ECLI:NL:RBNHO:2024:2820

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
20 maart 2024
Zaaknummer
10661797 \ EJ VERZ 23-330
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen herziene uitdelingslijst in erfrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 2 april 2024 uitspraak gedaan in een erfrechtelijke procedure waarin verzoeksters verzet hebben aangetekend tegen een herziene uitdelingslijst die door de vereffenaar van de nalatenschap van de erflaatster was opgesteld. De erflaatster, die op [datum] is overleden, had in haar testament van 12 september 2010 bepaalde erfgenamen uitgesloten en een bewind ingesteld over gelegateerde bedragen. De verzoeksters, die de meerderjarige kinderen van de erflaatster zijn, hebben hun legitieme portie ingeroepen en verzet aangetekend tegen de uitdelingslijst die door de vereffenaar was gepresenteerd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vereffenaar verschillende kosten ten laste van de nalatenschap heeft gebracht, waaronder betalingen aan een slotenmaker en de belastingdienst. De verzoeksters hebben bezwaar gemaakt tegen deze kosten en de waardering van de woning van de erflaatster. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het verzet gegrond is voor de belastingdienst, waarbij de vordering is bijgesteld naar € 3.862,00, maar voor het overige ongegrond. De kantonrechter heeft ook het aanvullend salaris van de vereffenaar vastgesteld op € 5.005,69 inclusief btw. Deze uitspraak benadrukt de complexiteit van erfrechtelijke procedures en de rol van de vereffenaar in de afwikkeling van nalatenschappen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./repnr.: 10661797 \ EJ VERZ 23-330 WD
Uitspraakdatum: 2 april 2024 (bij vervroeging)
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker 1] ,wonende te [woonplaats 1] ,
verzoekende partij,
verder te noemen: [verzoeker 1] ,
de stichting
Stichting Humanitas Inkomensbeheer, gevestigd te Purmerend, in haar hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van
[naam 1]( [naam 1] )
verzoekende partij,
verder te noemen: de bewindvoerder,
[verzoeker 2] ,wonende te [woonplaats 2] ,
verzoekende partij,
verder te noemen: [verzoeker 2] ,
tegen
[gemachtigde] ,kantoorhoudende te Hoofddorp, in zijn hoedanigheid van
vereffenaar van de nalatenschap van [naam 2] ,geboren op [geboortedatum] , en overleden op [datum] te [plaats] , laatstelijk gewoond hebbende te [plaats] (hierna: de vereffenaar),
gemachtigde mr. C.J. Loggen- ten Hoopen.
Belanghebbenden zijn:
[belanghebbende 1] ,(hierna: [belanghebbende 1] ) wonende te [woonplaats 3] ,
en
[belanghebbende 2]p/a te Heiloo.

1.Het procesverloop

1.1.
Verzoeksters hebben een verzoekschrift (akte van verzet) ingediend, bij de griffie ontvangen op 11 augustus 2023.
1.2.
De vereffenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
Op 19 maart 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
Op [datum] is [naam 2] voornoemd (hierna: de erflaatster) overleden. Ten tijde van haar overlijden was zij ongehuwd.
2.2.
[verzoeker 1] , [naam 1] , [verzoeker 2] , [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] zijn de meerderjarige kinderen van de erflaatster.
2.3.
De erflaatster heeft bij testament van 12 september 2010 over haar nalatenschap beschikt. In dit testament heeft zij, voor zover van belang:
(i) [verzoeker 1] , [naam 1] , [verzoeker 2] en [belanghebbende 2] uitgesloten als erfgenaam;
(ii) [belanghebbende 1] als enig erfgename benoemd onder de last om haar voornoemde zusters een aan hen gelegateerd bedrag uit te keren;
(iii) een bewind ingesteld over de aan voornoemde zusters gelegateerde bedragen;
(iv) [belanghebbende 1] benoemd tot executeur van de nalatenschap.
2.4.
[belanghebbende 1] heeft de executeursbenoeming aanvaard. Nadien heeft zij de nalatenschap beneficiair aanvaard en heeft zij als vereffenaar een aanvang gemaakt met de vereffening van de nalatenschap van de erflaatster.
2.5.
[verzoeker 1] , [naam 1] , [verzoeker 2] en [belanghebbende 2] hebben ieder het legaat verworpen en daarbij een beroep gedaan op hun legitieme.
2.6.
Bij beschikking in hoger beroep van het gerechtshof Amsterdam van 9 februari 2021 is de vereffenaar in de plaats van [belanghebbende 1] benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap van de erflaatster.
Bij dezelfde beschikking is [belanghebbende 1] veroordeeld om aan [verzoeker 1] en [verzoeker 2] afschrift te verschaffen van – onder meer – verschillende belastingaangiften en -aanslagen en bankafschriften.
2.7.
Tot de nalatenschap behoorde een woning die de vereffenaar aan een derde heeft verkocht.
2.8.
De kantonrechter heeft verschillende malen op verzoek van de vereffenaar aan hem een voorschot op het vereffenaarssalaris toegekend.
2.9.
Op 29 juni 2023 heeft de vereffenaar een uitdelingslijst ter inzage gelegd bij de boedelnotaris. Op 20 juli 2023 heeft de vereffenaar een herziene uitdelingslijst ter inzage gelegd.

3.Het verzet

3.1.
Verzoeksters hebben verzet aangetekend tegen de (herziene) uitdelingslijst.
3.2.
De vereffenaar heeft zich hiertegen verweerd.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Verzoeksters hebben verschillende bezwaren aangevoerd tegen de uitdelingslijst. De vereffenaar heeft op al deze bezwaren gereageerd. De kantonrechter zal puntsgewijs op de stellingen van partijen ingaan.
(i) [belanghebbende 1] , aflossing achterstanden ad € 2.825,00
4.2.
Deze op de uitdelingslijst voorkomende post betreft betalingen die [belanghebbende 1] heeft gedaan aan een slotenmaker (€ 95,00), ING (€ 1.080,00) en Nuon (1.650,00). De vereffenaar heeft ter zake de slotenmaker in het verweerschrift gesteld dat [belanghebbende 1] op 3 juni 2021 heeft geconstateerd dat de sloten van de woning van de erflaatster onklaar waren gemaakt. Hierop heeft zij de slotenmaker ingeschakeld en voor de nalatenschap van de erflaatster genoemd bedrag voorgeschoten om de nota van de slotenmaker te betalen.
Verzoeksters hebben hier op de mondelinge behandeling niet op gereageerd. De kantonrechter is daarom van oordeel dat dit bedrag terecht op de uitdelingslijst is meegenomen als schuld van de nalatenschap aan [belanghebbende 1] .
4.3.
Ter zake de ING heeft de vereffenaar in het verweerschrift aangevoerd dat [belanghebbende 1] de roodstand op de ING-rekening van de erflaatster heeft afgelost. Verzoeksters hebben dit niet betwist. De kantonrechter is daarom van oordeel dat dit bedrag terecht op de uitdelingslijst is meegenomen als schuld van de nalatenschap aan [belanghebbende 1] .
4.4.
Verzoeksters hebben niet weersproken dat kosten van de Nuon terecht op de uitdelingslijst is meegenomen als schuld van de nalatenschap aan [belanghebbende 1] .
(ii) Belastingdienst ad € 8.103,46
4.5.
De kantonrechter stelt vast dat de vereffenaar naar aanleiding van de inhoud van de akte van verzet van verzoeksters een nieuwe uitdelingslijst heeft opgesteld [1] waarop deze schuld naar beneden is bijgesteld tot een bedrag van € 3.862,00. In zoverre is het verzet gegrond.
Tegen deze nieuwe door de vereffenaar vastgestelde en in de overgelegde uitdelingslijst begrote belastingschuld zijn verzoeksters niet meer opgekomen.
[boekhouder] ad € 4.494,04
4.6.
Gebleken is dat [boekhouder] zowel voor [belanghebbende 1] als voor de erflaatster boekhoudkundige c.q. administratieve werkzaamheden heeft verricht en voor beiden een apart klantnummer heeft aangehouden, maar dat [boekhouder] desondanks werkzaamheden die zij ten behoeve van de erflaatster c.q. de nalatenschap heeft verricht op naam van [belanghebbende 1] heeft gefactureerd. Met de vereffenaar is de kantonrechter van oordeel dat, voor zover dit het geval is, ondanks de tenaamstelling van de factuur, deze kosten ten laste van de nalatenschap van de erflater mogen worden gebracht en in de door de vereffenaar opgestelde uitdelingslijst meegenomen mochten worden.
4.7.
Partijen hebben in deze procedure getwist over het antwoord op de vraag in hoeverre de door [boekhouder] in rekening gebrachte bedragen ten behoeve van de nalatenschap c.q. de erflaatster dan wel ten behoeve van [belanghebbende 1] zijn gemaakt.
De vereffenaar heeft ter zitting verklaard dat hij (i) de door [boekhouder] bij hem ingediende facturen intensief heeft onderzocht, (ii) [boekhouder] hierover en over haar werkzaamheden heeft bevraagd en (iii) dat de vereffenaar op basis van zijn bevindingen de vordering van [boekhouder] heeft begroot en op de uitdelingslijst heeft geplaatst. Verzoeksters hebben dit alles niet weersproken.
4.8.
Verzoeksters hebben nog wel gesteld dat [boekhouder] geen aangifte erfbelasting heeft gedaan en hiervoor wel facturen heeft verzonden. De vereffenaar heeft hiertegen ingebracht dat hij deze facturen niet heeft meegenomen in de begroting van de vordering van [boekhouder] op de uitdelingslijst. Ook dit hebben verzoeksters niet weersproken.
4.9.
Gelet op het voorgaande heeft de kantonrechter onvoldoende reden om te twijfelen aan de juistheid van de aan de begroting van de vordering van [boekhouder] op de uitdelingslijst.
Hoist Essent ad € 5.737,65
4.10.
De kantonrechter stelt vast dat de vereffenaar deze post op de uitdelingslijst heeft begroot op € 5.737,65. Verzoeksters hebben aangevoerd dat uit de facturen van Hoist Essent blijkt dat de vordering van Hoist Essent hooguit € 1.792,58 bedraagt. De vereffenaar heeft hiertegen ingebracht dat dit slechts de hoofdsom betreft en dat de rest ziet op door Hoist Essent in rekening gebrachte boetes, rente en kosten. Verzoeksters hebben dit niet weersproken.
Giften
4.11.
Verzoeksters stellen dat de vereffenaar bij de begroting van de legitieme porties van verzoeksters ten onrechte geen rekening hebben gehouden met de door de erflaatster aan [belanghebbende 1] gedane giften. In de procedure die heeft geleid tot de beschikking van 9 februari 2021 hebben verzoeksters stukken aan de vereffenaar verstrekt waaruit blijkt dat [belanghebbende 1] wel eens een bedrag van € 206.243,84 aan giften van de erflaatster zou kunnen hebben ontvangen. Dan is het aan de vereffenaar om ten minste hierover vragen aan [belanghebbende 1] te stellen, wat, voor zover verzoeksters weten, de vereffenaar niet heeft gedaan, aldus verzoeksters.
4.12.
De vereffenaar heeft hiertegen ingebracht dat hij na zijn benoeming uitvoerig onderzoek heeft gedaan naar mogelijke giften van de erflaatster aan [belanghebbende 1] . Hiertoe heeft hij onder andere de voorhanden zijnde administratie van de erflaatster onderzocht. Desondanks heeft hij geen concrete aanwijzing voor het bestaan van giften aan [belanghebbende 1] die het dagelijkse en het gebruikelijke overstijgen. Sterker nog: uit de beschikbare bescheiden blijkt dat door de erflaatster veelal relatief kleine bedragen ten titel van “lening” aan [belanghebbende 1] werden overgemaakt, die binnen korte tijd door laatstgenoemde daadwerkelijk werden terugbetaald. Dit alles aldus de vereffenaar.
4.13.
In het licht van het gemotiveerde betoog van de vereffenaar komt aan de weinig concrete stellingen van verzoeksters geen doorslaggevende betekenis toe. Dat de vereffenaar op dit punt zich onvoldoende van zijn taken zou hebben gekweten, is niet komen vast te staan en is daarnaast geen verwijt dat thuis hoort in het verzet tegen de uitdelingslijst.
Waardering woning
4.14.
Partijen verschillen van mening over waardering van de woning van de erflaatster op de uitdelingslijst. Op zichzelf is niet in geschil dat het uitgangspunt is dat als peildatum de datum van het overlijden van de erflaatster moet worden gehanteerd, [datum] . De enige concrete waardebepaling van de woning van de erflaatster op deze peildatum is de WOZ- waardebepaling van € 694.000,00 per 1 januari 2018. De vereffenaar heeft dit bedrag op de uitdelingslijst vermeld.
4.15.
De gronden van het verzet van verzoeksters werpen de vraag op of in dit geval gelet op de eisen van de redelijkheid en billijkheid die ingevolge het bepaalde in artikel 6:2 van het Burgerlijk Wetboek de verhouding tussen [belanghebbende 1] en verzoeksters beheersen, een correctie plaats moet vinden op het hiervoor onder 4.14 genoemde uitgangspunt ten aanzien van de peildatum. Verzoeksters stellen dat dit het geval is en dat dit meebrengt dat in dit geval de woning moet worden gewaardeerd op de jaren later door de vereffenaar gerealiseerde verkoopprijs.
4.16.
Verzoeksters brengen ter onderbouwing van hun standpunt naar voren dat de vereffenaar relatief veel tijd heeft besteed aan het verkoopproces. De tijd die de vereffenaar hieraan besteedde drukt op het saldo van de nalatenschap en daarmee op de hoogte van de aan verzoeksters toekomende legitieme portie. Dit terwijl bij hantering van de peildatum 1 januari 2018 verzoeksters niet profiteren van de aan hen doorbelaste (verkoop)werkzaamheden van de vereffenaar, omdat zij niet meedelen in de hogere verkoopopbrengst. Dit in tegenstelling tot [belanghebbende 1] die hier als enig erfgenaam wel van profiteert. Aldus brengen de eisen van de redelijkheid en billijkheid mee dat in dit geval bij de waardering van de woning op de uitdelingslijst wordt afgeweken van het uitgangspunt dat de datum van het overlijden van de erflaatster als peildatum heeft te gelden. Dit alles aldus verzoeksters.
De vereffenaar heeft dit alles weersproken.
4.17.
De kantonrechter stelt voorop dat niet is gebleken dat de vereffenaar enig verwijt valt te maken ten aanzien van de vertraging in het verkoopproces en het relatief grote aantal uren dat hij aan dit proces heeft moeten besteden. Ook [belanghebbende 1] valt hiervan geen verwijt te maken. Verzoeksters hebben dit terecht niet aan hun verzet ten grondslag gelegd.
Ook is van belang dat verzoeksters niet hebben betwist dat het in het kader van de vereffening van de nalatenschap noodzakelijk was de woning van de erflaatster te verkopen.
Voorts merkt de kantonrechter op dat ingeval van een dalende huizenmarkt dit tijdverloop enkel in het nadeel van [belanghebbende 1] zou zijn geweest en niet ten nadele van verzoeksters bij de begroting van hun legitieme portie. Dit risico is onlosmakelijk verbonden aan de omstandigheid dat zij vanaf de dag van het overlijden als enig erfgename de eigenaar van de betreffende woning was. Een eigenaar profiteert van de eventuele waardestijging, maar loopt ook een risico op een eventuele waardedaling.
4.18.
De kantonrechter begrijpt dat het voor verzoeksters zuur is dat zij om voor hen onbegrijpelijke redenen door de erflaatster niet als erfgenaam zijn aangemerkt en daardoor niet meedelen in de waardestijging. Dit – niet aan [belanghebbende 1] te wijten – feit brengt echter niet mee dat de tussen verzoeksters enerzijds en [belanghebbende 1] anderzijds geldende eisen van redelijkheid en billijkheid meebrengen dat de woning van de erflaatster aan de hand van een andere peildatum moet worden gewaardeerd.
Salaris van de vereffenaar
4.19.
Verzoeksters hebben het aantal uren dat de vereffenaar in rekening heeft gebracht niet betwist. Evenmin hebben verzoeksters aangevoerd dat dit urenaantal niet redelijk zou zijn gelet op de aard en de complexiteit van de nalatenschap en de omstandigheden van het geval. Het enige bezwaar van verzoeksters is erin gelegen dat zij moeten meebetalen aan het salaris, dat in belangrijke mate zo hoog is als gevolg van het lange en uitgebreide verkooptraject, terwijl zij niet profiteren van de waardestijging van de onroerende zaak.
De kantonrechter stelt vast dat de vereffenaar recht heeft op het aan hem toekomende loon, vast te stellen door de kantonrechter, en dat het enkele gegeven dat hij veel tijd kwijt is geweest met de verkoop van de woning, hier niet aan afdoet.
4.20.
Uit hetgeen hiervoor wordt overwogen blijkt dat het verzet alleen gegrond is voor zover het de vordering van de belastingdienst betreft, die naar € 3.862,00 moet worden bijgesteld. Voor het overige is het verzet ongegrond.
4.21.
De vereffenaar heeft nog verzocht om toekenning van aanvullend salaris over de periode na 10 mei 2023.
Het verzoek met betrekking tot artikel 4:206 lid 3 BW acht de kantonrechter toewijsbaar tot het bedrag zoals hierna vermeld. De kantonrechter is daarbij uitgegaan van het uurloon dat wordt toegekend aan curatoren in een faillissement.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart het verzet gegrond voor zover dit ziet op de vordering van de belastingdienst (zie 4.5. en 4.19);
5.2.
verklaart het verzet voor het overige ongegrond
5.3.
stelt het aanvullend loon van de vereffenaar over de periode vanaf 10 mei 2023 vast op
€ 5.005,69 inclusief btw.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.S. Reid en bij vervroeging op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie bijlage 5 bij het verweerschrift