ECLI:NL:RBNHO:2024:4014
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, wonende te [woonplaats], en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam. Eiseres had beroep ingesteld tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2018 tot en met 2021. De inspecteur had de navorderingsaanslagen gehandhaafd bij uitspraken op bezwaar. Tijdens de zitting op 3 april 2024 is de gemachtigde van eiseres verschenen, terwijl de inspecteur werd vertegenwoordigd door [naam 1] en mr. [naam 2].
De rechtbank heeft vastgesteld dat de navorderingsaanslagen zijn opgelegd op basis van een verklaring van de huisarts van eiseres, die pas na het instellen van het beroep is overgelegd. De rechtbank oordeelde dat de navorderingsaanslagen terecht waren opgelegd, omdat eiseres niet eerder bewijs had geleverd voor haar recht op aftrek. Eiseres had verzocht om een proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase, maar de rechtbank oordeelde dat er geen recht op vergoeding bestond, omdat de vernietiging van de navorderingsaanslagen niet het gevolg was van een onrechtmatigheid van de inspecteur.
De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam.