ECLI:NL:RBNHO:2024:2731

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
10948849
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis in kort geding over ontruiming van een woning na sluiting door de burgemeester wegens illegale seksactiviteiten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 14 maart 2024 een verstekvonnis uitgesproken in een kort geding. De eiser, vertegenwoordigd door mr. H. Temel, vorderde de ontruiming van een woning die door de burgemeester van [plaats 2] was gesloten vanwege de aanwezigheid van een illegaal seksbedrijf. De huurovereenkomst tussen de eiser en de gedaagde was buitengerechtelijk ontbonden op basis van artikel 7:231 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, omdat de burgemeester had besloten de woning voor drie maanden te sluiten. De gedaagde was niet verschenen in de procedure en had niet gereageerd op de aangetekende brief van de eiser waarin de ontbinding werd medegedeeld.

De kantonrechter oordeelde dat de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst rechtmatig was, gezien de omstandigheden en de overlast die het illegale seksbedrijf veroorzaakte voor de omwonenden. De rechter vond het belang van de eiser bij de ontbinding zwaarder wegen dan het belang van de gedaagde bij het voortzetten van de huurovereenkomst. De gedaagde werd veroordeeld om binnen acht dagen na betekening van het vonnis de woning te ontruimen en de sleutels aan de eiser te overhandigen. Tevens werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die op € 809,87 werden begroot.

De beslissing van de kantonrechter is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk moet voldoen aan de ontruimingsverplichting, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 10948849 \ VV EXPL 24-33
Vonnis in kort geding van 14 maart 2024
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. H. Temel,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling van 13 maart 2024
- de verstekverlening tegen [gedaagde].

2.De beoordeling

2.1.
[gedaagde] huurt van [eiser] met ingang van 15 december 2023 de woning [adres] te [plaats 2] (hierna: de woning). Tijdens een controle op 19 december 2023 heeft het Prostitutiecontroleteam van de gemeente [plaats 2] geconstateerd dat in de woning illegaal een seksbedrijf werd uitgeoefend. De burgemeester van [plaats 2] heeft vervolgens op 19 december 2023 besloten om met toepassing van spoedeisende bestuursdwang de woning met onmiddellijke ingang te sluiten en gesloten te houden voor de duur van drie maanden. Op grond van dit besluit mag tot en met 19 maart 2024 niemand de woning betreden.
2.2.
[eiser] heeft [gedaagde] op 5 februari 2024 een aangetekende brief gestuurd, waarin hij de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbindt vanwege het besluit van de burgemeester. Deze brief heeft [eiser] ook gestuurd naar het emailadres dat [gedaagde] in de huurovereenkomst heeft opgegeven als correspondentieadres. [gedaagde] heeft niet gereageerd.
2.3.
[eiser] vordert samengevat - [gedaagde] te veroordelen de woning te ontruimen. Primair legt [eiser] aan de vordering het volgende ten grondslag. Het besluit van de burgemeester om de woning te sluiten is gebaseerd op een reden die is genoemd in artikel 7:231 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. Op grond van artikel 7:231 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek heeft een verhuurder dan het recht de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. Vanwege de ontbinding heeft [gedaagde] geen recht meer om in de woning te verblijven. [eiser] vordert haar te veroordelen de woning te ontruimen omdat hij wil voorkomen dat [gedaagde] na opheffing van de sluiting terugkeert in de woning.
2.4.
Subsidiair stelt [eiser] dat [gedaagde] dusdanig is tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, dat aannemelijk is dat in een bodemprocedure een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning zal worden toegewezen. [eiser] stelt dat hij een spoedeisend belang heeft daarop vooruitlopend de woning te ontruimen.
2.5.
De kantonrechter zal de vordering op de primaire grondslag toewijzen. Buitengerechtelijke ontbinding op grond van 7:231 BW is mogelijk aangezien de burgemeester op grond van een verordening als bedoeld in artikel 174 Gemeentewet heeft besloten de woning voor drie maanden te sluiten. De toepasselijke APV, een verordening als bedoeld in artikel 174 Gemeentewet, biedt de burgemeester de mogelijkheid over te gaan tot algehele sluiting van een seksinrichting, in de APV gedefinieerd als een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, onderdeel van een seksbedrijf. De APV definieert een seksbedrijf als de activiteit bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie of tot het verrichten van seksuele handelingen voor een ander tegen vergoeding.
2.6.
Gelet op de in het besluit tot sluiting genoemde constateringen ‑ meer in het bijzonder de genoemde overlast van het (niet vergunde) seksbedrijf voor de direct omwonenden in combinatie met het feit dat de woning niet in gebruik was ten behoeve van bewoning ‑ acht de kantonrechter de door [eiser] ingeroepen buitengerechtelijke ontbinding ook proportioneel. Gegeven het feit dat [gedaagde] kennelijk geen (hoofd)verblijf heeft in de woning moet het ervoor worden gehouden dat zij de huurovereenkomst alleen is aangegaan ten behoeve van de seksinrichting. Het belang van [eiser] bij de buitengerechtelijke ontbinding weegt daarom zwaarder dan het belang van [gedaagde] bij voortduring van de huurovereenkomst.
2.7.
De buitengerechtelijke ontbinding heeft tot gevolg dat [gedaagde] de woning nu zonder recht of titel in gebruik heeft. Zij zal de woning daarom moeten ontruimen.
2.8.
Vanwege het sluitingsbesluit is het [gedaagde] niet toegestaan de woning voor 19 maart 2024 te betreden om de woning zelf te ontruimen. Om [gedaagde] toch de gelegenheid daartoe te bieden, zal de kantonrechter een ontruimingstermijn bepalen die haar voldoende gelegenheid biedt een gedwongen ontruiming door de deurwaarder te voorkomen.
2.9.
[gedaagde] is te beschouwen als de in het ongelijk gestelde partij en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
112,37
- griffierecht
87,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
809,87

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen acht dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] te [plaats 2] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van [eiser] zijn, en de sleutels af te geven aan [eiser],
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 809,87, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2024.