ECLI:NL:RBNHO:2024:3455
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontkenning van het vaderschap en de rechtsmacht van de Nederlandse rechter in een familierechtelijke procedure
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 9 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontkenning van het vaderschap van een minderjarig kind. De moeder, die in Nederland woont, heeft verzocht om de ontkenning van het vaderschap van de man, met wie zij ooit gehuwd was, omdat hij volgens haar niet de biologische vader is van het kind. De moeder heeft haar verzoek ingediend na de wettelijke termijn, maar de bijzondere curator heeft namens het kind een zelfstandig verzoek ingediend tot ontkenning van het vaderschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man nooit in Nederland heeft gewoond en dat de moeder ten tijde van de geboorte van het kind de Eritrese nationaliteit had, maar op dat moment in Nederland verbleef met een asielstatus. De rechtbank heeft geoordeeld dat de juridische vader niet de biologische vader is en dat het verzoek van de bijzondere curator gegrond is. De rechtbank heeft de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek, maar het verzoek van de bijzondere curator toegewezen, waardoor de ontkenning van het vaderschap is gegrond verklaard. De rechtbank heeft de griffier opgedragen om een afschrift van de beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar het kind is ingeschreven.