ECLI:NL:RBNHO:2024:3762

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
9760311 \ CV FORM 22-1773
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervaldatum en ontvankelijkheid van verzoeken in luchtvervoersovereenkomsten

In deze zaak hebben de passagiers, verzoekers in het geding, een vervoersovereenkomst gesloten met de vervoerder, Air France, voor hun vlucht van Cancun naar Amsterdam op 20 en 21 maart 2020. De passagiers hebben vergoeding van kosten verzocht, maar de vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan. De passagiers hebben hun verzoek gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004 en het Verdrag van Montreal. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het verzoek tijdig is ingediend, aangezien het vorderingsformulier op 21 maart 2022 ter griffie is ontvangen, net voor de vervaldatum van 22 maart 2022. De vervoerder heeft echter betwist dat de vlucht geannuleerd was en heeft bewijs geleverd dat de vlucht met een minimale vertraging is uitgevoerd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen sprake was van annulering of vertraging op de eindbestemming, waardoor het verzoek van de passagiers is afgewezen. De proceskosten zijn voor rekening van de passagiers, die ongelijk hebben gekregen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9760311 \ CV FORM 22-1773
Uitspraakdatum: 10 april 2024
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[verzoeker 1], wonende te [plaats 1],

2. [verzoeker 2], wonende te [plaats 2], Duitsland,
verzoekende partijen
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.D.E. Beer (EUclaim B.V.)
tegen
Air France,
gevestigd te Roissy, Frankrijk,
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer (AKD N.V.)

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 21 maart 2022;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 30 augustus 2023;

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers op 20 en 21 maart 2020 diende te vervoeren van Cancun Airport, Mexico, via Charles De Gaulle Airport, Frankrijk naar Amsterdam-Schiphol Airport, met de vluchtcombinatie AF651 en AF1740.
2.2.
De passagiers hebben vergoeding van diverse kosten van de vervoerder verzocht.
2.3.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 293,34, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- primair € 90,75, subsidiair € 53,24 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof) dan wel het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer (hierna: het Verdrag van Montreal).
3.3.
De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is de kosten te vergoeden van vervangend vliegvervoer, vervoer per auto, telefoongesprekken om vervangend vervoer te regelen, hotelaccommodatie en transfer van de accommodatie naar de luchthaven op grond van artikel 5, gelezen in verbinding met artikel 8 dan wel 9 van de Verordening dan wel op grond van artikel 19 van het Verdrag van Montreal, ter waarde van € 293,34. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door de vervoerder van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In het vorderingsformulier hebben de passagiers aangegeven een mondelinge behandeling te verlangen, indien de vervoerder reageert met stukken ter staving van zijn stellingen welke nieuwe feiten en omstandigheden aan het licht brengen. Gelet op artikel 5 lid 1 van de Verordening tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen nr. 861/2007 (EPGV-Verordening) zal de kantonrechter dit verzoek weigeren omdat hij, gezien de omstandigheden van de zaak, van oordeel is dat een eerlijke rechtspleging in deze zaak geen mondelinge behandeling vergt.
4.2.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.3.
De vervoerder heeft primair aangevoerd dat de passagiers niet-ontvankelijk zijn in hun verzoek, omdat het verzoek na de wettelijke vervaldatum is ingediend.
4.4.
De kantonrechter overweegt hierover als volgt. In het arrest van 22 november 2012 (Cuadrench, C-139/11) heeft het Hof geoordeeld dat de termijn waarbinnen vorderingen op grond van de Verordening moeten worden ingesteld, wordt bepaald overeenkomstig de voorschriften van de verschillende lidstaten. Dit betekent dat de vervaltermijn van het verzoek, voor zover deze is gebaseerd op de Verordening, moet worden beoordeeld naar Nederlands recht.
4.5.
Het verzoek van de passagiers is gebaseerd op een vordering ter zake van een luchtvervoersovereenkomst in de zin van artikel 8:1390 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Artikel 8:1835 BW bepaalt dat iedere vordering uit hoofde van een dergelijke overeenkomst vervalt door verloop van twee jaren. Deze termijn vangt aan met de dag volgend op de dag van aankomst van het luchtvaartuig ter bestemming of de dag waarop het luchtvaartuig had moeten aankomen of van de onderbreking van het luchtvervoer.
4.6.
Ten aanzien van het verzoek op grond van artikel 19 Verdrag van Montréal is een vervaltermijn van twee jaar van toepassing. Dit volgt uit artikel 35 van het Verdrag van Montréal.
4.7.
In dit geval hadden de passagiers volgens de overeenkomst op 21 maart 2020 op hun eindbestemming moeten aankomen. De datum waarop de termijn van twee jaren gaat lopen is dus, zo blijkt uit artikel 8:1835 BW en artikel 35 Verdrag van Montreal, 22 maart 2020. Daarmee staat vast dat 21 maart 2022 de laatste dag is waarop de passagiers het verzoek hadden kunnen indienen. Het formulier A is precies op 21 maart 2022 ter griffie van de rechtbank ingekomen. Dit betekent dat het verzoek vóór de vervaldatum van 22 maart 2022 is ingediend. De passagiers moeten daarom in hun verzoek ontvankelijk worden verklaard.
4.8.
Voorts heeft de vervoerder de annulering van de vlucht gemotiveerd weersproken. De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat de vlucht met een vertraging van 9 minuten is aangevangen en volledig is uitgevoerd. Ter onderbouwing hiervan heeft de vervoerder het vluchtrapport overgelegd. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder hiermee voldoende aannemelijk gemaakt dat de vlucht niet is geannuleerd. Nu er geen sprake is van een annulering en/of vertraging op de eindbestemming, dient het verzoek van de passagiers te worden afgewezen.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers omdat deze ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzoek af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 82,00 aan salaris gemachtigde en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 42,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.
5.3
verklaart deze beschikking – voor wat de proceskosten betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open