ECLI:NL:RBNHO:2024:2859

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
10675357 \ CV EXPL 23-2929
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurprijswijziging en toewijzing van achterstallige huur in een huurovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 7 maart 2024 uitspraak gedaan in een huurprijswijzigingskwestie tussen een verhuurder en een huurder. De verhuurder, aangeduid als [eiser], heeft een vordering ingesteld tegen de huurder, aangeduid als [gedaagde], met het verzoek om betaling van achterstallige huur en een huurprijswijziging. De vordering is gebaseerd op de huurovereenkomst en de algemene bepalingen die van toepassing zijn op de huurprijswijzigingen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurprijs vanaf 1 april 2023 kan worden verhoogd, met als uitgangspunt de huurprijs die eerder in een vonnis van 2 maart 2023 is vastgesteld.

Het procesverloop begon met een dagvaarding van [eiser] op 24 augustus 2023, waarna [gedaagde] mondeling heeft geantwoord en stukken heeft ingediend. Tijdens de zitting op 22 januari 2024 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de huurovereenkomst en de algemene bepalingen van toepassing zijn en dat de huurprijs jaarlijks kan worden aangepast. [gedaagde] heeft verweer gevoerd door te stellen dat [eiser] tijdens de coronapandemie had beloofd de huur niet te verhogen, maar dit verweer werd door de kantonrechter verworpen.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] de verhoogde huurprijs verschuldigd is en dat de huurprijswijziging vanaf 1 april 2023 toewijsbaar is. De kantonrechter heeft de vordering van [eiser] tot betaling van € 654,45 toegewezen, inclusief wettelijke rente en proceskosten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de vordering voor het overige is afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 10675357 \ CV EXPL 23-2929
Uitspraakdatum: 7 maart 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats 1]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. G.H.H. Groen
tegen
[gedaagde], h.o.d.n. [bedrijf]
wonende te [plaats 2]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
De zaak in het kort
De door verhuurder gevorderde huurprijswijziging is toewijsbaar vanaf 1 april 2023. Daarbij wordt als uitgangspunt genomen de huurprijs die eerder tussen partijen in een vonnis van 2 maart 2023 is vastgesteld.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 24 augustus 2023 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft mondeling geantwoord en heeft ter rolle van 5 oktober 2023 stukken ingediend.
1.2.
Op 22 januari 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [eiser] heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt van [eiser] de bedrijfs- c.q. winkelruimte ex artikel 7:290 BW aan het adres [adres] te [plaats 1]. Op de huurovereenkomst zijn de
“Algemene Bepalingen huurovereenkomst winkelruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW”van toepassing (hierna: de algemene bepalingen).
2.2.
In artikel 4.5 van de huurovereenkomst staat:
“Onverminderd de mogelijkheden die de wet biedt om een huurprijsaanpassing te realiseren, wordt de huurprijs jaarlijks per 1 februari voor het eerst met ingang van 1 februari 2020 aangepast in overeenstemming met 20.1 algemene bepalingen en met inachtneming van 20.2 tot en met 20.10 algemene bepalingen.”
2.3.
Artikel 20.1 van de algemene bepalingen luidt:
“Een in 4.5 huurovereenkomst overeengekomen wijziging van de huurprijs vindt plaats op basis van de wijziging van het maandprijsindexcijfer volgens de consumentenprijsindex (CPI) reeks alle huishoudens (2006=100), gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).”
2.4.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 7 juni 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld.
Op 2 maart 2023 heeft de kantonrechter eindvonnis gewezen. De kantonrechter heeft daarbij de vordering van [eiser] tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde afgewezen en [gedaagde] veroordeeld een bedrag van € 1.327,52 (huur, rente en buitengerechtelijke incassokosten) en de proceskosten aan [eiser] te voldoen. De door [gedaagde] bij wijze van tegenvordering verzochte huurkorting met een beroep op de coronapandemie en de gevolgen van de overheidsmaatregelen in dat verband, is afgewezen. In het vonnis heeft de kantonrechter bij de feiten onder andere vermeld:
“De actuele huurprijs bedraagt € 750,00 per maand”. Er is geen hoger beroep ingesteld.
2.5.
Op 15 maart 2023 heeft [eiser] schriftelijk aan [gedaagde] medegedeeld dat de huur met ingang van 1 februari 2023 € 889,71 per maand bedraagt. [eiser] heeft [gedaagde] verzocht de nieuwe huurprijs voor de maand april 2023 en de verhogingen voor de maanden februari en maart 2023, totaal een bedrag van € 1.169,13, aan hem te betalen.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiser] vordert bij dagvaarding dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 2.719,30. Dit bedrag bestaat uit € 2.036,94 aan achterstallige huur in verband huurprijswijzigingen vanaf februari 2020 tot en met juni 2023, € 369,70 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw, € 33,24 aan rente en € 1.779,42 aan achterstallige huur over juli en augustus 2023, waarop betaling van € 1.500,00 in mindering strekt. [eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat hij op grond van de huurovereenkomst en de algemene bepalingen de huurprijs mag wijzigen. Ondanks herhaaldelijke sommaties is [gedaagde] in gebreke gebleven met volledige betaling van de geïndexeerde huurprijs.
3.2.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat [eiser] tijdens de coronapandemie in 2020 heeft gezegd dat hij de huur niet zou verhogen. [gedaagde] heeft 20% huurverlaging gekregen. Begin dit jaar is er ook een zaak geweest en in maart 2023 is er vonnis gewezen. [gedaagde] is de lagere huurprijs verschuldigd en die betaalt hij ook; [gedaagde] voldoet alleen de huurverhoging niet.

4.De beoordeling

4.1.
Ter zitting heeft [eiser] mede aan de hand van zijn pleitaantekeningen toegelicht dat zijn vordering in feite ziet op een veroordeling van [gedaagde] om de achterstallige verhoging van de huurprijs uit hoofde van de indexering te voldoen. Het gaat mede gelet op deze toelichting in deze zaak alleen nog om de vraag of [gedaagde] de door [eiser] in rekening gebrachte huurprijswijzigingen moet betalen.
4.2.
Niet in geschil is dat partijen de door [eiser] in het geding gebrachte huurovereenkomst hebben gesloten, dat de algemene bepalingen van toepassing zijn, dat in de huurovereenkomst en de algemene bepalingen een regeling is opgenomen over een jaarlijkse huurprijswijziging en dat [eiser] voor 1 februari 2023 geen huurprijswijzigingen heeft doorgevoerd.
4.3.
[gedaagde] voert verweer en doet een beroep op een toezegging door [eiser] tijdens de coronapandemie in 2020 dat hij de huur niet zou verhogen. Hij heeft 20% huurverlaging gekregen, aldus [gedaagde]. Dit verweer kan [gedaagde] niet baten. In het vonnis van 2 maart 2023 heeft de kantonrechter een beslissing genomen over een door [gedaagde] verzochte huurkorting en heeft de tegenvordering van [gedaagde] in dat kader afgewezen. Dit vonnis is in kracht van gewijsde gegaan en partijen zijn gebonden aan wat in dit vonnis is uitgesproken. [gedaagde] is dus de reguliere huurprijs aan [eiser] verschuldigd en van een huurverlaging is geen sprake.
4.4.
Het verweer van [gedaagde] kan ook worden opgevat als een beroep op rechtsverwerking. Ook dit verweer slaagt naar het oordeel van de kantonrechter niet. [gedaagde] heeft er niet gerechtvaardigd op kunnen vertrouwen dat [eiser] af zou zien van het doorvoeren van huurprijswijzigingen conform de huurovereenkomst en de algemene bepalingen. [gedaagde] is door de bepalingen ten aanzien van een jaarlijkse huurprijswijziging te aanvaarden de verhoogde huurprijs verschuldigd, ook al heeft [eiser] daarover geen expliciete mededeling gedaan. [1] [eiser] is gerechtigd de huurprijs te wijzigen. Over het moment waarop de huurprijswijziging en de nieuwe maandelijks te betalen huurprijs ingaat, overweegt de kantonrechter het volgende.
4.5.
In het vonnis van 2 maart 2023 heeft de kantonrechter bij de feiten vermeld dat de actuele huurprijs € 750,00 per maand bedraagt. De indexering van de huurprijs op grond van de algemene bepalingen is in die procedure niet aan de orde geweest. Zoals hiervoor reeds overwogen zijn partijen gebonden aan wat in dit vonnis is overwogen en beslist. De kantonrechter zal daarom de huurprijswijziging vanaf 1 april 2023 toewijzen en niet vanaf 1 februari 2020, zoals gevorderd. Het percentage waarmee de huur in 2023 volgens de indexering in 20.1 van de algemene bepalingen wordt verhoogd, bedraagt volgens de door [eiser] overgelegde specificatie 8%. [gedaagde] heeft ter zitting aangevoerd dat de berekening van [eiser] misschien fout is en dat hij een onafhankelijke partij ernaar wil laten kijken. [gedaagde] heeft dit aanbod te laat gedaan en dit aanbod zal daarom worden gepasseerd. [eiser] is gerechtigd de huur van € 750,00 per maand met € 60,00 te verhogen (8% van € 750,00 is
€ 60,00). Berekend over de periode april 2023 tot en met januari 2024 is een bedrag van tien keer € 60,00 toewijsbaar.
4.6.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiser] zal toewijzen tot een bedrag van € 600,00. De niet weersproken wettelijke handelsrente wordt toegewezen, zoals hierna vermeld, omdat [gedaagde] in verzuim verkeert.
4.7.
De vordering ten aanzien van de buitengerechtelijke incassokosten wordt ook toegewezen, omdat is voldaan aan de vereisten van artikel 6:96 Burgerlijk Wetboek. Het toewijsbare bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten wordt vastgesteld volgens het wettelijke tarief dat hoort bij de hoofdsom. Gelet op de datum van dagvaarding wordt het tarief berekend over de huurprijswijziging berekend tot en met augustus 2023, te weten een bedrag van € 300,00 (vijf keer € 60,00). Er wordt een bedrag van € 54,45 (inclusief btw) toegewezen.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat hij ongelijk krijgt. [gedaagde] heeft zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat hij geen enkele prijsaanpassing/
indexering aan [eiser] verschuldigd is. Voor wat betreft het van de proceskosten deel uitmakende griffierecht geldt dat, nu een gedeelte van het gevorderde bedrag niet toewijsbaar is, [gedaagde] ten aanzien van het griffierecht slechts kan worden veroordeeld tot betaling van het griffierecht dat verschuldigd is voor het toe te wijzen bedrag, te weten € 214,00. Het meerdere, dat op grond van de dagvaarding aan [eiser] in rekening is gebracht (€ 30,00), dient voor zijn rekening te blijven.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 654,45, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over de in dit bedrag begrepen huurprijswijzigingen steeds vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 131,11
griffierecht € 214,00
salaris gemachtigde € 264,00;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Woerdman en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 14 maart 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:836.