ECLI:NL:RBNHO:2024:3215

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
15.175134.23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het ophangen van een handgranaat aan het hek van een festivalterrein met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar

Op 2 april 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 15 juli 2023 in Purmerend een handgranaat aan het hek van het 'Electronic Picnic Festival' heeft gehangen. De verdachte werd beschuldigd van poging tot opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, en het voorhanden hebben van een wapen van categorie II. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door zijn handelen een levensgevaarlijke situatie heeft gecreëerd voor bezoekers en medewerkers van het festival, evenals voor voorbijgangers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet vol opzet had op het teweegbrengen van een ontploffing, maar dat hij wel de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de handgranaat tot ontploffing zou komen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan het voorwaardelijke deel van de straf, waaronder meldplicht bij de reclassering en behandeling door een zorgverlener. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting op 19 maart 2024, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/175134-23 (P)
Uitspraakdatum: 2 april 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 maart 2024 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
,
nu gedetineerd in P.I. Rotterdam, locatie Hoogvliet.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M.G.T. Kramer, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. J. Sietsma, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 juli 2023 te Purmerend ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten alle voorwerpen en/of gebouwen die zich
binnen 50 meter van de handgranaat/het explosief bevonden en/of,
- levensgevaar en/of gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander te weten de
bezoekers, medewerkers en/of hulpverleners van het 'Electronic Picnic Festival'
en/of voorbijgangers op het naastgelegen fietspad
te duchten was een handgranaat aan een hek van het festival heeft gehangen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 juli 2023 te Purmerend ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het teweegbrengen van een ontploffing waarbij gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is (artikel 157 Sr), opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen, te weten een handgranaat/explosief waar een ontploffing mee teweeg kan worden gebracht
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 15 juli 2023 te Purmerend de bezoekers en/of medewerkers van het 'Electronic Picnic Festival' en/of voorbijgangers op het naastgelegen fietspad heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door (openlijk zichtbaar) een handgranaat/explosief aan een hek van het festival te hangen;
3.
hij op of omstreeks 15 juli 2023 te Purmerend een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een handgranaat/explosief, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte geen (voorwaardelijk) opzet had op het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit en dat hij daarom daarvan dient te worden vrijgesproken. De verdachte zat in een drugspsychose en wilde onder invloed van waandenkbeelden dat het festival niet door zou gaan, hetgeen hij dacht te kunnen bereiken door het ophangen van de handgranaat.
Ten aanzien van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsmotivering feit 1 primair
De rechtbank is van oordeel – conform de standpunten van de officier van justitie en de verdediging – dat niet kan worden bewezen dat de verdachte vol opzet had op het teweegbrengen van een ontploffing. Ten aanzien van de vraag of de verdachte
voorwaardelijkopzet daartoe had, dus of hij willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de handgranaat zou ontploffen, overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het rapport van dr. [nam deskundige 1] , deskundige explosies en explosievenonderzoek bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), volgt dat de handgranaat die de verdachte heeft opgehangen in gave conditie was en bij activatie tot ontploffing zou zijn gekomen. De handgranaat was aan het hek bevestigd door middel van een tie-wrap die door de trekring heen ging. Wanneer iemand de handgranaat zou verwijderen door aan de handgranaat te trekken, zou de veiligheidspin met de trekring achterblijven aan de tie-wrap, waardoor de handgranaat zou zijn geactiveerd en onherroepelijk tot ontploffing zou zijn gekomen.
Een logisch gevolg van het onbeheerd achterlaten van een handgranaat op een festivalterrein en bij een openbaar fietspad – zoals in deze zaak is gebeurd – is dat men niet langer de controle heeft over het verdere verloop. Het is niet te voorspellen of personen de echtheid en dus het gevaar van de handgranaat verkeerd zullen beoordelen, bijvoorbeeld door te denken dat het om een namaak- of speelgoedvariant gaat. Ook in de onderhavige zaak heeft een beveiliger ten onrechte gedacht dat sprake was van een ‘oefengranaat’ (zie dossierpagina 68).
Bij een ontploffing van een handgranaat van het type M75P3 geldt blijkens het NFI-rapport:
- voor personen tot op een afstand van enkele meters (in een vrije baan) is zeer ernstig lichamelijk letsel tot dodelijk letsel een gegeven; en
- voor personen tot op een afstand in de orde van grootte van tientallen meters (in een vrije baan) is er gevaar voor ernstig lichamelijk letsel tot zeer ernstig lichamelijk letsel door scherfwerking van de rondvliegende metalen kogeltjes van de handgranaat.
Gelet op deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat sprake was van een aanmerkelijke kans dat de handgranaat tot ontploffing zou komen. Deze kans heeft de verdachte bewust aanvaard. Daarbij is gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor lichamelijk letsel te duchten geweest.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op of omstreeks 15 juli 2023 te Purmerend ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voorwerpen die zich binnen 50 meter van de handgranaat bevonden en,
- levensgevaar en gevaar voor lichamelijk letsel voor een ander te weten de bezoekers en/of medewerkers en/of hulpverleners van het 'Electronic Picnic Festival' en/of voorbijgangers op het naastgelegen fietspad
te duchten was, een handgranaat aan een hek van het festival heeft gehangen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 15 juli 2023 te Purmerend de bezoekers en/of medewerkers van het 'Electronic Picnic Festival' en/of voorbijgangers op het naastgelegen fietspad heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door (openlijk zichtbaar) een handgranaat aan een hek van het festival te hangen;
3.
hij op of omstreeks 15 juli 2023 te Purmerend een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een handgranaat, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
1.
poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is
en
poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
2.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
en
bedreiging met zware mishandeling
3.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 2º of onderdeel 7º
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest. Aan het voorwaardelijke deel van de straf dienen de bijzondere voorwaarden te worden verbonden zoals vanuit de reclassering geadviseerd in het in deze zaak opgemaakte advies van 14 maart 2024. De officier van justitie heeft gevorderd dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht op de naleving daarvan dadelijk uitvoerbaar zullen worden verklaard.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorarrest zit.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten. Ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten is sprake van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht. Daarnaast heeft de rechtbank zich laten leiden door de omstandigheden waaronder de bewezenverklaarde feiten zijn begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft een handgranaat aan het hek van een festival gehangen en is toen weggegaan. De verdachte heeft door dit te doen een levensgevaarlijke situatie gecreëerd voor de medewerkers en bezoekers van het festival en passanten. Dat de handgranaat is gevonden en dat tijdig is onderkend dat sprake was van een echte handgranaat, is niet aan de verdachte te danken. Wanneer de echtheid van de handgranaat niet zou zijn onderkend, had het heel anders kunnen aflopen. Dergelijke feiten leiden tot angst en onrust in de samenleving. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het strafblad van de verdachte (Uittreksel Justitiële Documentatie) van 12 februari 2024. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld, zodat dit niet in zijn nadeel zal meewegen.
Ook heeft de rechtbank gelet op het over de verdachte uitgebrachte psychiatrisch onderzoek Pro Justitia door dr. [naam deskundige 2] , psychiater, van 5 maart 2024 en het voorlichtingsrapport van [naam getuige] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, van 14 maart 2024.
Verder weegt de rechtbank enerzijds mee dat de verdachte ter terechtzitting inzicht in de laakbaarheid van zijn handelen heeft getoond. Anderzijds kan de rechtbank zich niet aan de indruk onttrekken dat de verdachte niet het achterste van zijn tong heeft laten zien als het gaat om hoe en waarom hij de handgranaat überhaupt in zijn bezit had en wat zijn reden was om deze bij het festival op te hangen.
LOVS
De rechtbank heeft gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarin voor het ‘enkele’ voorhanden hebben van een handgranaat in de openbare ruimte al een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 15 maanden als uitgangspunt heeft te gelden.
Conclusie
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan, namelijk 8 maanden, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van 2 jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Aan het voorwaardelijke deel van deze straf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals namens de reclassering is geadviseerd in bovengenoemd rapport.
De rechtbank ziet geen aanleiding de bijzondere voorwaarden en het toezicht op de naleving daarvan dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 55, 57, 157 en 285 van het Wetboek van Strafrecht,
artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Bepaalt dat de onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 8 (acht) maanden
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
 De veroordeelde zich na oproep meldt bij Reclassering Nederland, Marconistraat 2 (3029 AK) Rotterdam. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
 De veroordeelde zich laat behandelen door een nader te bepalen zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Hieronder kan ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
 De veroordeelde geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
 De veroordeelde geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.L. Hoogstraate, voorzitter,
mr. J.J. Roos en mr. M. Neervoort, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.T. Sluis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 april 2024.
[bewijsmiddelen bijlage]
[bewijsmiddelen bijlage]