Op 22 maart 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 15/103554-23. De rechtbank heeft het verzoek van de betrokkene tot tussentijdse beoordeling van de noodzaak van voortzetting van de ISD-maatregel afgewezen. De betrokkene, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, is momenteel gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Veenhuizen. De ISD-maatregel is opgelegd voor de duur van één jaar, gestart op 14 juli 2023 en eindigend op 13 juli 2024. Tijdens de openbare terechtzitting zijn de betrokkene, zijn raadsman mr. A.M.V. Bandhoe, en de officier van justitie mr. H.W. van der Ploeg gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de doelen van de ISD-maatregel nog niet zijn bereikt, met name de terugkeer naar Polen van de betrokkene. De inrichting heeft geadviseerd de maatregel voort te zetten om een stabiele terugkeer te waarborgen. De officier van justitie heeft eveneens gepleit voor voortzetting van de maatregel, terwijl de raadsman van de betrokkene het verzoek tot opheffing heeft gehandhaafd. De rechtbank concludeert dat de ISD-maatregel noodzakelijk blijft om recidive te voorkomen en de veiligheid van de samenleving te waarborgen. De beslissing is gegrond op artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering.