ECLI:NL:RBNHO:2024:3237

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
3 april 2024
Zaaknummer
C/15/349776 / KG ZA 24-105
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gebiedsverbod wegens overlast door dochter van huurders met psychische problemen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 3 april 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonopmaat en de ouders van een dochter die ernstige overlast veroorzaakte. De ouders huren sinds 2007 een woning van Woonopmaat en hebben hun dochter, die psychische problemen heeft, tijdelijk bij hen in huis genomen. Sinds haar terugkeer in de woning in januari 2024 hebben omwonenden herhaaldelijk geklaagd over de overlast die de dochter veroorzaakt. Woonopmaat heeft de ouders herhaaldelijk verzocht om de overlast te stoppen, maar zonder resultaat. In het kort geding vorderde Woonopmaat een gebiedsverbod voor de dochter en een voorwaardelijke ontruiming van de woning. De voorzieningenrechter oordeelde dat de ouders er alles aan hebben gedaan om hun dochter bij te sturen en dat het niet verantwoord is om de dochter op straat te zetten. Het gebiedsverbod werd toegewezen, maar de vordering tot ontruiming werd afgewezen, omdat niet aannemelijk is dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst zal worden ontbonden. De rechter benadrukte de kwetsbaarheid van de dochter en de noodzaak van hulpverlening.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/349776 / KG ZA 24-105
Vonnis in kort geding van 3 april 2024
in de zaak van
de stichting
STICHTING WOONOPMAAT,
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: Woonopmaat,
advocaat: mr. N. Reinalda te Beverwijk,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

verblijvend te [plaats 1] ,
hierna: de dochter,
advocaat: mr. O. Saaliti te Amsterdam,
2.
[gedaagde 2],
handelend onder de naam [bedrijf] ,
in zijn hoedanigheid van curator van de dochter,
te [plaats 2]
hierna: de curator,
procederend in persoon,
3.
[gedaagde 3],
te [plaats 1] ,
advocaat: mr. H. Temel te Amsterdam,
4.
[gedaagde 4] ,
te [plaats 1] ,
advocaat: mr. H. Temel te Amsterdam,
gedaagde partijen.
Gezamenlijk worden gedaagden hierna [gedaagden] genoemd. Gedaagde sub 3 en gedaagde sub 4 zullen hierna gezamenlijk de ouders worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord van de ouders
- de conclusie van antwoord van de dochter
- de mondelinge behandeling van 27 maart 2024
- de pleitnota van Woonopmaat.

2.De feiten

2.1.
De ouders huren sinds 2007 van Woonopmaat de woning [adres] te [plaats 1] (hierna: de woning).
2.2.
De ouders zijn in mei 2023 voor een verblijf van een aantal maanden vertrokken naar Turkije. Nadat de dochter haar woning te [plaats 2] heeft moeten ontruimen omdat zij ernstige overlast veroorzaakte, hebben de ouders de dochter bij hen in de woning genomen. Sindsdien ondervinden de omwonenden van de woning ernstige overlast van de dochter.
2.3.
Nadat Woonopmaat de dochter tijdens een huisbezoek tevergeefs rechtstreeks te verstaan had gegeven de overlast te stoppen, heeft Woonopmaat op 14 juli 2023 de ouders per brief verzocht om er per direct voor te zorgen dat de dochter geen overlast meer veroorzaakt. Woonopmaat wijst de ouders er daarbij op dat de huurovereenkomst van de ouders in gevaar kan komen als de overlast niet stopt.
2.4.
De dochter kampt met psychische problemen, maar weigert (nagenoeg) iedere vorm van hulpverlening. De ouders hebben de dochter toch ertoe kunnen bewegen om naar Turkije te komen om zich te laten onderzoeken. Na twee maanden zijn de ouders met de dochter teruggekeerd in de woning te [plaats 1] .
2.5.
Gesprekken met de hulpverlening en de wijkagent na nieuwe klachten van omwonenden hebben geen resultaat opgeleverd. Op 15 november 2023 hebben de omwonenden zich weer bij Woonopmaat erover beklaagd dat de dochter dag en nacht overlast veroorzaakt. Na een escalatie rond de kerstdagen heeft de crisisdienst de dochter opgenomen.
2.6.
Bij brief van 5 januari 2024 heeft Woonopmaat de ouders erop gewezen dat zij op grond van de huurovereenkomst en de daarbij horende algemene voorwaarden verplicht zijn ervoor te zorgen dat de omwonenden bij een eventuele terugkeer in de woning van de dochter geen overlast van haar mogen ondervinden.
2.7.
De dochter is rond 24 januari 2024 weer bij de ouders ingetrokken, en vanaf dat moment hebben de omwonenden zich weer bij Woonopmaat beklaagd over overlast.
2.8.
Bij brief van 8 februari 2024 heeft Woonopmaat de ouders nogmaals verzocht om actie te ondernemen. De ouders hebben daarop laten weten dat een aanvraag tot curatele is gedaan, en dat de te benoemen curator gepaste maatregelen zal nemen.
2.9.
De curator is benoemd bij beschikking van 16 februari 2024. De curator heeft zich met een hulpverzoek gewend tot de gemeente [plaats 2]. Op 22 maart 2024 heeft de curator zich met de dochter bij het Daklozenloket van de gemeente [plaats 2] gemeld. De betreffende medewerker van de gemeente [plaats 2] heeft aan de hand van het gesprek op 22 maart 2024 een advies opgesteld. Hierin staat het volgende:
“Uit ons gesprek blijkt dat u momenteel nog niet dakloos bent, u verwacht dit wel te worden door de uitspraak van de rechter. (…) Hoewel u feitelijk gezien nog niet dakloos bent hebben wij wel vast een intake ingepland en kunnen wij na de uitspraak van de rechter volgende week vast een nader onderzoek doen. Afgesproken is met uw curator om na de rechtszaak contact te hebben. Feit is wel dat u heel kwetsbaar oogt en mijns inziens specialistische hulp nodig heeft en het niet verantwoord is om op straat terecht te komen.”

3.Het geschil

3.1.
Woonopmaat vordert (samengevat) bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. dat de dochter en de curator (in zijn hoedanigheid van curator) gedurende 12 maanden een straatverbod wordt opgelegd in de omgeving van de woning, zoals ingetekend op de bij de dagvaarding overgelegde kaart,
II. de dochter en de curator (in zijn hoedanigheid van curator) een dwangsom van € 250,00 op te leggen per keer dat zij het onder I. genoemde verbod overtreedt/overtreden, tot een maximum is bereikt van € 10.000,00,
III. Woonopmaat te machtigen om bij overtreding met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging van het straatverbod te bewerkstelligen,
IV. de ouders te veroordelen binnen zeven dagen na betekening van het vonnis de woning te ontruimen,
V. de ouders te veroordelen binnen zeven dagen na betekening van het vonnis het gebruik door de dochter van de woning als hoofd- en verblijfplaats te beëindigen en haar de verdere toegang tot de woning te ontzeggen,
VI. te bepalen dat Woonopmaat aan de titel tot ontruiming als bedoeld onder IV. geen rechten kan ontlenen als de ouders de veroordeling onder V. stipt nakomen.
3.2.
Woonopmaat legt aan de vordering ten grondslag zij als verhuurder verplicht is een rustig en ongestoord huurgenot te verschaffen aan haar huurders in de omgeving van de woning. Sinds mei 2023 wordt het huurgenot van de omwonenden echter verstoord doordat de dochter ernstige overlast in en rond de woning veroorzaakt. Als de omwonenden de dochter op haar gedrag aanspreken, worden zij uitgescholden en/of bedreigd. Woonopmaat heeft getracht in overleg met de ouders en de dochter tot een oplossing te komen, maar de dochter staat niet open voor hulpverlening. Om een eind te maken aan het onrechtmatig handelen van de dochter vordert Woonopmaat daarom haar een straatverbod op te leggen voor een in de dagvaarding aangegeven beperkt gebied rond de woning.
3.3.
Woonopmaat acht de ouders op grond van de huurovereenkomst en de daarbij horende algemene voorwaarden verplicht zich ten aanzien van het gebruik van de woning als goed huurder te gedragen. Woonopmaat houdt de ouders daarom aansprakelijk voor de gedragingen van de dochter als gebruiker van de woning. Woonopmaat heeft de ouders herhaaldelijk gewaarschuwd voor de gevolgen als de overlast niet stopt. Desondanks is de overlast blijven doorgaan. Woonopmaat heeft de ouders lang de hand boven het hoofd gehouden. Zij wenst nog steeds te voorkomen dat de ouders de woning moeten verlaten, maar omdat Woonopmaat verplicht is de omwonenden een ongestoord huurgenot te garanderen, is dat onvermijdelijk als de overlast niet stopt. Woonopmaat vordert dan ook de ouders te veroordelen de woning te ontruimen als zij de dochter toch weer toelaten in de woning. Woonopmaat wijst erop dat de ernstige overlast een ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt, zodat vooruitlopend op een in een bodemprocedure in te stellen ontbindings- en ontruimingsvordering de gevorderde (voorwaardelijke) ontruiming in kort geding toewijsbaar is.
3.4.
[gedaagden] voeren verweer. [gedaagden] concluderen tot afwijzing van de vorderingen van Woonopmaat, met veroordeling van Woonopmaat in de kosten van deze procedure.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De dochter als procespartij
4.1.
De dochter is bij beschikking van 16 februari 2024 onder curatele gesteld. De curatele heeft tot gevolg dat de dochter in beginsel alleen nog procesbekwaam is in zaken die de curatele zelf betreffen. Wat dit kort geding betreft is de dochter echter niet procesbekwaam. Voor het voeren van verweer moet zij worden vertegenwoordigd door de curator. Weliswaar heeft mr. Saaliti namens de dochter ter zitting met instemming van alle partijen het woord gevoerd, maar dat kan er niet aan afdoen dat formeel gezien de dochter zelf in deze procedure niet kan verschijnen. Voor wat betreft de zelfstandig tegen de dochter ingestelde vordering zal Woonopmaat dan ook niet ontvankelijk worden verklaard.
Het gevorderde gebiedsverbod
4.2.
Een gebiedsverbod vormt een inbreuk op het aan een ieder toekomend recht om zich vrijelijk te verplaatsen. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo'n inbreuk kunnen rechtvaardigen. Woonopmaat heeft het klachtendossier over de periode mei 2023 – februari 2024 overgelegd. Het dossier bevat een aaneenrijging van klachten over het vrijwel dagelijkse – zowel overdag als ’s nachts – geschreeuw van de dochter. De overlast was zo groot, dat de politie erbij is geroepen. Ook Woonopmaat heeft via huisbezoek er bij de dochter op aangedrongen geen overlast te veroorzaken. Dit alles heeft niet tot verbetering geleid. De ouders vinden het bezwaarlijk de dochter de toegang tot de woning te ontzeggen, maar ook zij zijn inmiddels ten einde raad. Om het recht van de omwonenden op een rustig huurgenot te waarborgen, acht de voorzieningenrechter het gevorderde gebiedsverbod dan ook een gerechtvaardigd middel. De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat Woonopmaat als verhuurder van de woningen het gebiedsverbod ook ten behoeve van haar huurders kan vorderen. Het gebiedsverbod zal alleen aan de dochter worden opgelegd, omdat er geen grond bestaat voor het opleggen van een verbod aan de curator.
Ingaan van het gebiedsverbod
4.3.
Feitelijk betekent het gebiedsverbod dat de dochter dakloos wordt omdat zij het verbod overtreedt door zich in de woning te bevinden. De curator heeft benadrukt dat de dochter een kwetsbaar persoon is, die niet op straat moet komen te staan. Ook in het gespreksverslag van 22 maart 2024 benadrukt de medewerker van de gemeente [plaats 2] dat vanwege de kwetsbaarheid van de dochter moet worden voorkomen dat zij dakloos raakt. De curator heeft dat na zijn benoeming direct onderkend en een aanvraag voor de dochter gedaan bij het Daklozenloket van de gemeente [plaats 2] maar is er tegenaan gelopen dat de ingezette procedure meer tijd vraagt. Aan de andere kant lijkt het erop dat de hulpverlening pas echt kan worden ingezet als de dochter dakloos is of dreigt te worden. Woonopmaat heeft ter zitting aangegeven dat zij kan leven met een begunstigingstermijn van twee weken na de vonnisdatum, zodat de curator en de gemeente [plaats 2] meer ruimte hebben om tijdig een woonoplossing voor de dochter te vinden. Gelet op het feit dat de curator druk doende is om een oplossing te vinden waardoor de dochter niet op straat komt te staan, dat sprake is van een kwetsbare persoon die niet op straat zou moeten komen te staan, maar ook op het belang van Woonopmaat bij een voorziening die een einde maakt aan de overlast voor haar huurders, zal de voorzieningenrechter het gebiedsverbod jegens de dochter toewijzen, maar pas laten ingang op een termijn van vier weken na heden. Een termijn van twee weken acht de voorzieningenrechter te kort om de hulpverleningsinstanties in staat te stellen een passende oplossing te vinden. De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen, en de machtiging om bij overtreding de hulp van de sterke arm van justitie en politie in te roepen ook.
Dit betekent dat het contact tussen de dochters en haar ouders als het gebiedsverbod van kracht is, buiten de woning van de ouders moet plaatsvinden. De voorzieningenrechter acht dit gerechtvaardigd omdat de ouders ter zitting hebben aangegeven dat het geschreeuw van de dochter vooral tegen hen is gericht en zij niet bij machte zijn het geschreeuw van hun dochter te laten stoppen.
Voorwaardelijk veroordeling van de ouders om de woning te ontruimen.
4.4.
Gebleken is dat de ouders er alles wat redelijkerwijs in hun vermogen ligt aan hebben gedaan om de dochter bij te sturen en de benodigde hulp voor haar te krijgen, maar dat zij inmiddels ook met de handen in het haar zitten. De benoeming van de curator lijkt een goede stap in de richting van een einde aan de overlast. In dit stadium acht de voorzieningenrechter het daarom nog onvoldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de ouders zich dusdanig verwijtbaar hebben gedragen, dat hun handelen als een ernstige toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst moet worden aangemerkt. Daarbij speelt mee dat de dochter kwetsbaar is en ook uit de brief van de Wmo-medewerker van de gemeente [plaats 2] blijkt dat het niet verantwoord is als de dochter op straat terecht komt. Daarom is de verwachting gerechtvaardigd dat in een eventuele bodemprocedure een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning zal worden afgewezen. Dit maakt dat er nu geen grond is om daarop vooruitlopend de ontruimingsvordering toe te wijzen, ook al is deze voorwaardelijk ingesteld. De gevorderde ontruiming zal daarom worden afgewezen.
4.5.
Woonopmaat heeft geen belang meer bij de vordering om de ouders te veroordelen de dochter de toegang tot de woning te ontzeggen, nu dit is afgedekt door het toe te wijzen gebiedsverbod. Op grond van het verbod is het immers de dochter niet toegestaan zich in (de omgeving van) de woning te bevinden.
4.6.
Omdat partijen over en weer (deels) ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Ook de kosten van de advocaat van de dochter blijven voor rekening van de dochter, aangezien zij vanwege de curatele in deze procedure niet procesbekwaam is.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt de dochter om zich vanaf 1 mei 2024 gedurende 12 maanden na betekening van dit vonnis te bevinden in het gebied zoals gemarkeerd weergegeven op onderstaande kaart, waarbij de gemarkeerde wegen onderdeel zijn van het verboden gebied,

{afbeelding 1}

5.2.
veroordeelt de dochter om aan Woonopmaat een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere keer dat zij niet aan de hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
5.3.
machtigt Woonopmaat om met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging van deze beslissing te bewerkstelligen, indien de dochter in gebreke blijft aan het onder 5.1. van dit vonnis bepaalde te voldoen,
5.4.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen zo dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2024.