ECLI:NL:RBNHO:2024:2918

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
22 maart 2024
Zaaknummer
10526182 \ CV EXPL 23-3281
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie luchtvaartpassagiers op basis van Verordening (EG) nr. 261/2004

In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH een vordering ingesteld tegen Swiss International Air Lines AG, naar aanleiding van een vertraging van een vlucht op 13 mei 2022. De passagiers, [betrokkene 1] en [betrokkene 2], hadden een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam via Zurich naar Dubai. Door een vertraging van de vlucht van Amsterdam naar Zurich, arriveerden de passagiers pas op 14 mei 2022 in Amsterdam. AirHelp heeft de vordering tot compensatie gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor passagiers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten. De vervoerder heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de instapweigering van [betrokkene 2] gerechtvaardigd was, omdat zij niet beschikte over de benodigde reisdocumenten, waaronder een visum voor de Verenigde Arabische Emiraten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vervoerder terecht de toegang tot de vlucht heeft geweigerd, omdat de passagier niet voldeed aan de vereisten voor instap. De vordering van AirHelp is afgewezen, en de proceskosten zijn toegewezen aan AirHelp.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10526182 \ CV EXPL 23-3281
Uitspraakdatum: 13 maart 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de vennootschap naar het recht harer vestiging
AirHelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiser
hierna te noemen AirHelp
gemachtigde mr. D.E. Lof (Lof Legal Services)
tegen
de buitenlandse vennootschap
Swiss International Air Lines AG Swiss International Air Lines SA Swiss International Air Lines Ltd
gevestigd te Bazel (Zwitserland)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. E.C.C.M. Bootsman en mr. F.B. Mahabali (Russell Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
AirHelp heeft bij dagvaarding van 1 mei 2023 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene 1] en [betrokkene 2] (hierna: de passagiers) hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers op 13 mei 2022 moest vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport, via Zurich Airport, Zurich (Zwitserland) naar Dubai Airport, Dubai, met vluchtcombinatie: LX725 en LX242.
2.2.
De vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Zurich, met vluchtnummer LX725 (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd.
2.3.
De passagiers zijn op 14 mei 2022 door de vervoerder vervoerd van Zurich naar Amsterdam-Schiphol, met vluchtnummer LX374.
2.4.
De passagiers hebben hun vermeende vorderingsrecht middels cessie overgedragen aan AirHelp.
2.5.
AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.6.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de compensatie te voldoen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover van belang – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Tussen partijen is in geschil of sprake is van een instapweigering op grond van de Verordening. Artikel 2 sub j van de Verordening definieert een instapweigering als volgt:

weigering om passagiers op een vlucht te vervoeren, hoewel zij zich voor instappen hebben gemeld volgens de voorwaarden van artikel 3, lid 2, zonder dat de instapweigering is gebaseerd op redelijke gronden zoals redenen die te maken hebben met gezondheid, veiligheid of beveiliging, of ontoereikende reisdocumenten.”
5.3.
De vervoerder voert allereerst aan dat passagier [betrokkene 2] niet beschikte over de benodigde reisdocumenten, zodat het de vervoerder vrij stond om de passagiers de toegang tot vlucht LX242 te ontzeggen. Ter onderbouwing van zijn verweer heeft de vervoerder onder meer het Tagesrapport over, waaruit volgt: “
1x Pax [betrokkene 2] holding Moroccan PPT & NLD resident permit valid untill 07.09.23 got gov. Refusal. (must have a VISA acc. APIUAECallCenter).” Hieruit blijkt volgens de vervoerder dat passagier [betrokkene 2] is geweigerd omdat zij geen visum had voor de ‘UAE’ en daarom Dubai niet binnen mocht treden. Op grond van artikel 2 sub j van de Verordening is de vervoerder niet gehouden tot het voldoen van de compensatie, nu de weigering is gebaseerd op redelijke gronden, namelijk het ontbreken van toereikende reisdocumenten.
5.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder in het onderhavige geval [betrokkene 2] mocht weigeren. Hoewel AirHelp bij repliek een geldig visum voor [betrokkene 2] heeft overgelegd, heeft de vervoerder gemotiveerd weersproken dat [betrokkene 2] op basis van dat visum op 13 mei 2022 in Dubai kon worden toegelaten. Daartoe heeft de vervoerder aangevoerd dat de passagiers volgens planning op 13 mei 2022 zouden aankomen te Dubai, terwijl het visum van [betrokkene 2] geldig was van 15 mei 2022 tot 13 juli 2022. In het onderhavige geval is daarom geen sprake is van een instapweigering in de zin van de Verordening, zodat AirHelp op grond van de Verordening geen recht op compensatie ten aanzien van [betrokkene 2] toekomt.
5.5.
Ten aanzien van [betrokkene 1] heeft de vervoerder aangevoerd dat hij door eigen toedoen de eindbestemming niet heeft bereikt, zodat dit niet voor rekening van de vervoerder moet komen. Niet in geschil is dat [betrokkene 1] nadat [betrokkene 2] de toegang tot vlucht LX242 werd geweigerd, er zelf voor heeft gekozen om niet aan boord van vlucht LX242 te stappen. Dit betreft evenmin een instapweigering in de zin van de Verordening.
5.6.
De vordering tot compensatie van AirHelp ten aanzien van beide passagiers zal worden afgewezen. De overige verweren van de vervoerder behoeven geen bespreking meer.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van AirHelp, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van AirHelp, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten en de nakosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt AirHelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 270,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt AirHelp tot betaling van € 67,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter