In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 3 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de inspecteur van de Belastingdienst over een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2017. Eiseres ontving een navorderingsaanslag omdat de heffingskorting die eerder was uitbetaald, teruggevorderd moest worden. Dit was het gevolg van verliescompensatie door haar echtgenoot, waardoor hij de minstverdienende partner werd. De rechtbank oordeelt dat de navorderingsaanslag terecht is opgelegd en dat de belastingrente correct is berekend. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslag, maar de rechtbank concludeert dat de aanslag binnen de wettelijke termijn is opgelegd en dat er geen onrechtmatig of onvoldoende voortvarend handelen van de belastinginspecteur is aangetoond. Eiseres heeft ook een verzoek om schadevergoeding ingediend wegens overschrijding van de redelijke termijn, maar dit verzoek is afgewezen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.