ECLI:NL:RBNHO:2024:4059

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
10821148 \ Cv EXPL 23-5170
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
  • M.E. Oomens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis inzake oneerlijke bedingen in Algemene Huurvoorwaarden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 1 mei 2024 een eindvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen Stichting Woonwaard Noord-Kennemerland en een niet verschenen gedaagde partij. De zaak betreft de oneerlijkheid van bepaalde bedingen in de Algemene Huurvoorwaarden van februari 2020. In een eerder tussenvonnis van 7 februari 2024 had de kantonrechter reeds geoordeeld dat de bik- en rentebedingen in deze voorwaarden oneerlijk zijn. De eisende partij, Stichting Woonwaard, heeft in een akte gereageerd op dit oordeel, maar de kantonrechter heeft bevestigd dat de artikelen 13.1 en 13.2 van de Algemene Huurvoorwaarden niet geldig zijn voor zover ze betrekking hebben op rente en incassokosten. Dit betekent dat de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten zijn afgewezen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand tot en met november 2023 € 1.082,45 bedraagt, wat toewijsbaar is. De gedaagde partij is overwegend in het ongelijk gesteld en is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 130,48 voor dagvaardingskosten, € 328,00 voor griffierecht en € 135,00 voor het salaris van de gemachtigde. De veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard, terwijl de overige vorderingen zijn afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10821148 \ CV EXPL 23-5170
Uitspraakdatum: 1 mei 2024
Verstekvonnis in de zaak van:
Stichting Woonwaard Noord-Kennemerland
te Alkmaar
de eisende partij
gemachtigde: [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2]
tegen
[gedaagde]
te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De verdere procedure

1.1.
Bij tussenvonnis van 7 februari 2024 (hierna: het tussenvonnis) heeft de kantonrechter de eisende partij in de gelegenheid gesteld om zich bij akte uit te laten over het voorshands uitgesproken oordeel over de oneerlijkheid van bepaalde bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. Ter uitvoering van dat tussenvonnis heeft de eisende partij een akte ingediend.

2.De verdere beoordeling

3.1.
De eisende partij voert aan dat de artikelen 13.1 en 13.2 van de Algemene Huurvoorwaarden februari 2020 niet oneerlijk zijn, omdat zij zich beroept op de wettelijke bepalingen en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Zoals ook in het tussenvonnis is overwogen (r.o. 3.3.) is dat echter niet relevant. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen, ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak. Dat de afwijzing van de buitengerechtelijke incassokosten voor de eisende partij leidt tot een onredelijke schadepost en wijziging van de algemene voorwaarden een enorme operatie is, zoals de eisende partij verder nog aanvoert in haar akte, is ook niet relevant voor de beoordeling of sprake is van een oneerlijk beding (zie r.o. 3.2. van het tussenvonnis).
3.2.
De kantonrechter blijft daarom bij wat in het tussenvonnis is overwogen en beslist. Gelet op het voorgaande vernietigt de kantonrechter de artikelen 13.1 en 13.2 van de Algemene Huurvoorwaarden februari 2020 voor zover deze betrekking hebben op rente en incassokosten. Als gevolg daarvan worden de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten afgewezen.
3.3.
De huurachterstand tot en met november 2023 bedraagt € 1.082,45 (€ 2.724,56 –
€ 1.642,11 aan deelbetalingen). Dit bedrag is toewijsbaar.
3.4.
De gedaagde partij wordt overwegend in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten voor de te nemen akte blijven voor rekening van de eisende partij, omdat het aan haarzelf te wijten is dat de akte genomen moest worden.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt de gedaagde partij om aan de eisende partij te betalen een bedrag van € 1.082,45 aan achterstallige huurpenningen (tot en met november 2023);
4.2.
veroordeelt de gedaagde partij in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de eisende partij begroot op:
€ 130,48 wegens dagvaardingskosten,
€ 328,00 wegens griffierecht en
€ 135,00 wegens salaris gemachtigde;
4.3.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Oomens en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter