ECLI:NL:RBNHO:2024:3190

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
15.194308.23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord in warenhuis met TBS-maatregel en schadevergoeding aan slachtoffer

Op 2 april 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 augustus 2023 in een warenhuis in Wormer een steekpartij heeft gepleegd. De verdachte heeft geprobeerd een medewerkster van de winkel, [het slachtoffer], met een groot koksmes van het leven te beroven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is en heeft de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging opgelegd. De verdachte moet aan het slachtoffer een schadevergoeding van ruim € 67.000,- betalen, alsook een bedrag van meer dan € 1.500,- aan de winkel. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, maar heeft de poging tot moord bewezen verklaard. De rechtbank heeft in haar oordeel rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan schizofrenie, een licht verstandelijke beperking, en andere psychische aandoeningen. De deskundigen hebben geconcludeerd dat de verdachte niet in staat was om het strafrechtelijk ongeoorloofde van haar handelen in te zien, wat heeft geleid tot de beslissing om haar niet strafbaar te verklaren. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, [het slachtoffer], tot schadevergoeding toegewezen, evenals de vordering van de benadeelde partij [bedrijfsnaam] B.V. voor de schade die zij heeft geleden door het incident.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/194308-23 (P)
Uitspraakdatum: 2 april 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 maart 2024 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
thans ingeschreven in de basisregistratie personen en gedetineerd in het Justitieel Complex Zaanstad, Smeet 1, 1551 NG Westzaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. R.H.I. van Dongen, en van hetgeen de verdachte en haar raadsvrouw, mr. Y. Hamelzky, advocaat te Purmerend, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 3 augustus 2023 te Wormer, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [het slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, die [het slachtoffer] met een groot (koks)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp,
- één of meermalen in haar gezicht en/of in/op haar hoofd heeft gestoken en/of gesneden en/of
- één of meermalen in/op haar nek heeft gestoken en/of gesneden en/of
- één of meermalen in/op haar rug heeft gestoken en/of gesneden en/of
- één of meermalen in/op haar arm heeft gestoken en/of gesneden
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Inleiding
Op 3 augustus 2023 heeft in de [bedrijfsnaam] winkel aan de Faunastraat in Wormer een ernstig steekincident plaatsgevonden. Die middag was de verdachte in de [bedrijfsnaam], terwijl zij een winkelverbod had. Zij is rond 15:30 uur door de politie naar buiten begeleid. Vervolgens is zij rond 16:00 uur teruggekomen. Winkelmedewerkster [het slachtoffer] probeerde haar tegen te houden, waarna tussen hen een worsteling plaatsvond. De verdachte had een klein mesje bij zich dat zij verloor tijdens de worsteling. Hierna liep het slachtoffer naar de kassa en de verdachte naar de messenafdeling. Vervolgens heeft de verdachte een groot koksmes uit het schap gepakt en daarmee het slachtoffer aangevallen. De politie heeft de verdachte van het slachtoffer af getrokken. Het slachtoffer heeft meerdere steekwonden in haar gezicht, nek, rug en arm en een partiële dwarslaesie opgelopen.
3.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat bewezen kan worden verklaard dat de verdachte heeft gepoogd [het slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven door haar met een mes te steken in hoofd, gezicht, hals en rug. De officier van justitie heeft dan ook gerekwireerd tot bewezenverklaring van het impliciet primair ten laste gelegde feit, poging tot moord.
3.3
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de voorbedachte raad niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, zodat de verdachte van de impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord moet worden vrijgesproken. De raadsvrouw heeft daartoe in de eerste plaats aangevoerd dat de tijdspanne tussen besluit en uitvoering te gering is geweest. Het besluit om te steken is volgens de raadsvrouw pas ontstaan nadat de verdachte tijdens de eerste worsteling met haar eigen mesje in haar been was gestoken door het slachtoffer. De steekpartij is ontstaan uit een hevige gemoedsopwelling en er was geen sprake van een plan. Ook wanneer voor het ontstaan van de woede wordt uitgegaan van het moment dat de verdachte voor het eerst bij de [bedrijfsnaam] werd weggestuurd of het moment dat haar voor de tweede keer de toegang werd ontzegd, is sprake van een korte tijdspanne en heeft zij gehandeld in een hevige gemoedsopwelling. Daarnaast heeft de raadsvrouw gesteld dat uit de Pro Justitia rapporten over de verdachte volgt dat zij überhaupt niet in staat is een plan te maken en de gevolgen van haar daden te overzien. Tot slot heeft de verdediging kanttekeningen geplaatst bij de betrouwbaarheid van de eigen verklaringen van de verdachte.
Voor het overige heeft de raadsvrouw zich met betrekking tot de bewijsvraag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4
Oordeel van de rechtbank
3.4.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het impliciet primair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.4.2
Bewijsmotivering
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte raad' moet komen vast te staan, dat een verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten.
Tegen deze achtergrond acht de rechtbank het volgende van belang.
De verdachte heeft verklaard dat zij tijdens de eerste worsteling in de winkel zelf door het slachtoffer in haar been is gestoken met een schilmesje dat uit haar, verdachtes, jaszak was gevallen. De verdediging heeft aangevoerd dat dit een hevige gemoedsopwelling bij de verdachte heeft teweeggebracht, die tot het steken heeft geleid. Naar het oordeel van de rechtbank is op basis van het dossier niet aannemelijk geworden dat het slachtoffer de verdachte heeft gestoken. Op de foto’s van het been van de verdachte is op de plek die zij aanwijst namelijk geen wond te zien, uit de verklaringen van het slachtoffer en de getuigen volgt niet dat het slachtoffer de verdachte zou hebben gestoken, en ook uit de plaats waar het schilmesje tijdens het forensisch onderzoek is aangetroffen volgt niet dat het slachtoffer de verdachte met het schilmesje moet hebben gestoken.
Wat wel uit het dossier volgt, is dat de verdachte, nadat zij bij de eerste worsteling haar eigen mesje was kwijtgeraakt, een ander mes uit het schap van de [bedrijfsnaam] heeft gepakt. Dit betrof een groot koksmes. Op de vraag van de politie waarom zij juist dit mes had gepakt, heeft de verdachte verklaard: “Vond ik gewoon goed, je kon goed steken ermee.” De verdachte heeft het mes uit de verpakking gehaald en is met het mes in de hand naar de balie gelopen waar het slachtoffer samen met een collega achter stond. De verdachte heeft meerdere pogingen gedaan om achter de balie te komen, wat de collega van het slachtoffer wist te verhinderen. Uiteindelijk is de verdachte er toch in geslaagd het klappoortje van de balie te openen en is zij met het mes in de hand op het slachtoffer afgelopen. Het slachtoffer is de winkel in gevlucht, met de verdachte op haar hielen. De verdachte heeft het slachtoffer ingehaald en heeft haar gestoken. Na de eerste steek is de verdachte doorgegaan met steken, totdat de politie ter plaatse was en haar van het slachtoffer af heeft getrokken.
De rechtbank leidt uit de gedragingen en de verklaring van de verdachte af dat zij na de eerste worsteling slechts één doel voor ogen had, namelijk om het slachtoffer te doden. De rechtbank concludeert verder op grond van de geschetste feiten en omstandigheden dat de verdachte voorafgaand aan haar handelen weliswaar kort, maar desalniettemin voldoende tijd heeft gehad zich te beraden op het genomen besluit, zodat zij gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van haar voorgenomen daad en zich daar rekenschap van te geven. Aldus staat voor de rechtbank vast dat het handelen van de verdachte niet het gevolg is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. De rechtbank acht voorts geen contra-indicaties aannemelijk geworden die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan. Dat de verdachte tot haar daad is gekomen als gevolg van haar psychotische stoornis, sluit volgens vaste jurisprudentie niet uit dat zij met voorbedachte raad heeft gehandeld, zelfs als zij volledig ontoerekeningsvatbaar is.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en acht poging tot moord bewezen.
3.5
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het impliciet primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
zij op 3 augustus 2023 te Wormer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [het slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, die [het slachtoffer] met een groot koksmes
- meermalen in haar gezicht en in haar hoofd heeft gestoken en/of gesneden en
- in haar nek heeft gestoken en/of gesneden en
- meermalen in haar rug heeft gestoken en/of gesneden en
- meermalen in haar arm heeft gestoken en/of gesneden
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Poging tot moord.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

De rechtbank heeft bij de beoordeling van de strafbaarheid van de verdachte acht geslagen op het Pro Justitia rapport van 15 november 2023 van de psycholoog [deskundige 1] en het Pro Justitia rapport van 18 november 2023 van de psychiater [deskundige 2] .
Het rapport van de psycholoog houdt met betrekking tot de toerekenbaarheid van de verdachte onder meer het volgende in:
Er is bij de verdachte sprake van schizofrenie (akoestische hallucinaties, paranoïde belevingen, wanen), een licht verstandelijke beperking (LVB), een autismespectrumstoornis en PTSS. Ook ten tijde van het tenlastegelegde was hier sprake van. De psycholoog is van mening dat de gedachtegang van de verdachte al geruime tijd dermate verstoord was en gestuurd werd door psychotische belevingen over aangeefster en het gebruik van geweld, dat dit haar gedachtegang en haar gedragingen volledig beïnvloedde en haar keuzevrijheid volledig inperkte. Indien het tenlastegelegde bewezen wordt geacht, is de psycholoog van mening dat de gedachtegang, gedragingen en gedragskeuzes van de verdachte volledig werden gestuurd door de complexe problematiek (de psychose met daarnaast de LVB, autismespectrumstoornis, en PTSS) waarbij een fixatie op het slachtoffer is ontstaan
vanuit verkeerde oorzaak-gevolgtrekkingen in combinatie met psychotische belevingen (in de vorm van wanen en hallucinaties). Dit heeft tot een agressieve impulsdoorbraak geleid waarbij een preoccupatie met het gebruik van geweld (gestuurd vanuit de psychose) tevens van invloed is geweest. De psycholoog acht de verdachte gezien de meervoudige complexe problematiek die speelt, niet in staat om het strafrechtelijk ongeoorloofde van haar handelen in te zien en/of daarnaar te handelen.
Geadviseerd wordt het tenlastegelegde – indien bewezen – aan de verdachte in het geheel niet toe te rekenen.
Het rapport van de psychiater houdt met betrekking tot de toerekenbaarheid van de verdachte onder meer het volgende in:
Er is bij de verdachte sprake van schizofrenie (hoofddiagnose), een licht verstandelijke beperking, een autismespectrumstoornis en PTSS. Hier was ook sprake van tijdens het plegen van het ten laste gelegde. De verdachte was ten tijde van het ten laste gelegde psychotisch. Ze hoorde stemmen die haar de opdracht gaven aangeefster te vermoorden en ze had paranoïde wanen die maakten dat ze veel boosheid jegens aangeefster voelde. Ook was er bij de verdachte sprake van een religieus getinte grootheidswaan; ze had een missie en een gave, gekregen bij haar geboorte, om de wereld van de ondergang te redden. Dit zou ze kunnen bereiken door aangeefster te doden. In de [bedrijfsnaam] zag de verdachte demonen om aangeefster heen staan en zag ze ook dat deze demonen de keel van aangeefster dichtknepen. Daarnaast was ze, vanuit haar licht verstandelijke beperking en haar autisme, volstrekt onvoldoende in staat om haar eigen situatie adequaat te overzien en de effecten van toekomstig gedrag in te schatten, om zodoende tot een andere keuze te komen in haar handelen. Naast het feit dat de verdachte chronisch werd overvraagd in haar functioneren vanwege bovengenoemde kwetsbaarheden, ervoer ze traumaklachten door traumatische ervaringen die ook nog vlak voor het ten laste gelegde zouden hebben plaatsgevonden. Dit heeft haar toch al zeer beperkte emotieregulatievaardigheden verder onder druk gezet, waardoor ze nog minder in staat was om impulsiviteit tegen te gaan.
De psychiater adviseert de rechtbank het ten laste gelegde feit, voor zover bewezen, in het geheel niet aan de verdachte toe te rekenen, omdat ze tijdens het ten laste gelegde volledig oordeels- en kritiekgestoord was.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over en volgt hun eensluidend advies. Dit leidt ertoe dat het bewezen verklaarde feit de verdachte wegens de geconstateerde ziekelijke stoornissen niet kan worden toegerekend. De rechtbank acht de verdachte daarom niet strafbaar en zal haar ontslaan van alle rechtsvervolging.

6.Motivering van de maatregel

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank namens de verdachte verzocht over te gaan tot het opleggen van de TBS-maatregel met, zo begrijpt de rechtbank, dwangverpleging.
6.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat – gelet op de ernst van het gepleegde misdrijf, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon van de verdachte – oplegging van de maatregel van TBS met bevel tot verpleging van overheidswege passend en geboden is. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich op 3 augustus 2023 in de [bedrijfsnaam] in Wormer schuldig gemaakt aan een poging tot moord op een medewerkster van deze winkel. Na een eerste worsteling met het slachtoffer heeft de verdachte een koksmes uit een winkelschap gepakt, heeft dit uit de verpakking gehaald en is op het slachtoffer af gegaan. Vervolgens heeft zij herhaaldelijk en met kracht op het slachtoffer in gestoken. De verdachte heeft het slachtoffer hiermee ernstig en levensbedreigend letsel toegebracht. Het is aan het levensreddend handelen van de politiemensen die snel ter plaatse waren te danken dat het slachtoffer het er levend vanaf heeft gebracht. Uit de vordering tot schadevergoeding en uit de ter zitting namens het slachtoffer voorgelezen slachtofferverklaring komt naar voren dat het slachtoffer aan de steekpartij niet alleen ernstige lichamelijke (pijn)klachten heeft overgehouden, maar dat ook sprake is van psychisch letsel, dat zich uit in herbelevingen en angstgevoelens.
Ook voor de collega’s van het slachtoffer en de klanten die van de steekpartij getuige waren moet het incident een angstaanjagende ervaring geweest zijn. Daarnaast veroorzaakt een feit als dit gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij in bredere zin.
Bevindingen, conclusies en adviezen van de deskundigen
Aan de hiervoor onder 5 genoemde rapporten ontleent de rechtbank het volgende:
Aan het rapport van de psycholoog:
De psycholoog schat de kans op herhaling van een soortgelijk strafbaar feit als zeer hoog in. Vanuit de schizofrenie is sprake van een psychotisch toestandsbeeld waarbij het denken gedesorganiseerd verloopt en wanen en akoestische hallucinaties aanwezig zijn die de realiteitstoetsing verstoren. Dit kan tot oplopende spanningen en emoties leiden bij de verdachte vanwaar uit agressieve impulsdoorbraken kunnen plaatsvinden waarbij ze gevaarlijk gedrag kan vertonen naar anderen, maar ook naar zichzelf. Er is tevens sprake van een (door wanen gestuurde) preoccupatie met geweld en het willen gebruiken van geweld, waarbij zij dit als haar missie ziet. Zij lijkt zich niet bewust van het leed dat zij met gewelddadig gedrag de ander kan toebrengen. Daarnaast kunnen vanuit de PTSS sociale situaties in het heden traumatische herinneringen uit haar verleden triggeren, waarbij spanning en boosheid snel kunnen oplopen. Vanuit haar verstandelijke beperking is de verdachte niet goed in staat om oorzaak-gevolg-relaties te interpreteren en te overzien en er vindt vrijwel geen remming vanuit de gewetensfunctie plaats op haar gedrag. Dit alles tezamen maakt de kans op wederom een agressieve impulsdoorbraak zeer groot.Om het recidive risico te verlagen, acht de psycholoog een langdurige intensieve klinische behandeling voor de schizofrenie (psychose) met daarbij een medicamenteuze behandeling noodzakelijk binnen een behandelsetting gespecialiseerd in LVB en autisme, met een hoog beveiligingsniveau. De psycholoog komt tot het advies om de maatregel van TBS met verpleging van overheidswege op te leggen.
Aan het rapport van de psychiater:
Het recidiverisico wordt ook door de psychiater ingeschat als zeer hoog, omdat het huidig psychotisch toestandsbeeld nog onvoldoende succesvol wordt behandeld. De verdachte is tijdens het onderzoek nog duidelijk paranoïde psychotisch en ook onwrikbaar overtuigd van haar missie de wereld te moeten redden van de ondergang door bijvoorbeeld aangeefster alsnog te moeten doden als ze uit detentie zou komen. De akoestische hallucinaties in de vorm van de stemmen die ze hoort, bekrachtigen deze overtuiging. Wat het recidiverisico verder verhoogt, is het feit dat zij een fijn gevoel ervaart als zij een persoon of een dier geweld aandoet, wat zeer gepreoccupeerd en obsessief aandoet. Dit maakt de kans groot dat ze dit gedrag opnieuw op zal zoeken. De beperkte cognitieve vaardigheden van de verdachte zullen dit hoge recidiverisico ook verder vergroten, omdat zij niet in staat is haar gedrag bij te sturen. Het ontbreekt haar aan de vaardigheid haar eigen situatie te kunnen overzien en oorzaak-gevolg relaties goed in te schatten. De verdachte kan zich, zowel vanuit haar autisme als vanuit de licht verstandelijke beperking, onvoldoende verplaatsen in de gevolgen voor een ander van haar agressieve gedrag, waardoor dit haar niet zal weerhouden van dit gedrag. De psychiatrische kwetsbaarheden van de verdachte zullen elkaar ongunstig beïnvloeden en het recidiverisico verder verhogen. Zo zullen de traumatische ervaringen van de verdachte haar paranoïdie versterken, en is iemand met autisme en LVB kwetsbaarder voor het ontwikkelen van psychotische symptomen.
De verdachte heeft direct een behandeling nodig, in een hoog beveiligde setting. De hoog beveiligde setting is nodig om te voorkomen dat de verdachte kan doen wat ze zichzelf, op basis van haar psychotische overtuiging en de stemmen, heeft voorgenomen te gaan doen: het alsnog doden van een mens. Er dient 24 uur per dag klinisch toezicht op haar te zijn, waarbij de mogelijkheid aanwezig moet zijn om haar desnoods in te sluiten als de veiligheid voor anderen dit verlangt.
Daarnaast dient de verdachte langdurig klinisch behandeld te worden met antipsychotica, om het psychotisch toestandsbeeld te verminderen, liefst te laten verdwijnen. Daarmee zal ook de kans op agressie vanuit de verdachte verminderen.
Gezien de ernst van het delictgedrag en het hoge recidiverisico en het grote belang van een klinische gespecialiseerde behandeling in een hoog beveiligde setting, acht de psychiater een behandeling voor meerdere jaren nodig. Ook de psychiater adviseert daarom aan de verdachte de maatregel van TBS met verpleging van overheidswege op te leggen.
De reclassering heeft zich in het reclasseringsadvies van 20 november 2023, opgesteld door de reclasseringswerker mevrouw [getuige 1] , aangesloten bij de adviezen van de gedragsdeskundigen.
De op te leggen maatregel
De rechtbank kan zich vinden in de conclusies van de deskundigen en maakt deze tot de hare. De rechtbank is verder van oordeel – conform de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw – dat het unanieme advies van de deskundigen tot oplegging van de TBS-maatregel met verpleging van overheidswege moet worden gevolgd, met name gelet op de ernst van de stoornissen van de verdachte, het hoge recidiverisico en de noodzaak van behandeling in een gedwongen, gesloten setting.
De rechtbank stelt vast dat aan de wettelijke eisen daartoe is voldaan. Bij de verdachte bestond ten tijde van het plegen van de feiten een ziekelijke stoornis alsmede een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Het bewezen verklaarde feit betreft een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de oplegging van de maatregel.
Uit de bewezenverklaring en de hierover vermelde omstandigheden volgt dat de maatregel wordt opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, zodat de totale duur van de terbeschikkingstelling niet is beperkt tot de duur van vier jaren.

7.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

[het slachtoffer]
De vordering
De benadeelde partij [het slachtoffer] heeft, door tussenkomst van mr. E. Overwater, advocaat te Bussum, als haar gemachtigde, een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade (€ 28.146,19) en immateriële schade (€ 50.000,-) die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde materiële schade bestaat uit:
daggeldvergoeding ziekenhuis opname € 210,00
reiskosten € 509,85
eigen risico ziektekostenverzekering € 742,53
medische kosten € 588,40
kleding en dergelijke € 834,97
herstel/aanpassing sieraden € 128,00
kapperskosten € 253,45
noise cancelling koptelefoon € 278,99
studievertraging € 24.600,00
Namens de benadeelde partij is de vordering ter terechtzitting nader toegelicht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet eenvoudig van aard is, gelet op de hoeveelheid kostenposten en het aantal aangeleverde documenten, de gebrekkige onderbouwing van sommige posten en het feit dat bijvoorbeeld studievertraging toekomstige schade betreft. Dit moet leiden tot niet-ontvankelijkheid, omdat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou opleveren. Voor het geval de rechtbank deze beslissing te vergaand vindt, verzoekt de verdediging de rechtbank in ieder geval tot niet-ontvankelijkverklaring over te gaan ten aanzien van de post studievertraging en niet tot afwijzing.
Subsidiair heeft de verdediging zich wat betreft de materiële schade met betrekking tot de daggeldvergoeding, (een gedeelte van) het eigen risico ziektekostenverzekering en een deel van de medische kosten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot de overige materiële schade heeft de raadsvrouw per schadepost verweer gevoerd, zoals weergegeven in de ter terechtzitting voorgedragen pleitaantekeningen.
Met betrekking tot de immateriële schade heeft de raadsvrouw de rechtbank primair verzocht het toe te wijzen bedrag te matigen, gelet op de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegewezen. Subsidiair heeft de verdediging verzocht het toe te wijzen bedrag te matigen in verband met de ontoerekeningsvatbaarheid van de verdachte en haar beperkte draagkracht.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 27.485,75 rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 augustus 2023 (datum van het schadetoebrengende feit) tot aan de dag der algehele voldoening. Hieronder volgt per gevorderde schadepost een toelichting.
-
Daggeldvergoeding ziekenhuis opname
De benadeelde partij heeft na het incident zes dagen in het ziekenhuis gelegen. Het gevorderde bedrag van € 210,00 is conform de Letselschade Richtlijnen en zal daarom worden toegewezen.
-
Reiskosten
De benadeelde partij vordert de reiskosten van haar vriend, haar ouders en haar zus tijdens haar ziekenhuisopname en haar eigen reiskosten voor haar revalidatie (11 bezoeken aan Heliomare) en voor een controle bij het AMC. Op basis van € 0,33 per kilometer conform de Letselschade Richtlijnen heeft zij deze reiskosten berekend op € 509,85. De verdediging heeft aangevoerd dat de specificatie van de gereden kilometers onduidelijk is, omdat de precieze adressen niet worden weergegeven, er halve reizen tussen zitten en er soms meerdere reizen per dag worden opgegeven. Verder komen de reiskosten van de vriend van de benadeelde partij volgens de Letselschade Richtlijnen niet voor vergoeding in aanmerking, aldus de verdediging. De rechtbank is van oordeel dat de specificatie ter terechtzitting voldoende is verduidelijkt, door te melden dat de benadeelde partij uit angst voor de verdachte geen adresgegevens heeft opgegeven, dat er soms is gecarpoold en soms in het ziekenhuis is overnacht. Duidelijk is dat vanuit Wormer naar het AMC respectievelijk Heliomare is gereisd. De rechtbank is van oordeel dat de vriend van de benadeelde partij valt onder “gezins- en naaste familieleden” zodat zijn kosten ook voor vergoeding in aanmerking komen. Het gevorderde bedrag van € 509,85 zal gelet op het voorgaande worden toegewezen.
-
Eigen risico ziektekostenverzekering
De zorgverzekeraar heeft € 362,91 aan eigen risico in rekening gebracht voor het ambulancevervoer en € 379,62 voor paramedische hulp. Ter terechtzitting is namens de benadeelde partij toegelicht dat de paramedische hulp fysiotherapie in 2024 betreft en dat geen overlap met de post “medische kosten” bestaat. Nu uit de overgelegde verklaring van de fysiotherapeut van 26 januari 2024 blijkt dat het de behandeling van het door de verdachte toegebrachte letsel betreft, zal de rechtbank het gevorderde bedrag van € 742,53 toewijzen.
-
Medische kosten
Dit betreft niet-vergoede fysiotherapie en medicijnen in 2023 en diverse huidverzorgingsproducten, in totaal ten bedrage van € 588,40. De verdediging heeft opgemerkt dat vitamine E crème en olie niet bedoeld zijn voor wonden, en zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Namens de benadeelde partij is toegelicht dat zij de vitamine E crème en olie heeft gebruikt om de wonden en littekens soepel te houden. Nu voldoende is komen vast te staan dat het de behandeling van het door de verdachte toegebrachte letsel betreft, zal de rechtbank zal het gehele gevorderde bedrag van € 588,40 toewijzen.
-
Kleding en dergelijke
Dit betreft de geschatte waarde van een broek en BH die op 3 augustus 2023 onherstelbaar zijn beschadigd, door de benadeelde partij geschat op € 40,00. Verder betreft het aankoopbedragen van kleding, fleecedekens en een fleeceslaapzak in verband met de sensibiliteitsstoornissen waaraan de benadeelde partij als gevolg van het door de verdachte toegebrachte letsel lijdt. Ter terechtzitting is nader toegelicht dat het slachtoffer geen naden, stiksels en gewone lakens op haar huid kan verdragen. Daarom heeft zij kleding en dekens van zachte stof zonder naden en stiksels aangeschaft voor een totaalbedrag van € 794,97. Voorts is toegelicht dat deze kosten niet verdisconteerd zijn in de ziekenhuisvergoeding van € 35,00 per dag. De rechtbank acht aannemelijk dat de benadeelde partij was genoodzaakt deze kosten te maken als gevolg van het door de verdachte toegebrachte letsel en acht de vordering voldoende onderbouwd. Het gevorderde bedrag van € 834,97 zal dan ook worden toegewezen.
-
Herstel/aanpassing sieraden, kapperskosten, noise cancelling koptelefoon
Van deze posten is, bij gebreke van nadere stukken, niet eenvoudig vast te stellen of de (gehele) gevorderde schade rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit is veroorzaakt. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering (in zoverre) zou aanhouding van de zaak ter nadere bewijsvoering vereisen. De rechtbank is van oordeel dat dat een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert en zal de benadeelde partij voor wat betreft deze schadepost niet-ontvankelijk verklaren.
-
Studievertraging
De benadeelde partij heeft aangetoond tot en met juli 2023 de HBO studie Human Resource Management te hebben gevolgd aan de Hogeschool van [plaats] en haar bachelor te hebben gehaald. Uit de overgelegde verklaring van de fysiotherapeut van 26 januari 2024 blijkt dat zij voor 100% beperkt is voor de activiteit studeren. Het studiejaar 2023-2024 is voor haar geheel verloren gegaan, zodat geen sprake is van toekomstige schade die nog niet vastgesteld zou kunnen worden. De benadeelde partij heeft zich voor wat betreft de hoogte van de vergoeding van de studievertraging aangesloten bij het bedrag uit de Letselschade Richtlijnen, zodat de rechtbank het gevorderde bedrag van € 24.600,00 zal toewijzen.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het verhandelde ter zitting en de onderbouwing van de vordering voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks immateriële schade heeft geleden.
Bij de begroting van de immateriële schade neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. De benadeelde partij is tijdens haar werk door de verdachte aangevallen en meermalen met een mes in hoofd, hals, rug en armen gestoken. Zij heeft hierdoor meerdere, deels levensbedreigende steekwonden opgelopen en heeft gevreesd voor haar leven. Als gevolg van de steekpartij heeft de benadeelde partij gevoelsstoornissen ontwikkeld, die met veel pijn gepaard gaan. Zij heeft bovendien meerdere blijvende ontsierende littekens, onder meer in haar gezicht. Daarnaast heeft zij aan de gebeurtenis psychische klachten overgehouden, waarvoor zij zich onder behandeling van een psycholoog heeft moeten stellen. De voorlopige diagnose is een posttraumatische stressstoornis (PTSS), met als klachten herbelevingen, angsten en vermijding. Vanwege de psychische klachten en de revalidatie heeft de benadeelde partij haar studie voorlopig niet kunnen voortzetten.
Op basis van deze factoren begroot de rechtbank de immateriële schade, mede gelet op de bedragen die in vergelijkbare gevallen plegen te worden toegekend, op een bedrag van € 40.000,-. De vordering ter zake van immateriële schade zal tot dit bedrag worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 augustus 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet ontvangen in de vordering ter zake immateriële schade.
Kosten
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden begroot op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging tot moord] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
[bedrijfsnaam]
Verzoek tot kennelijke niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [bedrijfsnaam] B.V.
De verdediging heeft onder verwijzing naar artikel 333 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) de rechtbank verzocht de benadeelde partij [bedrijfsnaam] B.V. kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren in de gehele vordering dan wel in een deel van de vordering. Gelet op de aard en omvang van de vordering en het aantal overgelegde documenten is de vordering volgens de verdediging niet eenvoudig van aard. Voor de beoordeling van de posten ‘omzetverlies’ en ‘loonschade’ is specialistische kennis vereist. Daar komt bij dat de vordering erg laat, te weten op de dag van de zitting, ter kennis van de verdediging en de rechtbank is gebracht. Behandeling van de vordering in het kader van het onderzoek ter terechtzitting zou leiden tot een onevenredige belasting van het strafproces, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank stelt voorop dat het kort voor de zitting indienen van een vordering met hoge bedragen en veel stukken ter onderbouwing daarvan op zichzelf niet redengevend is om te concluderen dat sprake is van een onevenredige belasting van het strafproces.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat de vordering wat betreft de posten ‘beveiliging na incident’, ‘slachtofferhulp personeel’, ‘omzetverlies’ en ‘loonschade’ vraagt om een nadere uitleg en toelichting door de benadeelde partij, die zich echter niet ter terechtzitting heeft doen vertegenwoordigen. Bovendien heeft de verdediging zich door het late tijdstip van indienen van de vordering niet goed kunnen voorbereiden. De rechtbank heeft daarom ter zitting met betrekking tot genoemde onderdelen van de vordering de kennelijke niet-ontvankelijkheid uitgesproken.
Met inachtneming van het vorenstaande zijn ter terechtzitting de overige posten van de vordering van de benadeelde partij [bedrijfsnaam] B.V. behandeld.
De vordering
[Naam gemachtigde] heeft als gemachtigde van de benadeelde partij [bedrijfsnaam] B.V. een vordering ingediend tegen de verdachte tot vergoeding van materiële schade tot een bedrag van € 1.548,59 die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde materiële schade bestaat uit:
reiniging filiaal na incident € 1.467,84
mes waarmee gestoken is € 6,25
3 handdoeken (bloedingen) € 34,50
spijkerbroek onder bloed € 40,00
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, in verband met het late indienen van de vordering en de gebrekkige onderbouwing. Subsidiair heeft zij zich met betrekking tot het mes en de handdoeken gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot de reinigingskosten en de spijkerbroek acht zij de vordering onvoldoende onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. De gevorderde bedragen komen de rechtbank niet onredelijk voor.
De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden begroot op nihil.
Geen schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De benadeelde partij betreft een groot winkelconcern. Anders dan individuele burgers heeft dit bedrijf geen extra waarborg van de overheid nodig om de toegewezen schadevergoeding op de verdachte te verhalen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De artikelen 36f, 37a, 37b, 45 en 289 van het Wetboek van Strafrecht zijn van toepassing.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart
bewezendat de verdachte het
impliciet primair ten laste gelegde feitheeft begaan zoals hiervoor onder 3.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart
de verdachtevoor het bewezen verklaarde
niet strafbaaren ontslaat de verdachte daarvoor van alle rechtsvervolging.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld, en beveelt dat zij
van overheidswege wordt verpleegd.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[het slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 27.485,75 (zevenentwintigduizend vierhonderdvijfentachtig euro en vijfenzeventig cent)als vergoeding voor de materiële schade en een bedrag van
€ 40.000,- (veertigduizend euro)als vergoeding voor de immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf 3 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening,
en veroordeelt de verdachte tot betaling van deze bedragen aan [het slachtoffer] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [het slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 67.485,75 vermeerderd met de wettelijke rente zoals hiervoor vermeld. Indien de schadevergoedingsmaatregel niet volledig wordt voldaan, kan gijzeling worden toegepast met een totale maximumduur van 342 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[bedrijfsnaam] B.V.geleden materiële schade tot een bedrag van
€ 1.548,59 (duizend vijfhonderdachtenveertig euro en negenenvijftig cent)en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [bedrijfsnaam] B.V., voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J. Roos, voorzitter,
M.S. Neervoort en E.L. Hoogstraate, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier A. Helder,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 april 2024.