Overwegingen
Feiten
1. De woning is eigendom van [naam 3] .
2. Het primaire besluit is aan [naam 3] toegezonden. Op 30 maart 2022 heeft een medewerker van Eerlijke WOZ B.V., namens [naam 3] , bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
3. Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft verweerder het bezwaar van [naam 3] ongegrond verklaard en de waarde van de woning gehandhaafd.
4. Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
5. Bij e-mail berichten van 9 mei 2023 en 6 juni 2023 heeft verweerder de gemachtigde van eiseres bericht dat hij in zijn beroepschrift voor [de woning] , stukken die betrekking hebben op [adres] heeft bijgevoegd en dat de gemachtigde in beroep de naam [eiseres] noemt, foto’s meestuurt die op de [adres] betrekking hebben en een machtiging van mevrouw [eiseres] heeft meegezonden.
6. Vervolgens heeft verweerder op 26 januari 2024, naar aanleiding van de kennisgeving van deze zitting, het volgende bericht:
Geachte heer/mevrouw,
Van uw rechtbank hebben we een uitnodiging ontvangen voor een zitting voor de zaak HAA 23 / 1743 WOZ V00. Deze zaak betreft het object [de woning] . In uw brief van 23 januari 2024 wordt vermeld 'het beroep van [eiseres] '. Dit is niet juist. Belanghebbende in dit beroep is de heer [naam 3] .
De heer [eiseres] is belanghebbende in de zaak HAA 23 / 1700 WOZ V00. Deze zaak betreft het object [adres] .
Met vriendelijke groet,
Deze brief is in afschrift doorgestuurd aan de gemachtigde van eiseres.
7. De gemachtigde van eiseres heeft op geen van de berichten van verweerder gereageerd.
Beoordeling van het geschil
8. In geschil is in de eerste plaats of het beroep ontvankelijk is. Als die vraag bevestigend wordt beantwoord, is aansluitend de WOZ-waarde op de waardepeildatum
9. Op grond van artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) dient degene aan wie het recht is toegekend tegen een besluit beroep op een administratieve rechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen tegen dat besluit bezwaar te maken.
10. Op grond van artikel 8:1, eerste lid, van de Awb, kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank.
11. Artikel 26a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: Awr), luidt als volgt:
“In afwijking van artikel 8:1,eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan het beroep slechts worden ingesteld door:
a. de belanghebbende aan wie de belastingaanslag is opgelegd;
b. de belanghebbende die de belasting op aangifte heeft voldaan of afgedragen of van wie de belasting is ingehouden, of
c. degene tot wie de voor bezwaar vatbare beschikking zich richt.
2. Het beroep kan mede worden ingesteld door degene van wie inkomens- of vermogensbestanddelen zijn begrepen in het voorwerp van de belasting waarop de belastingaanslag of de voor bezwaar vatbare beschikking betrekking heeft.
3. De inspecteur stelt de in het eerste of het tweede lid bedoelde belanghebbende desgevraagd op de hoogte van de gegevens met betrekking tot de belastingaanslag of de beschikking voor zover deze gegevens voor het instellen van beroep of het maken van bezwaar redelijkerwijs van belang kunnen worden geacht.”
12. De rechtbank overweegt met betrekking tot de ontvankelijkheid van het beroep als volgt. Tegen het primaire besluit, gericht aan [naam 3] , is namens [naam 3] bezwaar gemaakt door een medewerker van Eerlijke WOZ BV. De uitspraak op bezwaar is ten name gesteld van Eerlijke WOZ BV, de bezwaarmaker namens [naam 3] . De uitspraak op bezwaar is niet ten name van eiseres gesteld, maar eiseres heeft wel tegen die uitspraak beroep ingesteld. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het bepaalde in de artikelen 7:1 en 8:1 van de Awb en artikel 26a, eerste lid, van de Awr, het beroep niet-ontvankelijk verklaard dient te worden voor zover het is gericht tegen voormelde uitspraak op bezwaar. Het primaire besluit is immers niet aan eiseres gericht en de uitspraak op bezwaar is evenmin gericht aan eiseres, zodat eiseres in beginsel geen beroep kan instellen. Niet gebleken is dat eiseres in onderhavige procedure kan worden aangemerkt als (mede) belanghebbende ten aanzien van de WOZ-waarde voor het object [de woning] . Eiseres kon geen beroep instellen tegen de in deze procedure bestreden uitspraak op bezwaar.
13. De rechtbank zal het beroep niet-ontvankelijk verklaren. Bij deze stand van zaken komt de rechtbank niet toe aan een beoordeling van voormelde uitspraak op bezwaar.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.