ECLI:NL:RBNHO:2024:4058

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
10958742 \ CV EXPL 24-1474
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van huurvoorwaarden en buitengerechtelijke incassokosten in een huurgeschil

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 1 mei 2024 een verstekvonnis uitgesproken in een huurgeschil tussen de eisende partij, vertegenwoordigd door Lawpoint Gerechtsdeurwaarders, en de gedaagde partij, die in persoon procedeerde. De eisende partij vorderde betaling van huurachterstand, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten. De gedaagde partij erkende de vordering en voerde geen verweer.

De kantonrechter heeft ambtshalve de huurvoorwaarden van september 2014 getoetst op oneerlijke bedingen. Hierbij werd vastgesteld dat bepaalde bepalingen in de algemene voorwaarden, met name die betreffende buitengerechtelijke incassokosten, in strijd zijn met de wet en daardoor onredelijk bezwarend voor de consument. De kantonrechter oordeelde dat het beding dat de eisende partij toestaat om incassokosten in rekening te brengen zonder de vereiste termijn van een veertiendagenbrief, vernietigd moest worden.

De kantonrechter heeft de huurachterstand vastgesteld op € 1.609,08, inclusief servicekosten, en de wettelijke rente toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding. De gedaagde partij werd veroordeeld in de proceskosten, inclusief een nasalaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10958742 \ CV EXPL 24-1474
Uitspraakdatum: 1 mei 2024
Verstekvonnis in de zaak van:
[eiser]
te [plaats 1]
de eisende partij
gemachtigde: Lawpoint Gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
te [plaats 2]
de gedaagde partij
procederend in persoon

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. De gedaagde partij heeft ter terechtzitting de vordering erkend en ter zake geen verweer gevoerd.

2.De vordering

2.1.
De eisende partij vordert – samengevat – veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van de huurachterstand, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente en de proceskosten.
2.2.
De eisende partij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de gedaagde partij tekortschiet in de nakoming van de huurovereenkomst.

3.De beoordeling

Ambtshalve toetsing van algemene voorwaarden:Huurvoorwaarden september 2014
3.1.
Voordat de kantonrechter een eindoordeel over de vordering kan geven, moet de kantonrechter eerst ambtshalve beoordelen of op de overeenkomst met de gedaagde partij algemene voorwaarden van toepassing zijn en zo ja, of daarin geen bedingen zijn opgenomen die oneerlijk zijn ten opzichte van een consument, in de zin van artikel 3 van de
Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn), omdat dit gevolgen kan hebben voor (de hoogte van) de vordering. Dit artikel is in het Nederlandse recht tot uitdrukking gebracht in artikel 6:233 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW), waarin kort gezegd is bepaald dat een beding dat onredelijk bezwarend is, vernietigbaar is.
3.2.
De kantonrechter moet in dit verband beoordelen of bedingen, waaraan een consument gebonden is zonder dat daarover afzonderlijk is onderhandeld, in strijd met de goede trouw het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoren. In dat geval moet de kantonrechter daar consequenties aan verbinden, met de bedoeling dat de consument erop kan vertrouwen dat de ‘kleine lettertjes’ niet oneerlijk voor hem uitpakken – en dat hij wordt beschermd als hij zijn handtekening heeft gezet onder een overeenkomst waarin oneerlijke bedingen blijken te zijn opgenomen.
3.3.
De kantonrechter voegt hier nog aan toe dat het gaat om een beoordeling van de bedongen afspraken, die de rechten en plichten van partijen over en weer vastleggen en waar de consument door het sluiten van de overeenkomst contractueel aan kan worden gehouden. Of de eisende partij de consument ook daadwerkelijk aan die afspraken houdt, of in de praktijk alleen naleving van wettelijke bepalingen verlangt, is in dit verband niet relevant. De omstandigheid dat een eisende partij alleen een beroep doet op wettelijke bepalingen ontslaat de kantonrechter namelijk niet van de verplichting om ambtshalve te toetsen. In dat laatste geval heeft de eisende partij ook geen recht op de gevorderde wettelijke vergoeding. [1] Dat geldt voor de gevorderde hoofdsom, maar ook voor bijkomende vorderingen, zoals de gevorderde vergoedingen voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten of rente.
3.4.
Samenvattend moet de kantonrechter in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
Huurprijswijziging, servicekosten en rente
3.5.
Artikel 7.1 van de algemene voorwaarden luidt als volgt:

De hoogte van de huurprijs en het voorschot op de servicekosten kunnen worden gewijzigd volgens de bij of krachtens de wet gestelde regels. Als wettelijke regels ontbreken, mag de verhuurder de huurprijs eenmaal per jaar wijzigen met ten minste het inflatiepercentage.
3.6.
Artikel 7.8 van de algemene voorwaarden luidt als volgt:
“Verhuurder verstrekt huurder elk jaar binnen zes maanden na het einde van het boekjaar een naar de soort uitgesplitst overzicht van de in rekening gebrachte servicekosten. Verschillen tussen de werkelijk gemaakte kosten en de door huurder betaalde voorschotten worden afgerekend binnen een maand na het verstrekken van het hiervoor bedoelde overzicht. Als de huurder teveel betaald heeft, krijgt hij dat altijd retour. Als de huurder te weinig betaald heeft, wordt dat alsnog in rekening gebracht, maar alleen als het meer is dan € 5.”
3.7.
Artikel 7.11 van de algemene voorwaarden luidt als volgt:

Als huurder niet tijdig aan zijn betalingsverplichting voldoet, is hij verhuurder de wettelijke rente verschuldigd over het betreffende bedrag gedurende de periode waarin huurder met betaling van dat bedrag in verzuim is, onverminderd de overige rechten van verhuurder als hierna omschreven dan wel voortvloeiend uit de wet.
3.8.
De kantonrechter heeft de artikelen 7.1, 7.8 en 7.11 getoetst en niet oneerlijk bevonden.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.9.
Artikel 7.12 van de algemene voorwaarden luidt als volgt:
“Als huurder na aanmaning niet aan zijn betalingsverplichting voldoet, is verhuurder gerechtigd incassokosten in rekening te brengen overeenkomstig het tarief opgenomen in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.”
3.10.
In voornoemd beding wordt ten nadele van de consument afgeweken van het bepaalde in artikel 6:96 BW. De tekst van het beding biedt de eisende partij namelijk de mogelijkheid om na elke aanmaning zonder verdere termijn al incassokosten in rekening te brengen, terwijl de wettekst voorschrijft dat de incassokosten pas ná het verstrijken van de in de veertiendagenbrief genoemde termijn verschuldigd zijn. Contractuele afwijking van dwingendrechtelijke bepalingen is, op grond van het arrest van de Hoge Raad van 10 februari 2023 [2] onredelijk bezwarend in de zin van art. 6:233, aanhef en onder a, BW en daarmee oneerlijk in de zin van de richtlijn.
3.11.
De stelling van de eisende partij dat artikel 7.12 niet onredelijk bezwarend is omdat wordt verwezen naar het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, volgt de kantonrechter dus niet. In het beding moet namelijk (ook) duidelijk staan vermeld dat de huurder pas incassokosten is verschuldigd nadat er een veertiendagenbrief is verstuurd als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW. Dat de eisende partij wel een veertiendagenbrief aan de gedaagde partij heeft verstuurd en in zoverre feitelijk heeft voldaan aan artikel 6:96 lid 6 BW, doet daaraan niet af. Of de eisende partij de consument ook daadwerkelijk aan de bedongen afspraken houdt, is voor de beoordeling van de (on)eerlijkheid van het beding namelijk niet relevant. [3]
3.12.
De conclusie is dat sprake is van een oneerlijk beding en daarom wordt dit beding vernietigd. Gelet hierop wijst de kantonrechter de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten af.
Wat is toewijsbaar?
3.13.
De huurachterstand inclusief afrekening servicekosten 2022 tot en met 19 april 2023 bedraagt € 1.609,08 (€ 1.809,08 - € 200,- aan deelbetalingen). Dit bedrag is toewijsbaar.
3.14.
De gevorderde vervallen rente wordt afgewezen omdat niet duidelijk is over welk bedrag die rente is berekend. Nu de buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, hadden de deelbetalingen die de gedaagde partij heeft gedaan op grond van artikel 6:44 BW immers eerst in mindering moeten worden gebracht op de rente en vervolgens op de hoofdsom. Bij gebrek aan een overzicht van de vervallen rente kan niet worden vastgesteld in hoeverre de vervallen wettelijke rente mogelijk reeds is voldaan met de deelbetalingen en over welk deel van de hoofdsom vervolgens nog wettelijke rente verschuldigd was. De kantonrechter ziet daarom aanleiding om de wettelijke rente toe te wijzen vanaf de datum van de dagvaarding.
3.15.
De gedaagde partij wordt overwegend in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Daarbij wordt de gedaagde partij ook veroordeeld tot betaling van € 102‬,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt de gedaagde partij om aan de eisende partij te betalen een bedrag van € 1.609,08 aan achterstallige huurpenningen inclusief afrekening servicekosten, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 februari 2024 tot de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt de gedaagde partij in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de eisende partij begroot op:
€ 138,81 wegens dagvaardingskosten,
€ 372,00 wegens griffierecht en
€ 204,00 wegens salaris gemachtigde;
4.3.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van € 102‬,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt;
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.E. Oomens en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Dat volgt uit arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 27 januari 2021 (ECLI:EU:C:2021:68) en 8 december 2022 (ECLI:EU:C:2022:971).