ECLI:NL:RBNHO:2024:4236

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
349223 HA ZA 24-91
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in verstekzaak over de geldigheid van een testament en bewijslevering door eiseres

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 20 maart 2024, is eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. Jong, in een verstekzaak betrokken bij de beoordeling van de geldigheid van een testament van erflater. Eiseres stelt dat erflater, met wie zij een langdurige affectieve relatie had, bij testament van 7 april 2000 over zijn nalatenschap heeft beschikt. Dit testament bevat erfstellingen die enkel van toepassing zijn indien er kinderen uit hun relatie zijn geboren. Eiseres beweert dat erflater de intentie had om ook een erfstelling op te nemen voor het geval er wel kinderen zouden zijn, maar dat de notaris dit vergeten is. Eiseres vordert een verklaring voor recht dat het testament moet worden uitgelegd zoals zij dat voorstelt, waarbij zij een deel van de nalatenschap toegewezen krijgt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen bewijs heeft overgelegd dat het testament van 7 april 2000 het laatste en geldende testament van erflater is. Hierdoor kan de rechtbank de gevorderde verklaring voor recht niet toekennen. Eiseres wordt in de gelegenheid gesteld om een verklaring van de notaris over te leggen die bevestigt dat dit testament het laatste testament van erflater is. De rechtbank heeft verder beslist dat de zaak op 3 april 2024 opnieuw op de rol zal komen voor het nemen van een akte door eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/349223 / HA ZA 24-91
Tussenvonnis van 20 maart 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaats 1],
eiseres,
hierna te noemen: [eiseres],
advocaat: mr. J. Jong te Zaandam,
tegen
de gezamenlijke erven van de heer
[erflater], geboren op [geboortedatum] te [plaats 1] en overleden op 29 maart 2023 te [plaats 2], laatstelijk gewoond hebbende te [plaats 1], gemeente [plaats 2], van wie één van de erfgenamen is
[betrokkene],
wonende te [plaats 1],
gedaagden,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding inclusief 7 producties,
- het tegen gedaagden verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
[eiseres] en [erflater] (hierna: erflater) hebben gedurende meer dan twintig jaar een affectieve relatie gehad en met elkaar een gemeenschappelijke huishouding gevoerd. Op 5 februari 2001 werd uit de relatie tussen [eiseres] en erflater hun zoon [betrokkene] (hierna: [betrokkene]) geboren.
2.2.
[eiseres] stelt dat erflater voor het laatst bij testament van 7 april 2000 over zijn nalatenschap heeft beschikt. In dat testament zijn twee erfstellingen opgenomen die, volgens [eiseres], alleen voorzien in de situatie dat uit de relatie van [eiseres] en erflater
geenkinderen zijn geboren. Volgens [eiseres] was het ook de bedoeling van erflater om een erfstelling op te nemen voor de situatie dat uit hun relatie wel één of meer kinderen zijn geboren, maar is de notaris dat vergeten op te nemen. [eiseres] vordert daarom primair voor recht te verklaren dat het testament van erflater zo wordt uitgelegd zoals geredigeerd door notaris D.B. Dijkhuis te Koog aan de Zaan en gelezen moet worden als volgt:

TWEEDE ERFSTELLING Voor het geval ik voor mijn genoemde vriendin mocht komen te overlijden en er afstammelingen uit mijn relatie met haar geboren mochten zijn, beschik ik als volgt: 1. Ik benoem mijn genoemde vriendin voor vijftig procent (50%) van mijn nalatenschap; 2. Ik benoem ieder van mijn kinderen tezamen en voor gelijke delen voor vijftig procent (50%) van mijn nalatenschap.”
2.3.
Hoewel [eiseres] stelt dat erflater voor het laatst bij testament van 7 april 2000 over zijn nalatenschap heeft beschikt, heeft [eiseres] daarvan geen bewijs overgelegd. Dat maakt dat de rechtbank bij deze stand van zaken de gevorderde verklaring voor recht niet kan afgeven.
2.4.
Gelet op het voorgaande zal [eiseres] daarom in de gelegenheid worden gesteld om een verklaring van de notaris in het geding te brengen waaruit blijkt dat dit testament het laatste (en geldende) testament van erflater is.
2.5.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 3 april 2024voor het nemen van een akte door [eiseres] over wat is vermeld onder 2.4,
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2024.