ECLI:NL:RBNHO:2024:3763

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
8392425 \ CV EXPL 20-2578
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht EK148 door buitengewone omstandigheden

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 10 april 2024, hebben de passagiers een vordering ingesteld tegen de vervoerder, FZE Free Zone Establishment, vanwege vertraging van hun vlucht EK148 van Amsterdam naar Dubai op 15 januari 2018. De passagiers, vertegenwoordigd door mr. I.G.B. Maertzdorff van EUclaim B.V., vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De vervoerder, vertegenwoordigd door mr. M. Lustenhouwer van AKD N.V., betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die de luchtverkeersleiding in Dubai dwongen om veiligheidsmaatregelen te treffen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen, wat hen in beginsel recht geeft op compensatie. Echter, de vervoerder kon aantonen dat de vertraging van vlucht EK147, die de basis vormde voor de vertraging van EK148, het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter oordeelde dat de vervoerder voldoende maatregelen had genomen om de vertraging te beperken en dat de vordering van de passagiers daarom werd afgewezen. De proceskosten werden op de passagiers verhaald, aangezien zij in het ongelijk werden gesteld.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor luchtvaartmaatschappijen om aan te tonen dat vertragingen het gevolg zijn van buitengewone omstandigheden om compensatieclaims te weerleggen. De beslissing van de kantonrechter is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de proceskosten onmiddellijk door de passagiers moeten worden betaald.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8392425 \ CV EXPL 20-2578
Uitspraakdatum: 10 april 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1], wonende te [plaats 1]

2. [eiser 2]wonende te [plaats 2]

3. [eiser 3]

4. [eiser 4]beiden wonende te [plaats 3]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff (EUclaim B.V.)
tegen
de buitenlandse vennootschap: FZE Free Zone Establishment (Verenigde Arabische Emiraten)
Emirates
gevestigd te Dubai, Verenigde Arabische Emiraten
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer (AKD N.V.)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 24 december 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben vervoersovereenkomsten gesloten op grond waarvan de vervoerder hen op 15 januari 2018 moest vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Dubai Airport, Verenigde Arabische Emiraten, met vlucht EK148 (hierna: de vlucht). Vanuit Dubai zouden de passagiers verder worden vervoerd naar verschillende eindbestemmingen.
2.2.
De vlucht is vertraagd uitgevoerd, waardoor de passagiers de verschillende aansluitende vluchten naar de eindbestemmingen hebben gemist. De passagiers zijn omgeboekt naar alternatieve vluchten waarmee zij allen met meer dan drie uur vertraging op de verschillende eindbestemmingen zijn aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 2.400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 januari 2018, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van de betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 363,00 dan wel € 435,60 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming te Amsterdam, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden die, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, niet voorkomen konden worden, als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.3.
De vervoerder heeft een beroep gedaan op buitengewone omstandigheden, zoals hiervoor bedoeld. Hij heeft aangevoerd dat de vlucht in kwestie onderdeel uitmaakte van de rotatievlucht Dubai – Amsterdam – Dubai (vluchten EK147 en EK148). Beide vluchten werden met hetzelfde toestel uitgevoerd. Vlucht EK147 van Dubai naar Amsterdam kreeg te maken met vertraging als gevolg van slechte weersomstandigheden op de luchthaven van Dubai. Vanwege deze weersomstandigheden heeft de luchtverkeersleiding veiligheidsmaatregelen getroffen in de vorm van zogenaamde
‘Low Visibility Operations’, waarbij onder andere de separatieafstand tussen toestellen wordt vergroot, aldus de vervoerder.
4.4.
Ter onderbouwing van zijn verweer heeft de vervoerder onder meer vluchtrapporten overgelegd, alsmede e-mailberichten van 15 januari 2018 van het operationele centrum van de vervoerder. Uit het vluchtrapport van vlucht EK147 staat onder
actual and delay reason: “
AMC (01:13) – Awaiting pushback clearance”. Vlucht EK147 stond tijdig gereed maar mocht vanwege het wachten op de vereiste
take-off clearancepas een uur en 13 minuten later dan gepland vertrekken. Uit het e-mailbericht van het operationele centrum van 06:29 uur (lokale tijd) volgt: “
LVO IN PROGRESS VISIBILITY 300M”. Uit het tweede overgelegde e-mailbericht volgt: “
VISIBILITY WILL GO UPTO 300M DEPARTURE DELAYS UPTO 90 MINUTES WITH 24 DEPARTURES PER HOUR”. Hieruit volgt volgens de vervoerder dat vlucht EK147 van de luchtverkeersleiding niet mocht vertrekken op het geplande vertrekmoment.
4.5.
De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder gemotiveerd heeft aangevoerd dat vlucht EK147 een uur en 13 minuten later dan gepland is vertrokken doordat de luchtverkeersleiding later dan gepland de vereiste toestemming om te vertrekken afgaf. De omstandigheid dat de vervoerder geen stukken van de luchtverkeersleiding heeft overgelegd, maakt dit niet anders. Wanneer de luchtverkeersleiding de vereiste toestemming om te vertrekken niet afgeeft op het geplande moment van vertrek, heeft een vlucht niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. Dit is niet inherent aan de normale bedrijfsuitoefening en ligt buiten de macht van een luchtvaartmaatschappij. De vertraging van vlucht EK147 voor de duur van een uur en 13 minuten is dan ook het gevolg van een buitengewone omstandigheid.
4.6.
Voor zover de passagiers het voorgaande betwisten en stellen dat de vervoerder geen besluit van de luchtverkeersleiding in het geding heeft gebracht in de vorm van een NMOC-besluit, houdt dit betoog geen stand. De vervoerder dit gemotiveerd weersproken door aan te voeren dat het in het geding brengen van informatie van NMOC zinloos zou zijn. Het NMOC is onderdeel van Eurocontrol, dat de luchtstromen in het Europese luchtruim beheert en dus niet het luchtverkeer in de Arabische Emiraten. De vervoerder heeft eveneens gemotiveerd aangevoerd dat de lokale luchtverkeersleiding in Dubai geeft klaringen af via de radio, waardoor hiervan geen stukken beschikbaar zijn.
4.7.
De vraag die vervolgens voorligt is of deze buitengewone omstandigheid doorwerkt naar de vlucht in kwestie. In tegenstelling tot hetgeen de passagiers hebben gesteld, is de kantonrechter van oordeel dat beperkingen van de luchtverkeersleiding kunnen doorwerken op latere vluchten, mits een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen deze omstandigheid en de vertraging van de latere vlucht. De vervoerder heeft onder verwijzing naar de vluchtrapporten gemotiveerd aangevoerd dat vlucht EK147 en de onderhavige vlucht aansluitende vluchten waren die met hetzelfde toestel zijn uitgevoerd. Voorts heeft de vervoerder voldoende onderbouwd dat vlucht EK147 met een vertraging van een uur en 26 minuten op de luchthaven van Amsterdam is aangekomen, waarna de onderhavige vlucht uiteindelijk met een vertrekvertraging van een uur en 23 minuten is uitgevoerd. De vlucht in kwestie is met een uur vertraging aangekomen te Dubai. Daarom werkt de vertraging van vlucht EK147 voor de duur van één uur door op de vlucht in kwestie. Daarmee staat vast dat de volledige aankomstvertraging van de vlucht in kwestie het gevolg is van buitengewone omstandigheden.
4.8.
De volgende vraag die voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. In dit verband is van belang dat de vervoerder ten aanzien van passagier sub 2 betwist dat deze met een aankomstvertraging van meer dan 34 uur is aangekomen, zoals de passagiers hebben gesteld. Hij betwist tevens dat passagier sub 2 zou zijn omgeboekt naar de vluchten EK418 en (nogmaals) EK418 van Dubai Airport, Verenigde Arabische Emiraten, via Bangkok International Airport, Thailand, op 17 en 18 januari 2018. Hij heeft daartegen aangevoerd dat passagier sub 2 is omgeboekt naar vlucht EK418 van Dubai naar Sydney op 16 januari 2018, waarmee zij met een vertraging van 10 uur en 30 minuten op de eindbestemming is aangekomen. Dit volgt ook uit de door de passagiers overgelegde
boarding passvan passagier sub 2 die is overgelegd als productie 1 bij de dagvaarding. Deze vermeldt de naam van passagier sub 2, alsmede het vluchtnummer EK418 en de datum 16 januari.
4.9.
De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder voldoende gemotiveerd heeft betwist dat passagier sub 2 met een vertraging van meer dan 24 uur op haar eindbestemming is aangekomen. Voor alle passagiers geldt dat de vervoerder heeft aangevoerd dat hij hen heeft omgeboekt naar de eerst beschikbare alternatieve vluchten. De passagiers hebben dit niet gemotiveerd betwist. Daarom valt niet in te zien welke maatregelen de vervoerder in dit geval nog meer of anders had moeten nemen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. De vordering van de passagiers tot betaling van compensatie zal dan ook worden afgewezen.
4.10.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze in het ongelijk worden gesteld. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 408,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder,
en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 102,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis – wat de proceskosten betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter