ECLI:NL:RBNHO:2024:3185

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
29 maart 2024
Zaaknummer
10575919 \ CV EXPL 23-3971
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtreis en de rol van buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen de vervoerder, Austrian Airlines AG, wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met de luchtvaartmaatschappij voor een reis van Amsterdam naar Pristina via Wenen op 18 en 19 mei 2022. De vlucht van Amsterdam naar Wenen was vertraagd, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht naar Pristina misten en met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming aankwamen. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie voorschrijft bij langdurige vertragingen.

De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals een besluit van de luchtverkeersleiding. De kantonrechter oordeelde dat de vertraging deels te wijten was aan buitengewone omstandigheden en dat de passagiers, ondanks de vertraging, de aansluitende vlucht hadden kunnen halen als deze omstandigheden zich niet hadden voorgedaan. De kantonrechter verklaarde passagier sub 2 niet-ontvankelijk in zijn vordering, omdat deze zijn vorderingsrecht had gecedeerd aan een derde partij. De vordering van passagier sub 1 werd afgewezen, omdat de vervoerder voldoende maatregelen had getroffen om de vertraging te beperken.

De proceskosten werden toegewezen aan de vervoerder, die in het ongelijk werd gesteld. De kantonrechter concludeerde dat de passagiers niet in hun vordering werden ontvangen, en dat de vervoerder niet aansprakelijk was voor de compensatie, gezien de buitengewone omstandigheden die de vertraging hadden veroorzaakt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10575919 \ CV EXPL 23-3971
Uitspraakdatum: 13 maart 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2. [eiser 2],
beiden wonende te [plaats], Kosovo,
eisers
hierna te noemen: de passagiers
gemachtigde: [gedaagde] (Yource B.V.)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Austrian Airlines AGgevestigd te Wenen, Oostenrijk
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigden: mr. E.C.C.M. Bootsman en mr. F.B. Mahabali (Russell Advocaten B.V.)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 2 juni 2023 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers op 18 en 19 mei 2022 diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Vienna International Airport, Wenen (Oostenrijk) naar Adem Jashari Pristina International Airport, Pristina (Kosovo), met vluchtcombinatie OS376 en OS769.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Wenen, met vluchtnummer OS376 (hierna: de vlucht), is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben de aansluitende vlucht naar de eindbestemming hebben gemist. De passagiers zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht, waarmee zij met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 800,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 145,20, althans een in redelijke justitie door de rechtbank te bepalen bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten;
3.2.
Voorts vorderen de passagiers de kantonrechter om een certificaat af te geven zoals bedoeld in artikel 53 herziene EEX-Verordening 1215/2012 (Brussel I bis-Verordening).
3.3.
De passagiers stellen dat de vervoerder tekort is geschoten in zijn verplichting de passagiers te compenseren conform artikel 7 van de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering van de passagiers. De vervoerder heeft daartoe aangevoerd dat passagier sub 2 niet-ontvankelijk moet worden verklaard, aangezien passagier sub 2 de gepretendeerde vordering reeds gecedeerd heeft aan een derde, te weten UAB Skycop.com (hierna: Skycop). Daarom is passagier sub 2 niet (langer) gerechtigde van het vermeende vorderingsrecht, aldus de vervoerder.
4.2.
De vervoerder heeft daarnaast aangevoerd dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De vervoerder heeft aangevoerd dat passagier sub 2 zijn vermeende vorderingsrecht rechtsgeldig heeft gecedeerd aan Skycop, zodat passagier sub 2 niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering. De kantonrechter overweegt onder verwijzing naar artikel 3:94 lid 1 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) dat een rechtsgeldige cessie aan twee constitutieve vereisten dient te voldoen: een akte van cessie en een mededeling daarvan aan de debiteur. Niet in geschil is dat passagier sub 2 een ‘
Assignment form’ heeft ondertekend en dat de vervoerder door het e-mailbericht van 26 mei 2022 van de cessie op de hoogte is gesteld. Door het ondertekenen van het ‘
Assignment form’ van Skycop is passagier sub 2 niet langer bevoegd om zelf het gepretendeerde vorderingsrecht uit te oefenen. Dat passagier sub 2 aan Yource B.V. een machtiging heeft afgegeven, doet hier niet aan af. De kantonrechter zal passagier sub 2 dan ook niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. Ten aanzien van passagier sub 1 overweegt de kantonrechter verder als volgt.
5.3.
Niet in geschil is dat passagier sub 1 met een vertraging van meer dan drie uur op de overeengekomen eindbestemming zijn aangekomen, zodat in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.4.
De vervoerder doet een beroep op buitengewone omstandigheden als hiervoor bedoeld. Hij heeft aangevoerd dat de vlucht in kwestie onderdeel uitmaakt van de rotatievluchten Hamburg – Wenen – Amsterdam – Wenen met de vluchtnummers OS174, OS375 en OS376. Deze vluchten zouden worden uitgevoerd met het toestel OELXA.
Hieronder is een schematisch overzicht opgenomen:
Vlucht
Vertrek
Gepland
Werkelijk
(Lokale tijden)
Aankomst
Gepland
Werkelijk
(Lokale tijden)
Vertragingscodes
OS174
Hamburg
15:05 uur
15:37 uur
Wenen
16:35 uur
16:56 uur
Code 82; 32 minuten
OS375
Wenen
17:20 uur
17:55 uur
Amsterdam
19:15 uur
19:46 uur
Code 16; 13 minuten
Code 93; 22 minuten
OS376
Amsterdam
20:00 uur
20:45 uur
Wenen
21:50 uur
22:30 uur
Code 93; 26 minuten
Code 81; 6 minuten
Code 66; 13 minuten
5.5.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de vertraging van vlucht OS174 van Hamburg naar Wenen voor de duur van 32 minuten is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden, te weten een besluit van de luchtverkeersleiding om de vlucht langer aan de grond te houden. Ter onderbouwing van zijn verweer heeft de vervoerder onder meer het vluchtrapport en een “
Slot Allocation Message” (SAM) van vlucht OS174 overgelegd. Daaruit volgt dat vlucht OS174 voor de duur van 32 minuten is vertraagd vanwege een door de luchtverkeersleiding opgelegde CTOT met vertragingscode 82. Deze vertragingscode staat bij de door de vervoerder overgelegde “
Standard IATA Delay Codes” onder het kopje: “
ATFM + AIRPORT + GOVERNMENTAL AUTHORITIES”, meer specifiek onder het subkopje “
AIR TRAFFIC FLOW MANAGEMENT RESTRICTIONS”.
5.6.
De kantonrechter is van oordeel dat een door de luchtverkeersleiding opgelegde CTOT onder omstandigheden kan worden aangemerkt als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5, lid 3 van de Verordening. Wanneer een vlucht een CTOT opgelegd krijgt of geen toestemming krijgt om te vertrekken, heeft deze vlucht niet de mogelijkheid om toch te vertrekken. De instructie van de luchtverkeersleiding moet immers altijd worden opgevolgd en is niet inherent aan de normale bedrijfsuitvoering van de vervoerder. De vertraging van vlucht OS174 voor de duur van 32 minuten is dan ook het gevolg van een buitengewone omstandigheid.
5.7.
De vervoerder heeft aangevoerd dat deze vertraging doorwerkt naar de direct opvolgende vlucht OS375 van Wenen naar Amsterdam en naar de vlucht in kwestie. Uit het door de vervoerder eveneens overgelegde vluchtrapport van vlucht OS375 volgt dat deze voor de duur van 22 minuten is vertraagd wegens vertragingscode 93. Deze vertragingscode staat volgens de “
Standard IATA Delay Codes” voor: “
AIRCRAFT ROTATION, late arrival of aircraft from another flight or previous sector”. Het door de vervoerder overgelegde vluchtrapport van de vlucht in kwestie vermeldt 26 minuten vertraging vanwege vertragingscode 93. Naar het oordeel van de kantonrechter is hiermee voldoende gebleken dat de vertraging van vlucht OS174 direct effect heeft gehad op de uitvoering van vlucht OS375 en de onderhavige vlucht. De buitengewone omstandigheid die zich heeft voorgedaan tijdens de uitvoering van vlucht OS174 en heeft geresulteerd in een vertraging van 32 minuten, werkt in dit geval dan ook voor de duur van 22 minuten door naar vlucht OS375 en de vlucht in kwestie.
5.8.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de vertraging van de vlucht in kwestie verder is ontstaan door het traag boarden van het toestel en door ATFM SLOT-restricties die aan de vlucht zijn opgelegd door de luchtverkeersleiding. Uit het vluchtrapport volgt dat de vlucht met 6 minuten is vertraagd wegens vertragingscode 81, hetgeen volgens de “
Standard IATA Delay Codes” staat voor
“ATFM Due to ATC En-route Demand / Capacity, Standard Demand / Capacity Problems”. De vervoerder heeft, onder verwijzing naar de overgelegde SAM-berichten en “
Slot Revision Messages”(SRM) van de vlucht, aangevoerd dat de luchtverkeersleiding de opgelegde geplande vertrektijd (CTOT) gewijzigd heeft van 18:00 uur UTC naar, uiteindelijk, 18:46 uur UTC. Uiteindelijk is de vlucht om 19:02 uur UTC opgestegen, zo volgt uit het vluchtrapport. De vervoerder concludeert uit het voorgaande dat de vlucht in kwestie met 6 minuten is vertraagd door buitengewone omstandigheden wegens vertragingscode 81. De vervoerder merkt op dat hij geen beroep doet op buitengewone omstandigheden ten aanzien van een vertraging van 13 minuten wegens vertragingscode 66. De kantonrechter is ten aanzien van de opgelegde CTOT wegens code 81 van oordeel dat de vertraging voor de duur van 6 minuten die is ontstaan door deze slotrestrictie aangemerkt kan worden als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. De kantonrechter verwijst daarbij naar hetgeen hiervoor onder overweging 5.6. is overwogen.
5.9.
De passagiers stellen dat 15 minuten van de vertraging van de vlucht in kwestie niet het gevolg zijn van buitengewone omstandigheden. De vervoerder had binnen de afgegeven CTOT van 19:46 uur lokale tijd de mogelijkheid om binnen een tijdspanne van 5 minuten voor tot 10 minuten na de opgelegde slottijd te vertrekken, zodat de vervoerder ook om 19:30 uur lokale tijd van de gate had kunnen vertrekken (om vervolgens om 19:46 uur lokale tijd op te stijgen). De vertraging wegens buitengewone omstandigheden bedraagt dan ook slechts 13 minuten (28 minuten – 15 minuten), aldus de passagiers. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder deze stellingen gemotiveerd weersproken. De vervoerder heeft daartoe aangevoerd dat de vlucht moest wachten tot de luchtverkeersleiding het vertrekmoment aan de vervoerder had opgelegd, waarna de vlucht op het eerst mogelijke moment is vertrokken. De vervoerder kan geen invloed uitoefenen op het moment waarop de vlucht vertrekt binnen de bandbreedte van een CTOT, aldus de vervoerder. De kantonrechter is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat de vertraging voor de duur van 28 minuten (22 minuten wegens vertragingscode 93 en 6 minuten wegens vertragingscode 81) het gevolg is van buitengewone omstandigheden.
5.10.
Nu de vertraging van de vlucht in kwestie deels door buitengewone omstandigheden en deels door andere omstandigheden is veroorzaakt, dient te worden vastgesteld of de passagiers de aansluitende vlucht zouden hebben gehaald als de buitengewone omstandigheden zich niet hadden voorgedaan. De passagiers zijn om 22:30 uur lokale tijd aangekomen in Wenen en de aansluitende vlucht naar Pristina stond gepland om om 22:45 uur lokale tijd te vertrekken. Zonder de buitengewone omstandigheden van 28 minuten zou de vlucht in kwestie derhalve om 22:02 uur lokale tijd te Wenen aan zijn gekomen. De vervoerder heeft aangevoerd dat de minimale connectietijd in Wenen 25 minuten bedraagt. De passagiers hebben dit niet betwist. Indien geen buitengewone omstandigheden waren opgetreden, hadden de passagiers de aansluitende vlucht dus kunnen halen. Hieruit volgt dan ook dat de uiteindelijke vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
5.11.
De passagiers hebben nog uitgebreid gesteld dat het aftrekken van de vertraging als gevolg van buitengewone omstandigheden van de totale vertragingsduur om te beoordelen of de passagiers in dat geval de overstap nog gehaald zouden hebben, geen juiste uitleg van de Verordening vormt. Zij stellen dat deze uitleg luchtvaartmaatschappijen de mogelijkheid zou bieden om misbruik te maken van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter overweegt hierover als volgt. In een arrest van 28 juli 2016 (Pešková, C-315/15) heeft het Hof – kort gezegd – geoordeeld dat in het geval dat een vlucht een vertraging van drie uur of meer heeft opgelopen die niet alleen is veroorzaakt door een buitengewone omstandigheid, maar ook door een andere omstandigheid, de vertraging die valt toe te rekenen aan de buitengewone omstandigheid moet worden afgetrokken van de totale duur van de aankomstvertraging van de betrokken vlucht, om zodoende te kunnen beoordelen of voor de aankomstvertraging van die vlucht compensatie moet worden betaald. In tegenstelling tot hetgeen de passagiers stellen, levert deze uitleg geen prikkel op voor de luchtvaartmaatschappij om vluchten die reeds vertraagd zijn als gevolg van buitengewone omstandigheden, nader te vertragen. Het betoog van de passagiers kan dan ook niet slagen. De kantonrechter ziet evenmin aanleiding om hierover prejudiciële vragen te stellen aan het Hof, zodat het verzoek hiertoe wordt afgewezen.
5.12.
De volgende vraag die voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van passagier sub 1 te voorkomen dan wel te beperken. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend. De vervoerder heeft de passagiers omgeboekt naar de eerst beschikbare alternatieve vlucht en daarnaast heeft de vervoerder voldoende reservetijd bij de overstap in het vluchtschema opgenomen. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder in dit geval nog meer of anders had moeten nemen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. Gelet op het voorgaande zal de vordering van passagier sub 1 worden afgewezen.
5.13.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze in het ongelijk wordt gesteld. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten en de nakosten is toewijsbaar met ingang van de datum 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart passagier sub 2 niet-ontvankelijk;
6.2.
wijst de vordering van passagier sub 1 af;
6.3.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 270,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 67,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter