ECLI:NL:RBNHO:2024:278

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 januari 2024
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
24/19
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor kappen van naaldbos en archeologisch onderzoek in duingebied Bergen

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 12 januari 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoekster, Stichting ter behoud van het Schoorlse- en Noord Kennemerduingebied, had gevraagd om de werkzaamheden stil te leggen die voortvloeien uit een omgevingsvergunning verleend aan PWN voor het kappen van 16,2 hectare naaldbos in het duingebied nabij Bergen. De voorzieningenrechter oordeelt dat het bestreden besluit naar voorlopig oordeel in beroep stand zal houden. De belangen van de derde partijen, die belang hebben bij de voortzetting van de werkzaamheden, wegen zwaarder dan de belangen van verzoekster, die zich zorgen maakt over de bescherming van bomen en archeologische resten. De voorzieningenrechter concludeert dat de voorwaarden voor het toestaan van werkzaamheden in gronden met de dubbelbestemming archeologie zijn nageleefd, en dat het archeologisch onderzoek dat is uitgevoerd door Hollandia Archeologen deskundig is. De voorzieningenrechter verwijst naar eerdere uitspraken en concludeert dat er geen reden is om de omgevingsvergunning te schorsen of de werkzaamheden stil te leggen. De afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening wordt gemotiveerd door de noodzaak om de werkzaamheden voor het broedseizoen af te ronden en de aanwezigheid van het benodigde materieel.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/19

uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 januari 2024 in de zaak tussen

Stichting ter behoud van het Schoorlse- en Noord Kennemerduingebied, te Bergen, verzoekster,
(gemachtigde: mr. A.M.T. Wezel),
en

het college van burgemeester en wethouders van Bergen, het college,

(gemachtigde: W.M. de Boer).
Als derde-partijen nemen aan de zaak deel:
N.V. PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland (PWN)
(gemachtigde: mr. J. Bles)

de Provincie Noord-Holland (de provincie).

(gemachtigde: mr. S.L. Mercker)

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter gevraagd om de werkzaamheden stil te leggen, zolang nog niet op het beroep is beslist.
1.1
Bij besluit van 24 februari 2023 heeft het college aan PWN een omgevingsvergunning verleend voor het kappen van 16,2 ha naaldbos en het uitvoeren van werken of werkzaamheden op het adres Duingebied Bergen nabij het Langevlak, kadastraal sectie G, nummers 8, 9, 88, 298 en 523 in Bergen. Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt.
1.2
Bij ongedateerd in mandaat genomen besluit, dat op 5 augustus 2023 door de gemachtigde van verzoekster per e-mail is ontvangen, is het bezwaar, onder aanvulling van de motivering, ongegrond verklaard. Daarbij heeft het college verwezen naar het Advies van de commissie voor de bezwaarschriften. Tegen dit besluit (het bestreden besluit) heeft verzoekster beroep ingesteld.
1.3
Daarnaast heeft verzoekster een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
1.4
Bij uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 januari 2024 is een verzoek om een ordemaatregel afgewezen.
1.5
Bij besluit van 5 januari 2024 heeft het college voornoemd in mandaat genomen besluit bekrachtigd.
1.6
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 januari 2024 op zitting behandeld. Verzoekster is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Zij werd vergezeld door [naam 1] (bestuurslid), [naam 2] en [naam 3] . Het college is vertegenwoordigd door haar gemachtigde, [naam 5] en [naam 6] . Voor de provincie is verschenen de gemachtigde en [naam 7] . Voor PWN zijn verschenen de gemachtigde en [naam 4] .
1.7
Het verzoek is ter zitting gezamenlijk behandeld met het verzoek om een voorlopige voorziening (HAA 23/7632) hangende bezwaar gericht tegen de weigering door het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier om het kappen van 16,2 ha naaldbos en het afplaggen van gronden in zone A van de primaire waterkering stil te leggen.

Het bestreden besluit

2.1
PWN beheert voor de Provincie Noord-Holland ruim 7.500 hectare duingebied, waaronder het Noordhollands Duinreservaat. PWN heeft een aanvraag ingediend voor de kap van 16,2 ha naaldbos en het uitvoeren van werken of werkzaamheden op het adres Duingebied Bergen, nabij het Langevlak, kadastraal sectie G, nummers 8, 9, 88, 298 en 523 in Bergen.
De werkzaamheden zien op het afplaggen van de grond (het verwijderen van de bovenste grondlaag). Reden voor deze werkzaamheden is dat in het oostelijk gelegen open duin tussen de dennenbossen (Lange Vlak) sprake is van een verzurende trend vanwege de beperkte windwerking en daarmee de minimale aanvoer van zand en zout. De kwaliteit van het open duin aan de lijzijde zal zonder de kap verder achteruit gaan en uiteindelijk zal de oppervlakte afnemen en overgaan in struweel en ruigte. Er is sprake kwaliteitsverlies door verzuring. Het gaat derhalve om natuurherstelmaatregelen.
2.2
Het college stelt zich op het standpunt dat op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan voor de werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig is en heeft de gevraagde omgevingsvergunning verleend. Daarbij heeft het college overwogen dat de werkzaamheden toelaatbaar zijn op grond van het bestemmingsplan, omdat de natuur-, cultuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast. Dit wordt onderbouwd met het rapport Extern Advies NLC.
Ook zijn de werkzaamheden ingevolge het bestemmingsplan toelaatbaar nu de archeologische waarden in een archeologisch rapport in voldoende mate zijn vastgesteld. In het archeologisch rapport wordt vervolgonderzoek geadviseerd, hetgeen als voorschrift aan de omgevingsvergunning is verbonden.
Daarnaast heeft het college zich op het standpunt gesteld dat, gelet op het rapport Extern Advies NLC Waarden, de in artikel 4.11b van de Algemene plaatselijke verordening (Apv) genoemde waarden niet onevenredig worden aangetast en dat er door de kap van de bomen ook positieve effecten zijn voor onder andere de ecologische en landschappelijk waarden.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter ziet in deze zaak geen mogelijkheid om ook meteen op het beroep te beslissen, omdat er bij de rechtbank twee beroepschriften zijn binnengekomen gericht tegen het besluit waarbij de bezwaren tegen de omgevingsvergunning van 24 februari 2023 ongegrond zijn verklaard. Immers alleen het verzoek stond geagendeerd (en dus niet beide beroepen) op de zitting van 9 januari jl. Het ligt voor de hand deze twee beroepen gelijktijdig later te behandelen. De voorzieningenrechter zal daarom alleen op het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening beslissen.
4. De voorzieningenrechter kan alleen een voorlopige voorziening treffen als verzoekster daar voldoende spoedeisend belang bij heeft. In dit geval is aan de voorwaarde van het spoedeisend belang voldaan. Op dit moment wordt namelijk in hoog tempo uitvoering gegeven aan de omgevingsvergunning, doordat er elke dag vele bomen worden gekapt.
5. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het beroep een redelijke kans van slagen heeft. Ook weegt de voorzieningenrechter de belangen van verzoekster bij het stilleggen van de kap af tegen de belangen van de derde partijen bij het voorzetten van de werkzaamheden. Het oordeel van de voorzieningenrechter over de rechtmatigheid van de afgegeven omgevingsvergunning heeft een voorlopig karakter en bindt de rechter(s) die de beroepsza(a)ken behandelen niet.
6. De voorzieningenrechter is vooralsnog van oordeel dat het bestreden besluit in beroep stand zal houden en dat de belangen van de derde partijen bij voorzetting van de kapwerkzaamheden zwaarder wegen dan de belangen van verzoekster. De gevraagde voorlopige voorziening zal daarom worden afgewezen. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7. Het toetsingskader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak en maakt deel uit van deze uitspraak.
Omvang van het geding
8.1
De voorzieningenrechter overweegt dat de mededeling in het aanvullend beroepschrift dat de eerder namens verzoekster ingediende bezwaargronden als herhaald moeten worden beschouwd – zonder daarbij aan te geven in welk opzicht, in haar visie, de reactie van het college in het bestreden besluit ontoereikend was – onvoldoende is om te spreken van een beroepsgrond waar de rechtbank of voorzieningenrechter op in moet gaan. De voorzieningenrechter richt zich op wat verzoekster concreet in beroep heeft aangevoerd; dit zijn drie beroepsgronden.
8.2
Ter zitting is door het college en de provincie betoogd dat twee van deze drie beroepsgronden te laat naar voren zijn gebracht. Gelet op de aard van de beoordeling in een voorlopige voorzieningenprocedure, laat de voorzieningenrechter deze vraag liggen voor de bodemprocedure en zal in deze procedure beoordelen of de beroepsgronden een redelijke kans van slagen hebben.
Het bestreden besluit is onbevoegd genomen
9. Verzoekster stelt dat het bestreden besluit onbevoegd is genomen, omdat in dit geval de omgevingsvergunning is verleend door het college. Volgens de bevoegdhedenregeling colleges en burgemeester Bergen, Uitgeest, Castricum en Heiloo 2020 kon het bestreden besluit daarom niet in mandaat genomen worden door de teammanager vergunningen.
De voorzieningenrechter stelt vast dat in de beroepsfase het college het bestreden besluit heeft bekrachtigd. Hiermee is het bevoegdheidsgebrek hersteld.
De beslissing is genomen in strijd met het bestemmingsplan
10.1
Verzoekster stelt dat uit het archeologisch onderzoek niet blijkt dat door de werkzaamheden de archeologische waarden niet worden geschaad, of mogelijke schade kan worden voorkomen. Het in het archeologisch onderzoek voorgeschreven nadere onderzoek heeft niet plaatsgevonden. Het bestreden besluit is daarmee onzorgvuldig tot stand komen.
10.2
Uit stukken die vlak voor de zitting aan de voorzieningenrechter zijn overgelegd, blijkt dat het nadere onderzoek, dat werd geadviseerd in het archeologisch onderzoek en in het voorschrift van de omgevingsvergunning werd opgenomen, wel heeft plaatsgevonden, namelijk op 9 en 10 maart 2023. Dat het bestreden besluit, wegens het ontbreken van dit nader onderzoek, onzorgvuldig tot stand is gekomen, volgt de voorzieningenrechter daarom niet.
Dat het vervolgonderzoek, dat heeft bestaan uit een booronderzoek, niet ten grondslag kan worden gelegd aan de vergunningverlening – zoals door verzoekster vlak voor de zitting is gesteld – volgt de voorzieningenrechter evenmin. Het college heeft zowel het archeologisch onderzoek, als het vervolgonderzoek uit laten voeren door Hollandia Archeologen, die geacht kunnen worden deskundig te zijn op dit gebied. Daarbij is ter zitting verduidelijkt dat een booronderzoek was aangewezen, omdat in het gebied ten tijde van de aanvraag bomen stonden. Een sleuvenonderzoek was daarmee niet mogelijk. De voorzieningenrechter ziet in de stukken die verzoekster heeft overgelegd en in wat zij ter zitting hierover heeft gesteld onvoldoende reden om te twijfelen aan de onderzoeksmethode van Hollandia Archeologen.
10.3
In artikel 20.4.3 van het bestemmingsplan staat dat werken en werkzaamheden, zoals in lid 20.4.1 bedoeld, slechts toelaatbaar zijn indien:
(a) de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en
(b) de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
10.4
In dit geval blijkt uit het archeologisch rapport dat voor het plangebied archeologische resten worden verwacht uit de late bronstijd tot en met de nieuwe tijd op de strandwal en de oude duinen. Archeologische onderzoeken en waarnemingen uit de nabije omgeving tonen aan dat er in het duingebied rondom Bergen diverse aanwijzingen zijn voor bewoning op de top van de oude duinen. Archeologische resten kunnen al vanaf 6/7 meter +NAP worden aangetroffen. Om die reden wordt er een archeologisch vervolgonderzoek geadviseerd voor de lagere bosgebieden die worden gekapt.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is hiermee voldaan aan het hiervoor onder a genoemde. De archeologische waarden zijn in dit rapport voldoende mate vastgesteld.
10.5
De verplichting tot het uitvoeren van een nader onderzoek is opgenomen in de omgevingsvergunning. Hierbij is aangegeven dat het moet gaan om een archeologisch booronderzoek. Voorafgaand aan het booronderzoek moet een plan van aanpak worden overgelegd aan de gemeente Bergen en op basis van de resultaten van het booronderzoek moet worden besloten of vervolgonderzoek nodig is.
Uit het booronderzoek is gebleken dat voor het zuidelijk deelgebied geen vervolgonderzoek is geadviseerd. Voor het noordelijke deel is een advies gegeven in het geval bij de werkzaamheden het oude loopniveau wordt doorsneden (vanaf 0,50 m onder het maaiveld). Dit advies is vervolgens op 3 april 2023 beoordeeld door NMF erfgoedadvies. Het advies is – iets aangevuld – goedgekeurd. Het advies is uiteindelijk als volgt komen te luiden:
“Als bij het kappen, verwijderen/uitgraven van de boomwortels en/of chopperen het oude loopniveau wordt doorsneden (vanaf 0,50 m onder het maaiveld), dient men zorgvuldig om te gaan met eventuele archeologische resten die eventueel vrij komen te liggen. Bij de diepere graafwerkzaamheden zal op een aantal momenten een archeoloog of metaaldetectorist met ruime veldervaring het terrein aflopen. Wanneer er mogelijke relevante archeologische resten worden aangetroffen wordt in overleg met de bevoegde overheid opgeschaald naar een (extensieve) archeologische begeleiding. Hier is dan een Programma van Eisen voor noodzakelijk.”
Dit advies is door het college overgenomen in een selectiebesluit van 8 januari 2024.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is hiermee ook voldaan aan de hiervoor onder b genoemde voorwaarde voor het toestaan van werkzaamheden in gronden met de dubbelbestemming archeologie. Door de verplichting tot aanvullend archeologisch onderzoek op te nemen in de omgevingsvergunning en er op toe te zien dat dit aanvullend onderzoek daadwerkelijk wordt uitgevoerd en de uitkomsten daarvan te laten beoordelen door NFM is voldoende geborgd dat de archeologische waarden niet worden geschaad of schade zoveel mogelijk wordt voorkomen.
10.6
Dat het selectiebesluit pas op 8 januari 2024 is afgegeven en mogelijk onbevoegd is genomen – zoals door verzoekster ter zitting naar voren is gebracht – leidt naar het oordeel van de voorzieningenrechter er niet toe dat de omgevingsvergunning daarom niet in stand zou kunnen blijven. Immers, de afgifte van een selectiebesluit staat opgenomen als voorschrift in de omgevingsvergunning. Het is geen vereiste voor vergunningverlening. Wel is de voorzieningenrechter van oordeel dat het zorgvuldiger zou zijn geweest als het selectiebesluit was genomen voordat de werkzaamheden waren begonnen.
Aardkundig monument
11. Tot slot is door verzoekster aangevoerd dat de omgevingsvergunning niet verleend had kunnen worden, omdat het duingebied van Schoorl en Bergen is aangewezen als aardkundig monument. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is deze aanwijzing echter geen aspect waarmee rekening wordt gehouden bij het verlenen van de omgevingsvergunning. Hierbij overweegt de voorzieningenrechter dat een aardkundig monument geen status heeft als rijks- of gemeenschappelijk monument. Het geeft wel aan dat het een aardkundig waardevol gebied is. Het toetsingskader voor het kappen van de bomen en de werkzaamheden in de grond wordt bepaald door het bestemmingsplan en de Apv. In dit toetsingskader wordt het aardkundig monument niet genoemd. Wel hebben de gronden natuurwaarde en archeologische waarde, waarmee het waardevolle gebied naar het oordeel van de voorzieningenrechter wel wordt beschermd. Uit het extern advies NLC waarden volgt ook dat de natuur-, cultuur en landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast en ook de archeologische waarde is voldoende geborgd. Verzoekster heeft ter zitting verwezen naar artikel 4:11b van de Apv, echter de waarden die daar worden genoemd zien op de waarde van de (te kappen) bomen en niet op het duingebied.
Belangen van partijen
12. Daar komt nog bij dat de derde partijen hebben aangegeven dat zij belang hebben bij voortzetting van de werkzaamheden, omdat nu het daarvoor benodigde materieel aanwezig is. Bovendien moeten de werkzaamheden afgerond zijn voor het broedseizoen. Daartegenover staat het belang van verzoekster bij het behoud van de bomen en de bescherming van de archeologische resten in de grond, zolang nog niet definitief op het beroep is beslist. Het kappen van de bomen, het afplaggen van de grond en het daarmee vernietigen van de archeologische waarde ter plaatse, is onomkeerbaar, aldus verzoekster. Ter zitting is namens verzoekster benadrukt dat het van belang is om pas op de plaats te maken en eerst goed en zorgvuldig onderzoek te doen naar de effecten en gevolgen van de bomenkap. Hierbij is ook ingegaan op het nut en de noodzaak van de natuurherstelmaatregelen.
De voorzieningenrechter overweegt dat de discussie over de vraag hoe de bomenkap zich verhoudt tot de natuurherstelmaatregelen niet voorligt. Deze vraag is al aan de orde gekomen in de uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 oktober 2023 [1] , waar nu dan ook naar wordt verwezen. Ook in de overige belangen van verzoekster ziet de voorzieningenrechter gelet op hetgeen hiervoor is overwogen onvoldoende aanleiding om de omgevingsvergunning te schorsen en/of de werkzaamheden stil te leggen.

Conclusie en gevolgen

13. Gelet op al het voorgaande komt de voorzieningenrechter tot het voorlopige oordeel dat de beroepsgronden geen redelijke kans van slagen hebben en dat niet is gebleken van een zwaarwegend belang aan de kant van verzoekster om de werkzaamheden stil te leggen. De voorzieningenrechter ziet dan ook geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat bij deze uitkomst geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. Affourtit-Kramer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J. Poggemeier, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 januari 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Artikel 2.1, eerste lid
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijke bestaat uit:
b. het uitvoeren van een werk, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan is bepaald;
Artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g
Voor zover ingevolge een bepaling in een gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om houtopstand te vellen, geldt een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.
Artikel 2.11, eerste lid
Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, waaromtrent regels zijn gesteld in een bestemmingsplan, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien het werk of de werkzaamheden daarmee in strijd zijn of in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening.

Bestemmingsplan Duingebied gemeente Bergen

Volgens het bestemmingsplan ‘Duingebied’ van de gemeente Bergen, per 1 januari 2024 onderdeel uitmakend van het omgevingsplan van de gemeente Bergen, heeft het gebied de bestemming natuur en de dubbelbestemming waarde - Archeologie 4.
6.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Natuur zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
d. het aanbrengen, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties.
6.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 6.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:
a. daardoor de natuur-, cultuur en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
b. uit een advies van de deskundige op het gebied van natuur, cultuur en landschap blijkt dat voldaan wordt aan het bepaalde in lid 6.3.3 onder a.

Artikel 20 Waarde - Archeologie 4

20.1
Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie - 4 aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de
bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.
20.4.1
Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie 4 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen, of werkzaamheden met een grotere omvang dan 2.500 m2 uit te voeren:
a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor afwijking, zoals in lid 20.3.1 bedoeld, is verleend;
b. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
c. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van
daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
20.4.3
Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 20.4.1 bedoeld zijn slechts toelaatbaar indien de
aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar indien:
• a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of
werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de
betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
• b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet
worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden regels te
verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen
van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een
archeologische deskundige.

Algemene plaatselijke vordering van de gemeente Bergen

Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
1.Het is verboden zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders houtopstand te vellen of te doen vellen.
Artikel 4:11b Weigeringsgronden
Het college van burgemeester en wethouders kan een vergunning weigeren, dan wel aan de vergunning voorschriften of beperkingen verbinden, in het belang van:
  • - ecologische waarden;
  • - landschappelijke / stedenbouwkundige waarden;
  • - cultuurhistorische waarden;
  • - waarden voor recreatie en leefbaarheid;
  • - waarden van dorpsschoon;
  • - beeldbepalende waarden.