ECLI:NL:RBNHO:2024:3473

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 maart 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
15/103554-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot opheffing van de ISD-maatregel

Op 22 maart 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 15/103554-23. De rechtbank heeft het verzoek van de betrokkene tot tussentijdse beoordeling van de noodzaak van voortzetting van de ISD-maatregel afgewezen. De betrokkene, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, is momenteel gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Veenhuizen. De ISD-maatregel is opgelegd voor de duur van één jaar, gestart op 14 juli 2023 en eindigend op 13 juli 2024. Tijdens de openbare terechtzitting zijn de betrokkene, zijn raadsman mr. A.M.V. Bandhoe, en de officier van justitie mr. H.W. van der Ploeg gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de doelen van de ISD-maatregel nog niet zijn bereikt, met name de terugkeer naar Polen van de betrokkene. De inrichting heeft geadviseerd de maatregel voort te zetten om een stabiele terugkeer te waarborgen. De officier van justitie heeft eveneens gepleit voor voortzetting van de maatregel, terwijl de raadsman van de betrokkene het verzoek tot opheffing heeft gehandhaafd. De rechtbank concludeert dat de ISD-maatregel noodzakelijk blijft om recidive te voorkomen en de veiligheid van de samenleving te waarborgen. De beslissing is gegrond op artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering.

Uitspraak

RECHTBANK noord-holland

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige kamer
Parketnummer: 15/103554-23
Uitspraakdatum: 22 maart 2024
Beslissing ex artikel 6.6.14 van het Wetboek van Strafvordering (Sv)
Deze beslissing is genomen naar aanleiding van het verzoek van de betrokkene
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Veenhuizen,
tot een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna ook: de ISD-maatregel).

1.De procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken waaronder:
  • het vonnis van deze rechtbank van 29 juni 2023 waarin aan de betrokkene de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders is opgelegd voor de duur van één jaar;
  • het onderhavige verzoekschrift van de betrokkene tot een tussentijdse beoordeling, gedateerd 19 januari 2024 en ingediend door de raadsman van de betrokkene, mr. A.M.V. Bandhoe, advocaat te Zoetermeer;
  • het uitgebrachte toetsingsverslag van 15 maart 2024, opgemaakt door [vestigingsdirecteur], plaatsvervangend vestigingsdirecteur, en [casemanager], senior casemanager ISD, beiden verbonden aan de Penitentiaire Inrichting Veenhuizen, met daarbij als bijlage gevoegd een cultureel interview en perspectiefplan.
Tijdens de behandeling ter openbare terechtzitting van 22 maart 2024 zijn gehoord de betrokkene, zijn raadsman mr. A.M.V. Bandhoe en de officier van justitie mr. H.W. van der Ploeg.
Daarnaast is eerdergenoemde [casemanager] als getuige ter zitting gehoord.

2.Het standpunt van de inrichting

Uit het toetsingsverslag van 15 maart 2024 blijkt onder meer het volgende. De ISD-maatregel van de betrokkene is gestart op 14 juli 2023 en eindigt op 13 juli 2024. Op 28 juli 2023 werd de betrokkene in de ISD van de PI Veenhuizen geplaatst. Vanwege de vreemdelingenstatus is alleen een intramuraal traject mogelijk gericht op de problematiek van de betrokkene. Daarnaast is het traject gericht op de terugkeer naar het land van herkomst, te weten Polen. De betrokkene wordt begeleid vanuit de Cultureel Forensische Zorg, die de betrokkene helpt om zijn leven een positieve wending te geven. Het is de betrokkene duidelijk dat zijn juridische situatie inhoudt dat hij Nederland moet verlaten na einde van de ISD-maatregel. Voor een terugkeer van de betrokkene naar Polen is duidelijkheid over een stabiele leefomgeving van belang om zijn leven daar op een goede wijze invulling te geven. De betrokkene is na een eerdere uitzetting naar Nederland teruggekeerd en vervolgens in een vicieuze cirkel van delictpleging en vrijheidsstraffen terechtgekomen. Het advies van de inrichting is om de ISD-maatregel voort te zetten zodat tijd beschikbaar blijft om een stabiele terugkeer van de betrokkene naar Polen te bewerkstelligen. Indien de contacten met de vader van de betrokkene tot stand komen of anderszins via bijvoorbeeld Stichting Barka mogelijkheden zijn voor een stabiele terugkeer naar Polen, kan bekeken worden of een eerdere terugkeer dan de einddatum van de ISD-maatregel in de rede ligt.
De getuige, de heer [casemanager], heeft ter terechtzitting het toetsingsverslag toegelicht en verduidelijkt. De intramurale stappen van de ISD-maatregel zijn afgerond. Nu moet worden gekeken naar een bestendige terugkeer naar Polen. Er moet sprake zijn van een geborgde terugkeer, ook om recidive te voorkomen. Daarvoor is contact met de vader van de betrokkene nodig wat nog niet is gelukt. Op dit moment is het daarom te vroeg om de ISD-maatregel voortijdig te beëindigen.

3.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ISD-maatregel moet worden voortgezet in verband met de beveiliging van de samenleving en de beëindiging van recidive. Uitgangspunt is dat de ISD-maatregel van de betrokkene één jaar duurt. De dubbele doelstelling van de maatregel kan alleen gediend worden als de betrokkene na
afloop van de maatregel naar Polen vertrekt en daar goed zijn leven kan oppakken. Hiervoor is een doortimmerd plan noodzakelijk dat er nog niet is. Het is dan ook te vroeg om de ISD-maatregel van de betrokkene te beëindigen. De officier van justitie heeft daarom gevorderd het verzoek van de betrokkene af te wijzen.

4.Het standpunt van de betrokkene en zijn raadsman

De raadsman heeft het verzoek van de betrokkene tot opheffing van de ISD-maatregel gehandhaafd. De noodzaak van een doortimmerd plan van aanpak voor de terugkeer van de betrokkene naar Polen staat niet in de wet. De doelen van de ISD-maatregel moeten nog actueel zijn. Er is een voorstel gedaan aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) tot een ongewenst verklaring van de betrokkene. Indien hij na een dergelijke ongewenst verklaring terugkeert naar Nederland is hij strafbaar en zal hij worden uitgezet. Daarmee is een doelstelling van de ISD-maatregel gewaarborgd. De ISD-maatregel van de betrokkene duurt nog drie maanden, zodat de vraag is of er binnen die termijn een goed doortimmerd plan van aanpak komt. Als dat niet lukt, zal de betrokkene ook worden uitgezet, wat maakt dat onduidelijk is waarom de terugkeer naar Polen niet eerder kan.

5.De beoordeling

De rechtbank dient in het kader van de onderhavige procedure te beoordelen of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is. In artikel 38m lid 2 Wetboek van Strafrecht is bepaald dat de ISD-maatregel strekt tot beëindiging van de recidive van de betrokkene en tot beveiliging van de maatschappij in het algemeen.
Op grond van de hierboven genoemde stukken en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat nog niet is voldaan aan de doelen van de ISD-maatregel. Onderdeel van de voornoemde doelen van de ISD-maatregel is ook dat Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) ervoor zorgt dat de betrokkene op een goede manier kan terugkeren naar Polen. Tot op heden is deze terugkeer nog niet gewaarborgd. Indien geen sprake is van een goede terugkeer naar Polen, is de kans groot dat de betrokkene weer terugkeert naar Nederland en zal recidiveren..
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het verzoek tot opheffing van de ISD-maatregel moet worden afgewezen. De ISD-maatregel zal worden voortgezet totdat de bij vonnis van deze rechtbank van 29 juni 2023 opgelegde termijn afloopt op 13 juli 2024.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De te geven beslissing is gegrond op artikel 6:6:14 Sv.

7.De beslissing

De rechtbank:
Wijst af het verzoek tot opheffing van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders van [betrokkene], geboren op [geboortedatum], wordt voortgezet.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Deze beslissing is gegeven door
mr. M. Visser, voorzitter,
mr. D.H. Bakker en mr. H.P.H.I. Cleerdin, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.I. Hoedjes,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 maart 2024.