ECLI:NL:RBNHO:2024:4014

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
AWB - 23 _ 3998
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, wonende te [woonplaats], en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam. Eiseres had beroep ingesteld tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2018 tot en met 2021. De inspecteur had de navorderingsaanslagen gehandhaafd bij uitspraken op bezwaar. Tijdens de zitting op 3 april 2024 is de gemachtigde van eiseres verschenen, terwijl de inspecteur werd vertegenwoordigd door [naam 1] en mr. [naam 2].

De rechtbank heeft vastgesteld dat de navorderingsaanslagen zijn opgelegd op basis van een verklaring van de huisarts van eiseres, die pas na het instellen van het beroep is overgelegd. De rechtbank oordeelde dat de navorderingsaanslagen terecht waren opgelegd, omdat eiseres niet eerder bewijs had geleverd voor haar recht op aftrek. Eiseres had verzocht om een proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase, maar de rechtbank oordeelde dat er geen recht op vergoeding bestond, omdat de vernietiging van de navorderingsaanslagen niet het gevolg was van een onrechtmatigheid van de inspecteur.

De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 23/3998, HAA 23/3999, HAA 23/4000 en HAA 23/4001

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 april 2024 in de zaken tussen

[eiseres] , wonende te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: J.A. Klaver),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres voor de jaren 2018 tot en met 2021 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd.
Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar de navorderingsaanslagen gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 april 2024 te Haarlem.
Namens eiseres is de gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] en mr. [naam 2] .

Overwegingen

Feiten
1. Met dagtekening 14 december 2022 heeft verweerder aan eiseres de navorderingsaanslagen voor de jaren 2018, 2019 en 2020 opgelegd en met dagtekening 17 december 2022 de navorderingsaanslag voor het jaar 2021.
2. Eiseres heeft tegen de navorderingsaanslagen bezwaar gemaakt. Op 28 maart 2023 is de gemachtigde van eiseres door verweerder telefonisch gehoord. Van dit gesprek is een verslag opgemaakt dat in kopie tot de gedingstukken behoort.
3. Bij de bestreden uitspraken op bezwaar heeft verweerder de navorderingsaanslagen gehandhaafd.
4. Eiseres heeft beroep ingesteld. Het beroepschrift is gedagtekend 19 mei 2023 en is 22 mei 2023 bij de rechtbank ontvangen.
5. Op 3 augustus 2023 is bij de rechtbank een kopie ontvangen van een brief van verweerder aan eiseres van 31 juli 2023. In deze brief is onder meer het volgende vermeld:
“Met dagtekening 26 mei 2023 heeft u mij een brief gestuurd, met daarbij gevoegd een verklaring van de huisarts (gedagtekend 26 mei 2023). Als gevolg van deze verklaring van de huisarts zijn alle navorderingsaanslagen 2018 t/m 2021 vernietigd. Dit is aan u meegedeeld in brieven over de betreffende jaren, met dagtekening 28 juni 2023. De verminderingsbeschikkingen zijn eveneens naar uw adres gestuurd en hebben alle de dagtekening 12 juli 2023.
Nu er geen geschil meer bestaat, verzoek ik u de beroepen over de jaren 2018 t/m 2021 in te trekken.

Proceskostenvergoeding

De navorderingsaanslagen 2018 t/m 2019 zijn vernietigd op basis van stukken die u tijdens de beroepsfase heeft overgelegd. Er bestaat geen recht op een proceskostenvergoeding voor bezwaar en beroep. Wel heeft belanghebbende recht op vergoeding van het betaalde griffierecht.”
6. Per brief van 3 augustus 2023 heeft de rechtbank eiseres in overweging gegeven het beroep in te trekken. Met het daartoe bestemde formulier “intrekkingsverklaring”, dat op 9 augustus 2023 bij de rechtbank is ontvangen, heeft de gemachtigde van eiseres de rechtbank laten weten het beroep niet in te trekken met als reden dat verweerder weigerde een kostenvergoeding voor de bezwaarfase toe te kennen.
7. Per brief van 28 augustus 2023 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat hij nog steeds van mening was dat eiseres geen recht had op een kostenvergoeding, maar dat hij om proceseconomische redenen eiseres een vergoeding wilde toekennen voor het indienen van het beroepschrift van € 659,25, oftewel 1 procespunt met een waarde van € 879, een wegingsfactor van 0,5 voor de zwaarte van de zaak en een wegingsfactor van 1,5 voor vier samenhangende zaken, onder het voorbehoud dat eiseres het beroep zou intrekken. Daarop heeft de gemachtigde van eiseres op 2 september 2023 opnieuw een intrekkingsverklaring ingediend bij de rechtbank en daarin vermeld dat het beroep niet werd ingetrokken omdat er nog overleg werd gevoerd over een compromis.

Geschil8. In geschil is of eiseres recht heeft op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase en de hoogte van de proceskostenvergoeding voor de beroepsfase. Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken.

9. Eiseres concludeert, naar de rechtbank begrijpt, tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, tot toekenning van een kostenvergoeding voor de bezwaarfase en tot veroordeling van verweerder in de proceskosten van het beroep.
10. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.
Beoordeling van het geschil
11. Op 17 maart 2023 heeft de rechtbank onder zaaknummer HAA 22/2657 uitspraak gedaan op het beroep van eiseres betreffende de aanslag IB/PVV voor het jaar 2017. Het geschil in die zaak betrof de aftrek van specifieke zorgkosten, meer specifiek de aftrek van uitgaven voor extra kleding en beddengoed. De rechtbank heeft dat beroep ongegrond verklaard en overwoog daartoe onder meer het volgende:
“Eiseres heeft een verklaring overgelegd die op 3 mei 2021 is ondertekend door de huisarts van eiseres en waarop is vermeld dat eiseres sinds 2015 lijdt aan incontinentie. Verweerder heeft navraag gedaan bij de desbetreffende huisarts en heeft de uitdraai van een emailbericht overgelegd waarin de huisarts onder meer vermeld(t) dat eiseres niet bekend is met incontinentie. Naar het oordeel is uit hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd en aan stukken hebben overgelegd niet aannemelijk geworden dat eiseres te kampen heeft met incontinentie en zij daardoor in 2017 uitgaven voor kleding en beddengoed heeft moeten die uitgaan boven hetgeen daaraan wordt uitgegeven door een gezond persoon die in dezelfde omstandigheden verkeert als eiseres. Verweerder heeft de uitgaven voor kleding en beddengoed daarom terecht niet in aftrek toegelaten.”
12. De verklaring van 3 mei 2021 die is genoemd in de hierboven geciteerde uitspaak was ook de reden voor het opleggen van de onderhavige navorderingsaanslagen. De verklaring behoort ook in dit geding tot de gedingstukken en de rechtbank heeft geen reden daarover een ander oordeel te vellen dan in de hierboven geciteerde uitspraak van 17 maart 2023. Ten tijde van het opleggen van de navorderingsaanslagen had eiseres voor haar recht op aftrek geen andere bewijsmiddelen bijgebracht. De navorderingsaanslagen zijn dus bij die stand van zaken naar het oordeel van de rechtbank terecht opgelegd. Eerst na het instellen van het beroep is eiseres gekomen met bewijsmiddelen op grond waarvan de navorderingsaanslagen konden worden vernietigd. Het vernietigen van de navorderingsaanslagen is dus niet het gevolg van aan verweerder te wijten onrechtmatigheid. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft eiseres daarom geen recht op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase.
13. Op grond van artikel 8:75, eerste lid, eerste volzin, van de Awb, kan de bestuursrechter een partij veroordelen in de proceskosten die de andere partij in redelijkheid heeft moeten maken. Omdat de navorderingsaanslagen zijn vernietigd nadat beroep is ingesteld, was in zoverre sprake van een gegrond beroep en gegrondverklaring van een beroep leidt gewoonlijk tot veroordeling van het bestuursorgaan in de proceskosten. In de tweede volzin van genoemd artikellid is artikel 7:15, tweede lid, van de Awb van overeenkomstige toepassing verklaard. Na het instellen van het beroep zijn de navorderingsaanslagen verminderd aan de hand van het eerst in de beroepsfase ingebrachte bewijs. Zoals reeds overwogen in 12 is het vernietigen van de navorderingsaanslagen niet het gevolg van aan verweerder te wijten onrechtmatigheid en dus heeft eiseres ook geen recht op een proceskostenvergoeding voor de beroepsfase.
14. De navorderingsaanslagen zijn vernietigd na het instellen van het beroep, maar in beroep was het geschil beperkt tot het recht op een proceskostenvergoeding. Omdat eiser op dat punt geen gelijk krijgt, dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
15. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Walderveen, rechter, in aanwezigheid van
H. van Lingen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 april 2024.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift per post verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer).
U kunt digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
de naam en het adres van de indiener;
de datum van verzending;
een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
e redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).