekend met de correspondentie hieromtrent. Al vanaf 2019(!) heeft uw cliënt facturen (deels) onbetaald gelaten, het non-concurrentiebeding geschonden, op eigen initiatief het kassasysteem en beveiligingssysteem verwijderd en geweigerd om op een redelijke wijze de DrinQs formule te voeren. Kenmerkend voor de werkwijze van uw cliënt is dat hij reeds op 8 november 2021 de
naam van zijn onderneming heeft gewijzigd naar [bedrijf 2] en alle uitlatingen van de DrinQs formule heeft verwijderd. Cliënte is hiermee pas per e-mail van 6 januari 2022
geconfronteerd, doordat uw cliënt heeft doorgegeven niet meer gebruik te zullen maken van zijn DrinQs-emailadres, maar van het e-mailaccount van [bedrijf 2]. Vervolgens is per brief van 6 januari 2022 door u aan cliënte toegelicht wat de reden is dat uw cliënt zich niet meer als DrinQs vestiging uitgeeft. Vervolgens heeft uw cliënt vanaf januari 2022 verzuimd om kassagegevens door te geven, waardoor het voor cliënte onbekend is welke omzet door uw cliënt is gerealiseerd en het haar onmogelijk wordt gemaakt de juiste bedragen bij uw cliënt in rekening te brengen. Zij ziet zich genoodzaakt op basis van een schatting haar facturen voor wat betreft de franchisefee aan uw cliënt te zenden. De hiervoor beschreven gang van zaken is een zeer onbehoorlijke werkwijze van uw cliënt. Bovendien is er geen grondslag om de franchiseovereenkomst te vernietigen danwel te ontbinden, waardoor uw cliënt gehouden is deze na te komen. (…) Naast de schending van de franchiseovereenkomst schiet uw cliënt tekort in de nakoming van
haar verplichtingen op grond van de huurovereenkomst. Uw cliënt heeft thans geen DrinQs slijterij gevestigd in het gehuurde, terwijl is overeengekomen dat het gehuurde uitsluitend gebruikt kan worden als DrinQs slijterij. Daarbij komt dat uw cliënt een betalingsachterstand heeft. (…)
2.15.
Per brief van 11 februari 2022 heeft [gedaagde] op de brief van DrinQs gereageerd en geschreven dat hij ook de huurovereenkomst ontbindt, althans met onmiddellijke ingang opzegt. In de brief staat onder meer:
(…) Cliënt betwist ten stelligste toerekenbaar tekort zijn geschoten in de nakoming van zijn contractuele verplichtingen, laat staan dat hij dienaangaande in verzuim zou verkeren. Het is juist uw cliënte die in die positie verkeert. Cliënte heeft derhalve gerechtvaardigd de vernietiging dan wel de ontbinding van de franchiseovereenkomst ingeroepen. In het licht daarvan heeft hij aan de contractuele verplichtingen dienaangaande voldaan door alle verwijzingen naar de formule van uw cliënte te verwijderen. Hij is daartoe contractueel gehouden en uw sommatie om de verwijzingen wederom aan te brengen is mosterd na de maaltijd. Partijen doen er beter aan een definitief einde te brengen aan een samenwerking die al lang geleden is gestrand. Nu uw cliënte de ingeroepen vernietiging dan wel ontbinding zelf heeft veroorzaakt is zij daarmee gelijktijdig de reden van de vermeende tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst. Cliënte is immers niet langer in staat een Drinqs vestiging te exploiteren. De oorzaak hiervan is aldus gelegen in de handelwijze van uw cliënte zodat de onmogelijkheid de huurovereenkomst onverminderd na te komen eveneens in de risicosfeer van uw cliënte ligt. In het licht hiervan ontbindt cliënte eveneens de tussen partijen gesloten huurovereenkomst, althans zegt hij deze met onmiddellijk ingang op. Graag verneem ik van u op welke wijze en op welke termijn uw cliënte het gehuurde opgeleverd wenst.
2.16.
Partijen zijn vervolgens, onder voorbehoud van alle rechten en weren, overeengekomen dat [gedaagde] het gehuurde op 31 maart 2022 aan DrinQs zal opleveren.
2.17.
Op 13 maart 2022 heeft [gedaagde] de slijterij aan de [adres 2] in [plaats 1] gesloten. Op de winkelruit heeft hij voor de klanten een aanplakbiljet met de volgende tekst geplaatst:

Bedankt voor uw bijdrage van het leuk maken van deze winkel al die jaren. Wij wensen u het allerbeste! Wij zijn vanaf zondag 13 maart permanent gesloten. Graag zien wij u terug in [bedrijf 1] [adres 1] in [plaats 1]. Tot ziens.

3.De vordering

3.1.
DrinQs vordert, na vermindering van haar eis, samengevat:
I. een verklaring voor recht dat [gedaagde] toerekenbaar te kort is geschoten in de nakoming van de franchiseovereenkomst doordat [gedaagde] het (post)contractueel non-concurrentiebeding in artikel 24 van de franchiseovereenkomst heeft geschonden;
II. een verklaring voor recht dat [gedaagde] toerekenbaar te kort is geschoten in de nakoming van de franchiseovereenkomst doordat [gedaagde] in strijd heeft gehandeld met (meerdere bepalingen uit) de franchiseovereenkomst door zich niet meer uit te geven als DrinQs slijterij;
III. veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 50.000,00 aan verbeurde contractuele boetes wegens schending van artikel 24 van de franchiseovereenkomst, te vermeerderen met incassokosten en wettelijke (handels)rente;
IV. veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 50.000,00 aan contractuele boetes wegens schending van de franchiseovereenkomst in verband met het onder II gevorderde, te vermeerderen met incassokosten en wettelijke (handels)rente;
V.(i) partiële ontbinding van de franchiseovereenkomst, met die verstande dat het non-concurrentiebeding van artikel 24 en het boetebeding van artikel 30 in stand blijven gedurende een periode van één jaar te rekenen vanaf de datum van ontbinding en (ii) veroordeling van [gedaagde] om te voldoen aan artikel 24 van de franchiseovereenkomst door de exploitatie van de onderneming “[bedrijf 2]” en de betrokkenheid bij “[bedrijf 1]” te staken en gestaakt te houden;
VI. ontbinding van de huurovereenkomst;
VII. veroordeling van [gedaagde] op grond van artikel 25 van de Algemene Bepalingen tot betaling van een schadevergoeding gelijk aan de som van alle nog resterende huurtermijnen, berekend vanaf de datum van ontbinding tot de datum waarop de huurovereenkomst van rechtswege zou zijn geëindigd indien deze niet zou zijn ontbonden, te vermeerderen met incassokosten en wettelijke handelsrente;
VIII. veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 50.490,51 betreffende de vorderingen tot en met 2 januari 2022 uit de franchiseovereenkomst, te vermeerderen met incassokosten en de contractuele rente van 3%, althans wettelijke (handels)rente;
IX. veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 3.037,04 betreffende de vorderingen tot en met 2 januari 2022 uit de huurovereenkomst, te vermeerderen met een contractuele boete ex artikel 26.2 en wettelijke (handels)rente;
X. veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de franchise fee vanaf 2 januari 2022 tot de datum waarop de franchiseovereenkomst is beëindigd c.q. ontbonden, te vermeerderen met de contractuele rente althans wettelijke (handels)rente;
XI. veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de huurpenningen vanaf 2 januari 2022 tot de datum waarop de huurovereenkomst is beëindigd althans ontbonden, te vermeerderen met wettelijke (handels)rente;
XII. veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 250,00 per kalenderdag vanaf 8 februari 2022 tot de datum van ontbinding van de overeenkomst althans tot de datum waarop [gedaagde] artikel 1.3 van de huurovereenkomst nakomt, met een maximum van € 25.000,00, te vermeerderen met incassokosten en wettelijke (handels)rente;
XIII. veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
DrinQs legt aan de vorderingen (samengevat) ten grondslag dat [gedaagde] in strijd heeft gehandeld met zijn verplichtingen uit de franchiseovereenkomst door (1) betrokken te zijn bij een concurrerende onderneming en (2) in het gehuurde geen DrinQs slijterij meer te exploiteren. [gedaagde] is daarom op grond van de franchiseovereenkomst boetes verschuldigd. Daarnaast is [gedaagde] in verzuim met betaling van de franchise fee en de huur. DrinQs wil dat [gedaagde] deze betalingsverplichtingen alsnog nakomt. De gestelde tekortkomingen zijn voor DrinQs redenen om ontbinding van beide overeenkomsten en schadevergoeding te vorderen.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
[gedaagde] betwist de vorderingen. Hij stelt zich primair op het standpunt dat DrinQs zich niet op het (post)contractuele non-concurrentiebeding kan beroepen. [gedaagde] voert daartoe allereerst aan dat DrinQs zelf in gebreke is gebleven haar verplichtingen uit de franchiseovereenkomst volledig en deugdelijk na te komen. Daarnaast heeft DrinQs geen belang bij het verbod en is het verbod volgens [gedaagde] vanwege de zeer beperkte omvang van de franchiseorganisatie van DrinQs onredelijk bezwarend en dient daarom te worden vernietigd. Verder voert [gedaagde] aan dat een concurrentieverbod enkel is toegestaan in het geval een dergelijk verbod onmisbaar is voor bescherming van overgedragen wezenlijke, bepaalde en geheime knowhow. Volgens [gedaagde] is daarvan geen sprake geweest. Een beroep op dat verbod levert volgens [gedaagde] dan ook misbruik van bevoegdheid op. Subsidiair betwist [gedaagde] dat hij het concurrentieverbod heeft overtreden. Hij voert aan dat hij geen werkzaamheden heeft verricht die concurrerend geacht kunnen worden aan die van DrinQs.
4.2.
Verder betwist [gedaagde] dat hij te kort is geschoten in de nakoming van zijn betalingsverplichtingen. Hij voert aan dat hij vanwege talloze toerekenbare tekortkomingen van DrinQs zijn betalingsverplichting rechtsgeldig heeft opgeschort.
4.3.
[gedaagde] vordert bij wijze van tegenvordering:
I. een verklaring voor recht dat de franchiseovereenkomst en huurovereenkomst rechtsgeldig en op goede gronden werden vernietigd dan wel buitenrechtelijk werden ontbonden door [gedaagde] , althans ontbinding van deze overeenkomsten met bepaling dat DrinQs aansprakelijk is voor de door [gedaagde] geleden en nog te lijden schade;
II. veroordeling van DrinQs in alle schade en gevolgschade die [gedaagde] lijdt en/of nog zal lijden als gevolg van de vernietiging dan wel ontbinding op grond van de tekortkoming van DrinQs in de nakoming van de franchiseovereenkomst en huurovereenkomst, nader op te maken bij staat en te vermeerderen met de wettelijke handelsrente;
III. hoofdelijke veroordeling van DrinQs in de proceskosten.
4.4.
[gedaagde] legt aan de tegenvordering ten grondslag dat DrinQs toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar contractuele verplichtingen. Hoewel DrinQs daartoe in de gelegenheid is gesteld, heeft zij deze tekortkomingen niet binnen de gestelde redelijke termijn hersteld zodat zij in verzuim is komen te verkeren. [gedaagde] heeft vervolgens de franchiseovereenkomst rechtsgeldig ontbonden per brief van 6 januari 2022. De huurovereenkomst is rechtsgeldig ontbonden per brief van 11 februari 2022.
4.5.
DrinQs heeft verweer gevoerd tegen de tegenvordering.

5.De beoordeling

de vordering
Het non-concurrentiebeding en het boetebeding (vorderingen I. en III.)
5.1.
De kantonrechter zal eerst de vorderingen I en III van DrinQs beoordelen. Deze vorderingen hebben betrekking op het non-concurrentiebeding en boetebeding.
5.2.
Artikel 24 van de franchiseovereenkomst bevat een non-concurrentiebeding. Daarin staat dat het [gedaagde] niet is toegestaan om een detailhandelzaak die concurrerend is met de DrinQs slijterij te exploiteren of daarin op enigerlei wijze betrokken te zijn zonder uitdrukkelijke voorafgaande schriftelijke toestemming van DrinQs. Het verbod geldt gedurende de looptijd van de franchiseovereenkomst en “
gedurende een periode van 1, te rekenen vanaf de datum waarop de onderneming van FN is overgedragen (…)”
5.3.
Volgens [gedaagde] komt DrinQs om meerdere redenen geen beroep toe op voornoemd non-concurrentiebeding. De kantonrechter zal deze verweren hieronder bespreken.
5.4.
In de eerste plaats heeft [gedaagde] aangevoerd dat DrinQs zelf in verzuim is met zijn verplichtingen uit de franchiseovereenkomst. Dit verweer houdt geen stand. In de eerste plaats heeft [gedaagde] te weinig concreet gemaakt over welke tekortkomingen het gaat. [gedaagde] heeft verwezen naar een brief van 17 mei 2019 die volgens hem een bloemlezing vormt van toerekenbare tekortkomingen van DrinQs. Deze enkele verwijzing kan echter niet als onderbouwing dienen van zijn stellingen, zeker omdat DrinQs in de (nadien gevoerde) correspondentie de gestelde tekortkomingen gemotiveerd heeft weersproken. Een aantal tekortkomingen heeft [gedaagde] wel vermeld in zijn
conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in reconventie. Het betreft dan betalingsachterstanden die DrinQs bij leveranciers heeft laten ontstaan, waardoor het voor [gedaagde] onmogelijk was om bij de contractueel voorgeschreven leveranciers te bestellen. Daarnaast voert hij aan dat hij geconfronteerd is met talloze (onnodige) insturingen vanuit DrinQs, waar hij nooit enig voordeel van heeft gehad en dat er veelvuldig storingen in het ict-systeem van DrinQs waren. Zowel in deze procedure als in de correspondentie met [gedaagde] vanaf 2019 is DrinQs uitgebreid op bovengenoemde klachten van [gedaagde] ingegaan. Daaruit komt naar voren dat zij op de (redelijke) klachten van [gedaagde] onverwijld en adequaat heeft gereageerd. Dat [gedaagde] niet bij de contractueel voorgeschreven leveranciers kon bestellen is door DrinQs betwist. Zij heeft er bovendien op gewezen dat het er ook andere leveranciers waren bij wie [gedaagde] terecht kon. Ten aanzien van de onnodige insturingen heeft DrinQs gewezen op artikel 4 van de franchiseovereenkomst, waarin partijen afspraken hebben gemaakt over het assortiment, waaronder de eigen merken van DrinQs. Van deze insturingen heeft Jahgroe volgens DrinQs ook geen nadeel gehad, omdat hij deze (deels) niet heeft betaald en hij de niet verkochte wijnen altijd retour kon zenden. Gelet op deze betwistingen had het op de weg van [gedaagde] gelegen zijn stellingen nader met stukken te onderbouwen. Dat heeft hij niet gedaan. De conclusie is dat niet is komen vast te staan dat DrinQs te kort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de franchiseovereenkomst.
5.5.
De kantonrechter merkt hierbij alvast op dat deze conclusie ook betekent dat de tegenvordering van [gedaagde] moet worden afgewezen. Die tegenvordering is immers gebaseerd op de stelling dan [gedaagde] de franchise- en huurovereenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden wegens tekortkomingen aan de zijde van DrinQs. Zoals hiervoor is geoordeeld is dat echter niet komen vast te staan.
5.6.
Verder heeft [gedaagde] tegen het beroep van DrinQs op het non-concurrentiebeding ingebracht het beding wegens onredelijk bezwarendheid moet worden vernietigd. Ook dat verweer slaagt niet. Weliswaar kunnen bepalingen uit een (franchise)overeenkomsten onder omstandigheden als algemene voorwaarden gekwalificeerd worden, maar daarvan is hier geen sprake. Naar het oordeel van de kantonrechter vormt een non-concurrentieverbod in een franchiseovereenkomst een kernbeding omdat het onmisbaar is voor de bescherming van overgedragen knowhow. Het verweer strandt derhalve al op de omstandigheid dat de regeling van artikel 6:233 BW niet op de bepaling van toepassing is. Bovendien heeft DrinQs voldoende onderbouwd dat zij tijd, energie en geld heeft geïnvesteerd in de ontwikkeling van haar franchiseformule en dat bescherming van die formule door (onder meer) het concurrentiebeding en het boetebeding gerechtvaardigd is.
5.7.
Ten slotte heeft [gedaagde] uitvoerig betoogd dat DrinQs geen beroep kan doen op het verbod omdat aan hem geen (wezenlijke, bepaalde en geheime) knowhow is overgedragen. De kantonrechter gaat ook aan dit verweer voorbij. Anders dan [gedaagde] in eerste instantie stelde, was hij, zoals hij later ook heeft erkend, geen ervaren ondernemer in de slijterijbranche. Voldoende aannemelijk is dan ook dat DrinQs wel degelijk knowhow aan [gedaagde] heeft overgedragen. Volgens DrinQs gaat het daarbij onder meer over kennis op het gebied van verkoopmethoden, de bestel-, kassa- en alarmsystemen, omzetgegevens, de inrichting en presentatie van de producten, de wijze waarop een winkel moet worden geëxploiteerd, de wijze waarop de lokale markt bespeeld kan worden, het organiseren van lokale acties teneinde meer omzet te behalen, het optimaliseren van de inkoopvoorwaarden, financieel beheer en administratie, waaronder de ervaring van de bestaande accountant van DrinQs.
5.8.
Het argument van [gedaagde] dat hem geen knowhow die bescherming verdient is overgedragen, gaat derhalve niet op. Evenmin slaagt het beroep van [gedaagde] op het mededingingsrecht (met name artikel 6 van de Mededingingswet), de (niet bindende) Nederlandse FranchiseCode (NFC) en artikel 7:920 BW. Deze regelingen (voor zover al van toepassing) zien (kort gezegd) op de (on)toelaatbaarheid van post-contractuele non-concurrentiebedingen, terwijl hier de beoordeling van een overtreding van een non-concurrentiebeding tijdens de duur van de franchiseovereenkomst voorligt.
5.9.
De conclusie is dat sprake is van een rechtsgeldig non-concurrentiebeding en dat DrinQs wel degelijk belang heeft bij naleving van het non-concurrentiebeding. Het beroep van DrinQs op het beding levert geen misbruik van bevoegdheid op.
[gedaagde] heeft het non-concurrentiebeding geschonden
5.10.
De volgende vraag die moet worden beantwoord is of [gedaagde] het beding heeft overtreden door betrokken te zijn bij een concurrerende onderneming. [gedaagde] heeft zich op het standpunt dat dit niet het geval is. De kantonrechter oordeelt anders.
5.11.
Vast staat dat de echtgenote van [gedaagde] per 20 april 2018 in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel is ingeschreven als eigenaar van de onderneming met de naam “[bedrijf 1]”. Dit betrof een voormalige Gall & Gall slijterij, gevestigd aan de [adres 1] in [plaats 1]. Vervolgens is [gedaagde] op 19 september 2018 in het Handelsregister geregistreerd als gevolmachtigde van [bedrijf 1]. De betrokkenheid van [gedaagde] bij [bedrijf 1] staat daarmee vast. Dat hij op enig moment weer is uitgeschreven uit het Handelsregister maakt dit niet anders. Dat de inschrijving in het Handelsregister als gevolmachtigde van [bedrijf 1] een vergissing is geweest en dat hij feitelijk geen enkele bemoeienis met de onderneming van zijn echtgenote heeft had, acht de kantonrechter volstrekt niet geloofwaardig. Daarbij speelt mee dat door partijen eerder al was gesproken over de mogelijkheden voor [gedaagde] om een tweede slijterij te gaan exploiteren onder de DrinQs formule. Ook het aanplakbiljet dat [gedaagde] bij het sluiten van de slijterij aan de [adres 2] op 13 maart 2022 op het raam heeft geplakt met de tekst: “
Graag zien wij u terug in [bedrijf 1] [adres 1] in [plaats 1]”, onderstreept de betrokkenheid van [gedaagde] bij [bedrijf 1].
5.12.
Gelet op het voorgaande heeft [gedaagde] zich tijdens de duur van de franchiseovereenkomst schuldig gemaakt aan concurrerende detailhandel. [gedaagde] hiervoor geen toestemming van DrinQs gekregen. Hij heeft ook geen actie ondernomen toen hij hierop door DrinQs werd aangesproken. De kantonrechter zal dan ook voor recht verklaren dat [gedaagde] toerekenbaar te kort is geschoten in de nakoming van de met DrinQs gesloten franchiseovereenkomst doordat hij het contractueel non-concurrentiebeding in artikel 24 van de franchiseovereenkomst heeft geschonden.
5.13.
Op grond van artikel 30 van de franchiseovereenkomst is [gedaagde] voor deze schending een onmiddellijk opeisbare boete van € 25.000,00 verschuldigd, te vermeerderen met
€ 5.000,00 voor iedere dag dat de overtreding voortduurt. DrinQs vordert in deze procedure € 50.000,00 voor deze overtreding. Gezien de lange tijd dat de overtreding heeft voortgeduurd, heeft zij daarmee haar vordering aanzienlijk beperkt. De vordering zal daarom volledig worden toegewezen. Over een boete is geen handelsrente verschuldigd. De wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding is wel toewijsbaar. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten zal bij gebrek aan een onderbouwing worden afgewezen.
Schending van (andere bepalingen uit) de franchiseovereenkomst (vorderingen II. en IV.)
5.14.
DrinQs vordert verder een verklaring voor recht dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de franchiseovereenkomst door zich niet meer uit te geven als DrinQs slijterij. Ook die vordering kan worden toegewezen. Vast staat dat [gedaagde] op 8 november 2021 de naam van de onderneming heeft gewijzigd van “DrinQs” naar “[bedrijf 2]”. Het wijzigen van de naam van de slijterij in het gehuurde naar “[bedrijf 2]” is een schending van de verplichtingen die [gedaagde] op grond van de franchiseovereenkomst heeft. De kern van de overeenkomst betrof immers dat [gedaagde] een slijterij volgens de DrinQs formule zou exploiteren. Door de naam te wijzigen en alle verwijzingen naar DrinQs te verwijderen heeft [gedaagde] de franchiserelatie feitelijk eenzijdig beëindigd. Aan verzoeken van DrinQs om de wijziging weer ongedaan te maken heeft hij geen gehoor gegeven. Daarmee is sprake van een voortdurende schending van de franchiseovereenkomst. Het beroep van [gedaagde] dat hij de franchiseovereenkomst inmiddels buitengerechtelijk had ontbonden gaat niet op. Zoals hiervoor al aan de orde is gekomen, is immers niet gebleken dat DrinQs tekort is geschoten in de nakoming van de franchiseovereenkomst. Bovendien geldt dat [gedaagde] zelf op dat moment zijn eigen verplichtingen toerekenbaar niet nakwam, zodat van een rechtsgeldige ontbinding geen sprake kan zijn. De gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden toegewezen.
5.15.
DrinQs vordert in deze procedure op grond van artikel 30 van de franchiseovereenkomst € 50.000,00 aan boetes wegens de hiervoor vermelde schending. Dit bedrag zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten zal bij gebrek aan een onderbouwing worden afgewezen
Ontbinding van de huur- en franchiseovereenkomst (vorderingen V. en VI.)
5.16.
DrinQs vordert ontbinding van de huur- en franchiseovereenkomst. Zij wenst echter dat het non-concurrentiebeding (artikel 24) en het boetebeding (artikel 30) uit de franchiseovereenkomst in stand blijven gedurende een periode van een jaar vanaf de datum van ontbinding. Ook wil DrinQs dat [gedaagde] wordt veroordeeld om aan zijn verplichting uit hoofde van artikel 24 te voldoen door het handelen in strijd hiermee gestaakt te houden.
5.17.
Gelet op de tekortkomingen van [gedaagde] , zowel ten aanzien van de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst als uit de franchiseovereenkomst, kunnen de vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst en de franchiseovereenkomst worden toegewezen. Voor instandhouding van het non-concurrentiebeding en het boetebeding uit de franchiseovereenkomst is echter geen grond. Nog afgezien van de vraag of sprake is van een geldig overeengekomen postcontractueel non-concurrentiebeding, geldt dat DrinQs geen redelijk belang bij deze vorderingen heeft nu partijen feitelijk al meer dan een jaar geen uitvoering aan de overeenkomst hebben gegeven.
Betaling van de franchisefee (vorderingen VIII. en X.)
5.18.
Volgens DrinQs heeft [gedaagde] vanaf maart 2019 verzuimd zijn betalingsverplichtingen op grond van de franchiseovereenkomst te voldoen. De achterstand tot aan 2 januari 2022 bedraagt € 50.490,51. [gedaagde] heeft dit bedrag niet betwist. Hij heeft slechts aangevoerd dat hij zijn eigen betalingsverplichtingen had opgeschort wegens tekortkomingen aan de zijde van DrinQs. Zoals hiervoor is geoordeeld is van een tekortkoming van DrinQs echter niet gebleken, zodat reeds hierom het beroep op opschorting niet kan slagen. [gedaagde] zal daarom worden veroordeeld tot betaling van de verschuldigde franchisefee Ook de incassokosten en de rente van 3% per maand die [gedaagde] op grond van artikel 10 van de franchiseovereenkomst verschuldigd is zal worden toegewezen. Verder zal [gedaagde] worden veroordeeld tot betaling van de franchisefee over de periode 2 januari 2022 tot 31 maart 2022, de datum waarop [gedaagde] in onderling overleg met DrinQs het gehuurde heeft ontruimd.
Betaling van de huur (vorderingen IX. en XI.)
5.19.
[gedaagde] heeft nagelaten de volledige huur te betalen. Per 2 januari 2022 bedroeg volgens DrinQs de huurachterstand € 3.037,04. Dit bedrag is door [gedaagde] niet betwist. [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag. Ook zal [gedaagde] worden veroordeeld tot betaling van de huur vanaf 2 januari 2022 tot 31 maart 2022 omdat op die datum het gehuurde in onderling overleg is ontruimd. [gedaagde] is over de huurachterstand ook de gevorderde contractuele boete van artikel 26.2 van de Algemene Bepalingen verschuldigd. Deze boete treedt in de plaats van de schadevergoeding op grond van de wet, zodat geen wettelijke (handels)rente zal worden toegewezen. Ten aanzien van de huur over de periode 2 januari 2022 tot 31 maart 2022 is de wettelijke handelsrente toewijsbaar.
Schadevergoeding wegens gemiste huurtermijnen (vordering VII.)
5.20.
DrinQs vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een schadevergoeding gelijk aan de som van alle nog resterende huurtermijnen vanaf de datum van ontbinding tot de datum waarop de huurovereenkomst van rechtswege zou zijn geëindigd. De kantonrechter wijst deze vordering af bij gebrek aan onderbouwing. DrinQs heeft reeds per 31 maart 2022 weer de beschikking over het gehuurde. Dat zij thans schade lijdt door de vervroegde beëindiging van de huurovereenkomst is niet gebleken.
Schadevergoeding van € 250,00 per kalenderdag
5.21.
Ten slotte vordert DrinQs betaling van een schadevergoeding van € 250,00 per dag omdat (naar de kantonrechter begrijpt) [gedaagde] in strijd met artikel 1.3 van de huurovereenkomst het gehuurde vanaf 8 februari 2022 niet meer in gebruik had als DrinQs slijterij. DrinQs heeft echter niet gesteld op grond van welke bepaling [gedaagde] dit bedrag verschuldigd is. Deze vordering zal daarom worden afgewezen.
Proceskosten
5.22.
De proceskosten in conventie komen voor rekening van [gedaagde] omdat hij (grotendeels) in het ongelijk wordt gesteld. De wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling.
de tegenvordering
5.23.
[gedaagde] heeft een verklaring voor recht gevorderd dat hij de franchiseovereenkomst en huurovereenkomst rechtsgeldig en op goede gronden heeft vernietigd dan wel heeft ontbonden. Verder heeft [gedaagde] gevorderd dat DrinQs wordt veroordeeld in alle schade en gevolgschade die [gedaagde] lijdt en/of nog zal lijden als gevolg van de vernietiging dan wel ontbinding, met verwijzing van de zaak naar de schadestaatprocedure.
5.24.
De kantonrechter wijst de vorderingen af. Zoals hiervoor in conventie is geoordeeld is van een tekortkoming aan de zijde van DrinQs niet gebleken. Bovendien verkeerde [gedaagde] ten tijde van de ontbinding zelf in verzuim ten aanzien van zijn verplichtingen uit de huur- en franchiseovereenkomst, zodat ook om deze reden van ontbinding geen sprake kan zijn. Ten slotte heeft [gedaagde] op geen enkele wijze onderbouwd waarom sprake zou zijn van vernietiging van de overeenkomsten. Een beroep op dwaling heeft [gedaagde] in deze procedure niet gedaan. Gelet op het voorgaande kan van gevolgschade aan de zijde van [gedaagde] geen sprake zijn. Een verwijzing naar de schadestaatprocedure is daarom niet aan de orde.
5.25.
De proceskosten in reconventie komen voor rekening van [gedaagde] omdat hij ongelijk krijgt. Gelet op de samenhang met de vordering in conventie zal in totaal één salarispunt worden toegekend.

6.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
6.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] toerekenbaar te kort is geschoten in de nakoming van de met DrinQs gesloten franchiseovereenkomst doordat [gedaagde] het contractueel non-concurrentiebeding in artikel 24 van de franchiseovereenkomst heeft geschonden;
6.2.
verklaart voor recht dat [gedaagde] toerekenbaar te kort is geschoten in de nakoming van de met DrinQs gesloten franchiseovereenkomst doordat [gedaagde] in strijd heeft gehandeld met (meerdere bepalingen uit) de franchiseovereenkomst door zich niet meer uit te geven als DrinQs slijterij;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] om binnen zeven dagen na de datum van dit vonnis aan DrinQs te betalen een bedrag van € 50.000,00 uit hoofde van de verbeurde contractuele boetes ex artikel 30 van de franchiseovereenkomst in verband met schending van artikel 24 van de franchiseovereenkomst, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 15 februari 2022 tot aan de dag van de volledige voldoening;
6.4.
veroordeelt [gedaagde] om binnen zeven dagen na datum van dit vonnis aan DrinQs te betalen een bedrag van € 50.000,00 uit hoofde van de contractuele boetes ex artikel 30 van de franchiseovereenkomst in verband met schending van de franchiseovereenkomst door zich niet meer uit te geven als DrinQs slijterij, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 15 februari 2022 tot aan de dag van de volledige voldoening;
6.5.
ontbindt de franchiseovereenkomst tussen partijen;
6.6.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen;
6.7.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan DrinQs van € 50.490,51 betreffende de vorderingen tot en met 2 januari 2022 uit de franchiseovereenkomst, te vermeerderen met € 1.279,91 aan incassokosten en te vermeerderen met de contractuele rente van 3%;
6.8.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan DrinQs van € 3.037,04 betreffende de vorderingen tot en met 2 januari 2022 uit de huurovereenkomst, te vermeerderen met de contractuele boete ex artikel 26.2 van de Algemene Bepalingen;
6.9.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan DrinQs van de franchise fee vanaf 2 januari 2022 tot 31 maart 2022, te vermeerderen met de contractuele rente over dat bedrag, vanaf de dag na die waarop de voormelde betaaltermijn is verlopen tot aan de dag van de volledige voldoening;
6.10.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan DrinQs van de huurpenningen vanaf 2 januari 2022 tot 31 maart 2022, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, vanaf de dag na die waarop de voormelde betaaltermijn is verlopen tot aan de dag van de volledige voldoening;
6.11.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van DrinQs tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 110,39
griffierecht € 1.384,00
salaris gemachtigde € 2.850,00‬ (3 x € 950,00)
nakosten € 135,00 ,
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.12.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.13.
wijst de vordering voor het overige af.
de tegenvordering
6.14.
wijst de vordering af;
6.15.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor DrinQs worden vastgesteld op een bedrag van € 950,00 aan salaris van de gemachtigde van DrinQs;
6.16.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter