ECLI:NL:RBNHO:2024:4184

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
C/15/347614 / FA RK 23-6280
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing naar Spanje met minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 25 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een moeder en een vader over de vervangende toestemming voor verhuizing van de moeder met hun minderjarige dochter naar Spanje. De moeder, die de Spaanse nationaliteit heeft, verzocht om toestemming om met haar dochter naar Spanje te verhuizen, omdat zij meende dat de huidige situatie in Nederland onhoudbaar was en zij haar dochter een beter leven kon bieden in Spanje. De vader, die de Ierse nationaliteit heeft, verzette zich tegen de verhuizing en stelde dat de belangen van de minderjarige in Nederland beter gediend waren. De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder afgewezen, omdat zij niet voldoende had aangetoond dat de verhuizing noodzakelijk was voor het welzijn van de minderjarige. De rechtbank oordeelde dat de minderjarige al haar hele leven in Nederland woont, daar geworteld is en dat de verhuizing naar Spanje een ingrijpende wijziging van de zorgregeling zou betekenen. De rechtbank benadrukte dat het belang van de minderjarige voorop staat en dat de moeder onvoldoende had onderbouwd dat de verhuizing in het belang van het kind zou zijn. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de moeder niet had aangetoond dat de relatie met haar nieuwe partner bestendig was en dat er onvoldoende compensatie was aangeboden voor de gevolgen van de verhuizing voor de vader en de minderjarige. De rechtbank heeft de kosten van de procedure voor beide partijen bepaald.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
vervangende toestemming verhuizing
zaak-/rekestnr.: C/15/347614 / FA RK 23-6280
Beschikking van de meervoudige kamer voor familiezaken van 25 april 2024
in de zaak van:
[de moeder],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. M.M. van Maanen, kantoorhoudende te Amsterdam ,
tegen
[de vader],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. E.P.D. van Grondelle, kantoorhoudende te Heemstede.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek, met bijlagen, van de moeder, ingekomen op 22 december 2023;
- het verweer, met bijlagen, van de vader, ingekomen op 5 maart 2024,
- het F-formulier, met bijlagen, van de advocaat van de moeder van 11 maart 2024.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 14 maart 2024 in aanwezigheid van partijen, de moeder bijgestaan door mr. M.M. van Maanen en een tolk en de vader door mr. E.P.D. van Grondelle en een tolk. Tevens was ter zitting als informant aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad). De advocaten van partijen hebben ter zitting een pleitnota overgelegd.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Deze relatie is ongeveer 5 jaar geleden verbroken, maar de ouders bewonen nog wel – samen met [de minderjarige] – gezamenlijk dezelfde woning.
2.2.
Het minderjarige kind van partijen is:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] (Spanje) ( [de minderjarige] ).
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige] .
2.3.
De moeder heeft de Spaanse nationaliteit. De vader heeft de Ierse nationaliteit. [de minderjarige] heeft de Spaanse (en volgens de moeder ook de Ierse) nationaliteit.

3.Het verzoek

3.1.
De moeder heeft verzocht haar vervangende toestemming te verlenen om met [de minderjarige] naar [plaats] (Spanje) te verhuizen.
De moeder heeft aan dit verzoek ten grondslag gelegd dat sprake is van een noodzaak om te verhuizen, omdat de situatie om in Nederland te blijven wonen onhoudbaar is geworden. [de minderjarige] is acht jaar oud en woont daarvan vijf jaar met twee ouders onder één dak wiens relatie is verbroken. Dit brengt veel spanningen met zich en deze situatie moet veranderen. De moeder is, los van haar wens om te verhuizen en een leven met haar nieuwe partner op te bouwen, ervan overtuigd dat zij [de minderjarige] een beter leven kan bieden in Spanje. Zij acht het van belang dat [de minderjarige] kan opgroeien in de buurt van familie en ziet voor [de minderjarige] meer mogelijkheden op het gebied van onderwijs en algehele sociaal-emotionele ontwikkeling in [plaats] . De moeder kan [de minderjarige] in Nederland niet bieden wat zij nodig heeft, gezien haar huidige drukke baan en het feit dat zij de taal, de Nederlandse cultuur en het maatschappelijke leven onvoldoende begrijpt. Ook kunnen de ouders - nu zij niet in de Nederlandse samenleving geïntegreerd zijn en de taal niet vloeiend spreken - [de minderjarige] niet de sociale en familiale omgeving bieden die zij verdient. [de minderjarige] verdient het om op te groeien daar waar haar moedertaal wordt gesproken en waar zij wordt blootgesteld aan de Spaanse cultuur.
De moeder voert verder aan dat zij een noodzaak heeft om te verhuizen vanwege haar mentale en fysieke gesteldheid. Zij is dertien jaar geleden naar Nederland gekomen en het was de bedoeling dat het verblijf van partijen tijdelijk zou zijn: na vijf jaar zouden de moeder en de vader naar Spanje verhuizen. De moeder geeft aan aantoonbaar last te hebben van de huidige situatie die nu al dertien jaar duurt. Zo kampt zij al langere tijd met stressklachten en kan zij zich op haar werk maar moeilijk concentreren. Ook lopen de spanningen tussen partijen op en voelt de moeder de druk van het niet verder komen in haar leven en het verstoken zijn van familie en naasten. De moeder heeft al geruime tijd een diepgewortelde wens om naar Spanje – haar land van herkomst/geboorteland – terug te keren en voelt zich gestraft voor het feit dat zij gedwongen wordt om in een land te blijven wonen waar zij geen binding mee heeft. De moeder is uitsluitend voor haar werk naar Nederland gekomen en het was zoals gezegd de bedoeling dat dit tijdelijk (een tussenstation) zou zijn en dat partijen naar Spanje zouden verhuizen, zodat de moeder dichterbij haar familie kon zijn. Zij beschouwt zichzelf – net als de vader - als een expat en is voor haar werk niet aan [plaats] /Nederland gebonden. De moeder vreest dat haar situatie zijn weerslag zal hebben op de ontwikkeling van [de minderjarige] en dat zij daardoor niet haar volle potentieel zal kunnen waarmaken. Zij wil dit voorkomen en [de minderjarige] geven wat zij nodig heeft. Wanneer zij bij haar partner of familie in Spanje is, komt zij tot rust en ziet zij weer een doel in het leven. Ook voelt de moeder zich in [plaats] thuis en onderdeel van de maatschappij.
De moeder wil graag met haar nieuwe partner - die in [plaats] woont - een toekomst opbouwen. Haar partner is van Spaanse/Duitse origine en is om meerdere redenen gebonden aan [plaats] (mede-eigenaar/managing director wijn producent). Het is de bedoeling dat zij in de (zeer fraai gelegen) woning van haar partner gaan wonen waar [de minderjarige] kan beschikken over een eigen slaapkamer met badkamer. [de minderjarige] heeft haar nieuwe partner inmiddels eenmaal (kerstvakantie 2023) ontmoet.
In [plaats] is er volgens de moeder ook meer ondersteuning aanwezig in de vorm van familie en naaste vrienden. Hiernaast zal zij met haar huidige partner een gezin vormen waardoor er altijd een extra volwassene aanwezig is om [de minderjarige] op te vangen. Dit terwijl partijen in Nederland geen familie of sociaal netwerk hebben en maar een beperkt vangnet. Ook is voor de moeder van belang dat zij in de buurt van haar hulpbehoevende moeder in Spanje kan wonen.
De moeder ziet bij voorkeur dat de vader meeverhuist naar [plaats] of elders in Spanje. Haar uitgangspunt is dan dat [de minderjarige] de helft van de tijd bij beide ouders zal zijn (twee weken op/twee weken af regeling met fysiek contactmoment met andere ouder + verdeling vakanties en feestdagen bij helfte). Mocht de vader besluiten niet mee te willen verhuizen naar [plaats] , dan zal de moeder zich inzetten voor een zorgregeling die inhoudt dat de vader en [de minderjarige] voldoende tijd met elkaar kunnen door brengen. Het zwaartepunt van de vakanties komt dan bij de vader te liggen. [de minderjarige] kan in de vakanties naar Nederland reizen, waarbij de moeder de kosten voor de tickets van [de minderjarige] voor haar rekening zal nemen. Zolang [de minderjarige] nog niet alleen kan reizen, is de moeder bereid om haar naar Nederland te brengen, waarbij zij het retourticket voor haar rekening zal nemen. Zij acht het redelijk dat de vader [de minderjarige] dan terug brengt, waarbij hij zijn eigen ticket zal dienen te betalen. Indien de vader tussendoor voor een (lang) weekend naar [plaats] wenst te komen, dan zal de moeder de kosten van het retourticket van de vader voor haar rekening nemen, met een maximum van drie keer per jaar en met een maximum budget per ticket. Hiernaast zal de moeder er alles aan doen om de band tussen [de minderjarige] en de vader te stimuleren. Zo mag hij bellen/facetimen op afgesproken momenten.
3.2.
Tevens heeft de moeder verzocht aan haar vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige] in te schrijven op
[school], dan wel een andere lokale internationale school in [plaats] .
De moeder heeft aan dit verzoek ten grondslag gelegd dat zij – wanneer haar vervangende toestemming wordt verleend om te verhuizen – graag met de vader zou willen bespreken waar zij [de minderjarige] op een basisschool inschrijven. Zij heeft informatie over scholen in [plaats] opgezocht en heeft daarbij voornamelijk naar internationale scholen gezocht nu zij het, gezien de achtergrond van de vader, van belang acht dat de internationale opvoeding van [de minderjarige] wordt onderhouden. Dit zal haar ook de meeste opties geven voor een vervolgopleiding. De moeder heeft een zestal scholen op haar shortlist gezet, waarbij haar voorkeur naar [school] uitgaat. De kosten daarvan bedragen € 1.612 per maand, met een eenmalige bijdrage voor de aanmelding welke gedeeltelijk wordt vergoed door de school die [de minderjarige] zou verlaten. Hoewel de moeder beseft dat deze kosten hoger zijn dan in Nederland, acht zij het van belang dat [de minderjarige] de best mogelijke opleiding krijgt binnen een voor de ouders haalbaar budget.

4.Verweer

4.1.
De vader heeft daartegen verweer gevoerd. Volgens hem kan het verzoek van de vrouw de toets aan de juridisch relevante criteria niet doorstaan:
  • er is geen (economische) noodzaak tot verhuizing of ander doorslaggevend zwaarwegend belang aan de zijde van de moeder;
  • de verhuizing is onvoldoende doordacht, met name wat betreft de gevolgen ervan voor [de minderjarige] ;
  • er zijn geen aanvaardbare alternatieven die de gevolgen van een verhuizing voor de vader afdoende ondervangen;
  • niet is komen vast te staan dat [de minderjarige] op enigerlei wijze gebaat is bij een emigratie naar Spanje, mede gelet op haar leeftijd en de mate waarin zij in [plaats] geworteld is;
  • de vader kan zijn ouderschap niet meer volwaardig uitoefenen en de door de moeder voorgestelde frequentie en invulling van het contact met zijn dochter zal zijn verlies aan vaderschap nooit kunnen compenseren;
  • [de minderjarige] komt in twee werelden te leven door het veelvuldig op en neer reizen tussen [plaats] en [plaats] ;
  • niet, althans onvoldoende, is gebleken dat de door de moeder aangevoerde argumenten zwaarder wegen dan de evidente belangen van [de minderjarige] .
Het uitgangspunt van gelijkwaardig ouderschap en het recht van een kind op een gelijkwaardige opvoeding en omgang met de ouders raken bij toewijzing van het verzoek in onevenredige mate in de verdrukking. De wens van de moeder kan – hoe invoelbaar ook – niet zwaarder wegen dan het evidente belang van [de minderjarige] om in haar vertrouwde omgeving te kunnen blijven. Een verhuizing naar [plaats] is in strijd met het belang van [de minderjarige] wiens belang – in acht nemende alle omstandigheden van het geval – het zwaarst weegt.
Volgens de vader is niet aangetoond dat [de minderjarige] uitsluitend in [plaats] veilig, gelukkig en gezond kan opgroeien. Integendeel, [de minderjarige] heeft in [plaats] een veilige, gelukkige en gezonde leefomgeving, met haar vrienden en familie in de buurt. De kwaliteit van onderwijs, naschoolse activiteiten en gezondheidszorg, alsmede de mate van welvaart, doen niet onder voor die in Spanje. Als [de minderjarige] naar [plaats] zou gaan, woont zij daar niet in de buurt van familie en vrienden en zou ze volledig en abrupt worden losgescheurd van haar vertrouwde leefomgeving in [plaats] . Nederland en niet Spanje is het thuisland van [de minderjarige] en [de minderjarige] spreekt drie talen vloeiend: Nederlands (op school en met vrienden), Engels (het sterkst) en Spaans (spreekt ze met haar moeder en op vakantie in Spanje). De vader vindt het jammer dat de moeder – in tegenstelling tot hem en [de minderjarige] – niet in Nederland is geworteld. Als zij de stap naar [plaats] wil zetten, omdat zij aangeeft dat zij zich dan fysiek en mentaal een stuk beter zal voelen, dan mag zij dat uiteraard doen, maar dan wel zonder [de minderjarige] . [de minderjarige] mag niet gedwongen worden om haar vertrouwde leven in Nederland los te laten, enkel en alleen om haar moeder gelukkig te maken. Dat is niet haar taak of verantwoordelijkheid. Het baart de vader daarbij zorgen dat de moeder niet de impact lijkt te onderkennen voor [de minderjarige] als zij mee zou gaan. Het dagelijks leven in [plaats] zal vooral bestaan uit lange dagen op een dure, exclusieve privéschool, waaraan de vader niet zal gaan meebetalen, omdat hij de wens voor deze school onbegrijpelijk vindt. Ook de woonomgeving zal drastisch veranderen nu [de minderjarige] terecht zal komen in een appartementencomplex in een drukke wijk, terwijl zij nu gewend is om in een dorp te wonen. [de minderjarige] zal feitelijk de hele dag op zichzelf aangewezen zijn omdat haar moeder voltijds werkt en veel op reis is (zo’n twaalf weken in 2023). De vader vraagt zich daarbij af wie voor [de minderjarige] in [plaats] gaat zorgen als de moeder op reis is.
De vader is inmiddels – net als [de minderjarige] – dusdanig in Nederland geworteld dat hij hier met [de minderjarige] wil blijven wonen. Hij vindt dat hij geen expat is, maar beschouwt zichzelf als een gevestigde en geïntegreerde EU-immigrant. Ook de moeder is volgens de vader geen expat; zij is niet door haar werkgever naar Nederland uitgezonden. Het is haar keuze geweest om 21 jaar geleden Spanje te verlaten om elders in Europa een baan te zoeken. Hiernaast gaat [de minderjarige] niet naar een internationale, maar een ‘gewone’ school (op vijf minuten loopafstand), en ontvangen partijen geen vergoedingen van hun werkgevers voor het wonen in Nederland of de school van [de minderjarige] . De vader leeft niet in een ‘expat-bubbel’, maar heeft vanuit [plaats] een sociaal netwerk opgebouwd waarop hij kan terugvallen. Ook heeft hij een fijne baan die hij goed met de zorg voor [de minderjarige] kan combineren. Hij heeft goed contact met zijn familie die – anders dan de familie van de moeder, waarvan alleen de moeder één keer op bezoek is geweest voor de geboorte van [de minderjarige] – in [plaats] / [plaats] op bezoek komt. De vader begrijpt dan ook niets van de stelling van de moeder dat zij als ouders aan [de minderjarige] in Nederland niet de sociale en familiale omgeving kunnen bieden die zij verdient.
De vader kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de moeder met name naar [plaats] wil verhuizen, omdat haar nieuwe partner daar woont. Zij leunt daarbij zwaar op de inbreng van haar partner, waardoor de vader zich zorgen maakt over hetgeen er zal gebeuren als die relatie onverhoopt zou eindigen. De moeder en haar partner, die elkaar drie jaar kennen, hebben nauwelijks samengewoond en al helemaal niet in gezinsverband met [de minderjarige] . Daarbij geeft de moeder zelf aan dat zij feitelijk vanaf elke plek in de wereld kan werken zo lang zij een laptop, telefoon en internetverbinding heeft, hetgeen bevestigt dat er voor haar geen noodzaak is om naar Spanje te moeten verhuizen.
Dat partijen nog steeds samen in de woning in [plaats] wonen, komt volgens de vader met name omdat er bij de moeder geen beweging zit in gesprekken hierover. De vader heeft meermaals uitgesproken dat hij bereid is aan de moeder haar helft van de overwaarde te voldoen en de hypotheek over te nemen (de woning is daartoe ook in de zomer van 2023 getaxeerd). Ook heeft hij aan de moeder mediation voorgesteld, waarvoor zij niet open stond. Vervolgstappen van de kant van de moeder bleven uit en er ontstond een impasse toen zij over de verhuizing naar Spanje begon. Daardoor liep ook het gesprek over een ouderschapsplan vast: voor de vader ligt daarin de focus op Nederland, maar voor de moeder op Spanje.
De vader heeft tot slot aangevoerd dat de moeder van de moeder in [plaats] (in het noorden van Spanje) woont, zodat het – als de moeder vanwege de zorg voor haar moeder terug naar Spanje zou willen – meer voor de hand had gelegen dat zij in [plaats] zou gaan wonen, omdat de autoreis tussen [plaats] en [plaats] bijna vier uur duurt. De moeder zal vanwege deze afstand niet of nauwelijks als mantelzorger voor haar moeder beschikbaar zijn. Daarbij vraagt de vader zich af - hoe verdrietig de situatie ook is - hoe de tijdelijke zorg voor de moeder zich verhoudt tot een permanent vertrek naar [plaats] . Volgens de vader heeft de moeder ook verder geen vrienden of familie in [plaats] die letterlijk ‘in de buurt wonen’.
De vader heeft uiterst subsidiair – voor het geval de verzoeken van de moeder (deels) worden toegewezen – verzocht om een dergelijke beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, en de datum van verhuizing (alsmede inschrijving op school) te bepalen op een datum niet eerder dan vier maanden na afgifte van de beschikking. Dit voorkomt dat er een feitelijk onomkeerbare situatie ontstaat in het geval de vader hoger beroep instelt en [de minderjarige] inmiddels met haar moeder naar Spanje zou zijn verhuisd. De uitkomst van de hoger beroep procedure moet in dat geval eerst worden afgewacht.

5.De visie van de Raad

5.1.
De Raad heeft ter zitting aangegeven dat het voor [de minderjarige] van groot belang is dat er zo spoedig mogelijk duidelijkheid komt. [de minderjarige] woont al vijfenhalf jaar met haar ouders – die uit elkaar zijn – samen in één huis en zal, zeker de laatste tijd, de onderlinge spanningen voelen. Voor een kind is het in zijn algemeenheid van belang dat het leven zo veel als mogelijk doorgang kan vinden. Het zou voor [de minderjarige] het mooiste zijn als een co-ouderschap mogelijk is. De ideale situatie zou dan ook zijn dat de ouders op korte afstand van elkaar gaan wonen.
Het is volgens de Raad, gelet op de spanningen thuis, niet zo gek dat [de minderjarige] op school moe is. Van belang hierbij is dat uit de stukken niet is gebleken dat er bij [de minderjarige] zorgen zijn op het gebied van de ontwikkeling van haar cognitieve vaardigheden. Ook speelt mee dat [de minderjarige] drie talen spreekt, hetgeen voor haar niet makkelijk is.
Een verhuizing naar [plaats] zou voor [de minderjarige] tot grote veranderingen leiden. De grootste verandering zou zijn dat één van haar ouders – aan wie ze gehecht is – (grotendeels) wegvalt. Ze zal die ouder immers veel minder gaan zien en het is ook maar de vraag of ze – als ze ouder wordt – zo frequent wil gaan reizen om de andere ouder te zien. Ook krijgt [de minderjarige] bij een verhuizing naar [plaats] te maken met een nieuwe (immense) stad, een nieuwe partner van de moeder (die ze nog maar één keer heeft gezien), een nieuwe woning, een nieuwe school en de afwezigheid van het netwerk in de buurt.
Voor [de minderjarige] zou het niet mee verhuizen naar [plaats] de minst ingrijpende verandering zijn. [de minderjarige] woont al haar hele leven in [plaats] en is daar vertrouwd met school, vriendjes, clubjes en de woning. Zij kan als achtjarige de gevolgen van een verhuizing niet overzien.
Tot slot heeft de Raad aangegeven zich zorgen te maken over de gevolgen van de door de rechtbank te nemen beslissing, omdat een van de ouders het met die beslissing niet eens zal (kunnen) zijn. Het is van belang is dat [de minderjarige] een vertrouwenspersoon krijgt met wie ze kan praten.

6.De beoordeling

bevoegdheid en toepasselijk recht
6.1.
Uit de stukken kan worden afgeleid dat de moeder de Spaanse nationaliteit bezit, de vader de Ierse nationaliteit en [de minderjarige] de Spaanse (en volgens de moeder ook de Ierse) nationaliteit.
Het verzoek betreft een geschil over de ouderlijke verantwoordelijkheid en valt als zodanig binnen het materiële toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 2019/1111 van de Raad van 25 juni 2019 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering (Brussel II ter).
Ingevolge artikel 7, eerste lid, Brussel II ter zijn ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt.
Nu [de minderjarige] op het tijdstip dat deze zaak bij de rechtbank aanhangig is gemaakt, haar gewone verblijfplaats in Nederland had, is de Nederlandse rechter bevoegd van het verzoek kennis te nemen.
Ingevolge artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 is Nederlands recht toepasselijk.
6.2.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de ouders gezamenlijk met het gezag over [de minderjarige] zijn belast, zodat de moeder toestemming van de vader dan wel vervangende toestemming van de rechtbank nodig heeft om met [de minderjarige] naar [plaats] te verhuizen.
6.3.
Nu de ouders het niet eens worden over de door de moeder gewenste verhuizing,
zal de rechtbank hierover een beslissing nemen. Het geschil wordt gekwalificeerd als een artikel 1:253a BW geschil. Het betreft immers een geschil tussen ouders die gezamenlijk het gezag uitoefenen en een geschil hebben over de mogelijke verhuizing van één van hen. Conform vaste rechtspraak moet de rechter bij de beslissing in dit soort zaken niet alleen het belang van het kind, maar alle omstandigheden van het geval in ogenschouw nemen en alle betrokken belangen afwegen.
6.4.
Uitgangspunt is dat de moeder het recht heeft om te verhuizen en zelfstandig haar leven opnieuw in te richten. Vast staat ook dat de voorgenomen verhuizing voor de moeder persoonlijk van belang is. Zij wenst in [plaats] met haar nieuwe partner en [de minderjarige] een gezin te vormen en een nieuw leven opbouwen. Ook wenst zij terug te keren naar haar geboorteland en haar familie – waaronder haar hulpbehoevende moeder - in Spanje. Tegenover dit belang van de moeder staat het belang van [de minderjarige] (en de vader) bij een frequent en ruim contact, waarbij de vader deel uitmaakt van het dagelijks leven van [de minderjarige] . Dit belang van [de minderjarige] weegt zwaarder dan het belang van de moeder om naar [plaats] te verhuizen. Het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor de verhuizing met [de minderjarige] naar [plaats] zal daarom worden afgewezen. Gelet hierop heeft de moeder geen belang meer bij haar verzoek om [de minderjarige] te mogen inschrijven op de school in [plaats] , zodat ook dat verzoek zal worden afgewezen.
In het navolgende wordt uitgelegd waarom de rechtbank tot deze beslissing(en) komt.
6.5.
Ten eerste is de moeder er niet in geslaagd om de noodzaak van de verhuizing naar [plaats] te onderbouwen. Zo heeft de moeder niet aangetoond dat de verhuizing voor het (mentale) welzijn van [de minderjarige] van belang is. [de minderjarige] woont al haar hele leven in Nederland en gaat hier naar school. Ook heeft zij hier haar vriendjes en clubjes. Zij is hier dus, anders dan de moeder stelt, geworteld en zou door de verhuizing uit haar vertrouwde (sociale) omgeving worden gehaald. Hoewel duidelijk is dat de huidige situatie - waarin [de minderjarige] met de beide ouders (die uit elkaar zijn) in één huis woont – niet in het belang van [de minderjarige] is, is niet gebleken dat die situatie niet op een minder ingrijpende wijze beëindigd kan worden. Zo is een alternatief dat beide partijen in Nederland naar eigen woonruimte - het liefst op korte afstand van elkaar - op zoek gaan. Ook is niet gebleken dat Nederland voor [de minderjarige] , vanwege haar achtergrond en behoeften, geen geschikt land zou zijn. De moeder heeft voorts gesteld dat de noodzaak van de verhuizing is gelegen in haar mentale en fysieke gesteldheid. Zij is naar eigen zeggen al bijna dertien jaar ‘gevangen’ in Nederland en zij stelt dat zij doodongelukkig is. Zij heeft het voorgaande, tegenover de gemotiveerde betwisting door de vader en mede bezien tegen de achtergrond dat zij al sinds 2012 in Nederland woont, evenwel onvoldoende onderbouwd. Tot slot speelt een rol dat de moeder onvoldoende concreet heeft aangetoond dat de relatie met haar nieuwe partner bestendig is.
6.6.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de door de moeder gewenste verhuizing een zeer ingrijpende wijziging van de zorgregeling zou betekenen nu de co-ouderschapsregeling, zoals de ouders voor ogen hebben, niet uitgevoerd kan worden. De vader heeft immers aangegeven in Nederland te willen blijven. Gezien de afstand zou enkel nog sprake zijn van (fysieke) omgang tussen de vader en [de minderjarige] tijdens vakanties. De vader zou geen deel meer uitmaken van het dagelijks leven van [de minderjarige] en niet meer in direct contact staan met de school, (de ouders van) vriendjes of vriendinnetjes en de naschoolse activiteiten van [de minderjarige] . Een verhuizing naar [plaats] zou daarom tot gevolg hebben dat de rol van de vader drastisch wordt ingeperkt, wat niet in het belang van [de minderjarige] en de vader wordt geacht. Zeker niet nu de vader tot dusver een grote rol in het leven van [de minderjarige] heeft gespeeld.
6.7.
Daar komt bij dat de moeder onvoldoende heeft voorgesteld of compensatie heeft aangeboden om de gevolgen van de verhuizing en de daarmee gepaard gaande wijziging van de gedeelde zorgregeling te verzachten. Weliswaar heeft de moeder voorstellen gedaan voor omgang in de schoolvakanties, maar die voorstellen bieden onvoldoende compensatie voor de gevolgen van de verhuizing voor [de minderjarige] en de vader. De vader zou namelijk van een volwaardige co-ouder een ‘vakantievader’ worden. Hiernaast kan beeldbellen niet beschouwd worden als een volwaardig alternatief voor een gedeelde zorgregeling en ook het voorstel van de moeder om (deels) de kosten van tickets voor haar rekening te nemen, is onvoldoende om het vergaande verlies aan contact te compenseren.
6.8.
Tot slot is in de afweging betrokken dat de moeder de voorgenomen verhuizing onvoldoende lijkt te hebben doordacht en voorbereid. Weliswaar zegt zij in [plaats] over voldoende netwerk te beschikken, maar onvoldoende duidelijk is wie voor de opvang van [de minderjarige] zorgt als zij voor haar werk op reis moet. Dat haar partner (die [de minderjarige] nog maar één keer heeft gezien) voor [de minderjarige] zou gaan zorgen is niet goed voorstelbaar nu de moeder heeft aangevoerd dat hij zijn werk niet op afstand kan uitvoeren. Hiernaast is niet gebleken dat de moeder met [de minderjarige] al voor een kennismaking bij de door haar beoogde school is geweest, waarbij nog speelt dat de vader – met name gelet op de hoge kosten - niet met die school instemt.
6.9.
De rechtbank spreekt de hoop uit dat partijen, nu een beslissing over de voorgenomen verhuizing is genomen, daarover geen strijd meer hoeven te leveren en dat zij hun relatiebreuk, in het belang van [de minderjarige] , zo spoedig mogelijk zullen afwikkelen, en zich zullen inzetten voor hun gezamenlijk ouderschap.
Het vorenoverwogene leidt tot de hierna onder 7 vermelde beslissing.
proceskosten
6.10.
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van partijen de eigen kosten draagt.

7.De beslissing

De rechtbank:
7.1.
wijst de verzoeken van de moeder af;
7.2.
bepaalt dat elke partij de eigen kosten van deze procedure draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.S. Goedèl, voorzitter, en mr. F.C. Bakker en mr. T. Christoph, leden van deze kamer, allen tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. T.E.J. Bruinen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2024.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam . De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.