ECLI:NL:RBNHO:2024:3971
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Omzetbelasting naheffingsaanslag terecht opgelegd ondanks betaling
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een ondernemer voor de omzetbelasting, en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Hoorn. Eiseres had over het tijdvak van 1 januari 2022 tot en met 31 maart 2022 een naheffingsaanslag omzetbelasting ontvangen, ondanks dat zij had aangegeven het verschuldigde bedrag van € 3.710 al te hebben betaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 26 januari 2022 had gemeld dat zij niet meer voldeed aan de voorwaarden voor de KO-regeling en dat zij een papieren aangifte had ingediend, die op 6 mei 2022 door de Belastingdienst was ontvangen. De naheffingsaanslag, gedateerd op 26 juli 2022, was conform de aangifte opgelegd.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag, maar dit bezwaar werd door de inspecteur afgewezen. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank, waarin zij stelde dat de naheffingsaanslag ten onrechte was opgelegd en dat zij recht had op een proceskostenvergoeding. De rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, omdat de aangifte duidelijk vermeldde dat betaling moest worden uitgesteld tot ontvangst van de naheffingsaanslag. De rechtbank concludeerde dat het bezwaar kennelijk ongegrond was en dat de inspecteur niet verplicht was om eiseres te horen.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken van eiseres om vernietiging van de naheffingsaanslag en om proceskostenvergoeding af. De uitspraak benadrukte dat eiseres zelf ook had kunnen navragen waarom de naheffingsaanslag was opgelegd, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.