ECLI:NL:RBNHO:2024:4402

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
1 mei 2024
Zaaknummer
10843241 \ EJ VERZ 23-48
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vervangende machtiging voor het plaatsen van een traplift in een gemeenschappelijk trappenhuis afgewezen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 17 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een 83-jarige appartementseigenaar, hierna te noemen [verzoeker], die toestemming vroeg voor het plaatsen van een traplift in het gemeenschappelijke trappenhuis van haar appartementencomplex. [verzoeker] heeft in 2020 en 2021 eerder verzoeken ingediend bij de Vereniging van Eigenaars (VvE) voor de plaatsing van de traplift, maar deze zijn afgewezen. De VvE heeft aangevoerd dat de plaatsing van de traplift om veiligheids- en gebruiksredenen ongeschikt is. Tijdens de zitting op 20 maart 2024 was [verzoeker] aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, en de VvE werd vertegenwoordigd door haar beheerder.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar artikel 5:121 BW, dat bepaalt dat een appartementseigenaar vervangende toestemming kan vragen aan de kantonrechter als de VvE zonder redelijke grond weigert toestemming te geven. De rechter heeft vastgesteld dat de belangen van [verzoeker] bij het plaatsen van de traplift, die voortkomen uit haar verminderde mobiliteit, niet opwegen tegen de belangen van de overige appartementseigenaren. De kantonrechter oordeelde dat de plaatsing van de traplift een aanzienlijke inperking zou betekenen voor de andere eigenaren in hun gebruik van het trappenhuis, wat niet redelijk is. De rechter heeft het verzoek van [verzoeker] afgewezen en haar veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

De beslissing van de kantonrechter benadrukt het belang van de redelijkheid en billijkheid in de verhouding tussen mede-eigenaars en bevestigt dat de VvE haar toestemming voor de traplift niet zonder redelijke grond heeft geweigerd. De proceskosten zijn vastgesteld op € 50,00, die voor rekening van [verzoeker] komen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./repnr.: 10843241 \ EJ VERZ 23-48
Uitspraakdatum: 17 april 2024
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker]
wonende te [plaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. E.J. Loos
tegen
de vereniging van eigenaars
[verweerder]
gevestigd te [plaats]
verwerende partij
verder te noemen: de VvE
verschenen bij: [gemachtigde] (beheerder)

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoekschrift ingediend, ter griffie ingekomen op 15 december 2023. De VvE heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 20 maart 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. [verzoeker] was ter zitting aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. De VvE werd vertegenwoordigd door haar beheerder [gemachtigde]. Als belanghebbend appartementseigenaar was aanwezig [betrokkene].
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat aanwezigen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [verzoeker] en de VvE hebben gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die zijn overgelegd.
1.3.
Voorafgaand aan de zitting heeft [verzoeker] bij brief van 18 maart 2024 nog stukken toegezonden. Ter zitting heeft appartementseigenaar [betrokkene] een foto overgelegd.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] – thans 83 jaar oud – is sinds 2008 eigenaar van het appartementsrecht dat recht geeft op (kort gezegd) het gebruik van het appartement aan [adres] te [plaats]. [verzoeker] is van rechtswege lid van de VvE.
2.2.
Het appartement van [verzoeker] is gelegen op de eerste verdieping van het gebouw van de VvE. Het gebouw omvat twee appartementen op de begane grond, twee op de eerste en twee op de tweede verdieping. Daarnaast zijn er vier garages en twee bergruimtes in het souterrain. De zes appartementen zijn uitsluitend bereikbaar via een gemeenschappelijk trappenhuis. Om haar woning te bereiken moet [verzoeker] drie keer zeven treden op.
2.3.
Omdat [verzoeker] last heeft van verminderde mobiliteit, heeft zij in 2020 en 2021 op de vergadering van eigenaren verzocht om toestemming tot plaatsing van een traplift in het gemeenschappelijk trappenhuis. [verzoeker] heeft hiervoor geen toestemming verkregen van de VvE.
2.4.
Per brief van 23 mei 2023 heeft de gemachtigde van [verzoeker] (aan de beheerder van) de VvE verzocht om het verzoek tot plaatsing van een traplift alsnog te honoreren. In de brief staat:
Volgens – inmiddels – vaste rechtspraak moet een vereniging van eigenaars toestaan dat in de gemeenschappelijke gedeelte van het gebouw voorzieningen worden aangebracht die noodzakelijk zijn voor een appartementseigenaar om zijn of haar appartement te kunnen (blijven) bewonen. Daarbij gaat het vaak om voorzieningen die worden aangebracht op grond van de Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuningen).Ten aanzien van het verzoek van cliënte geldt meer in het bijzonder:1. De doorgang op de trap wordt onderaan, ter plaatse van de aan te brengen rail, met maximaal 20 cm – indien mogelijk minder – versmald, van 90 naar 70 cm, zodat er genoeg ruimte overblijft voor een normaal gebruik van het trappenhuis. Het verhuizen van (groter) meubilair en elektrische apparaten als koelkasten, wasmachines etc. via het trappenhuis blijft gewoon mogelijk.2. De te hanteren norm uit het bouwbesluit, bestaande bouw, stelt dat trap tenminste 70 cm moet zijn. Daaraan wordt voldaan. Daarmee is ook voldaan aan de eisen die door de brandweer aan de trap als vluchtroute worden gesteld. Dit blijkt ook uit het feit dat bij twee andere bouwkundig identieke, althans vergelijkbare appartementengebouwen in dezelfde straat ook trapliften zijn aangebracht.3. Alle kosten van het aanbrengen – en na verhuizing van cliënte weer verwijderen -van de traplift worden door cliënte gedragen. Er zijn geen kosten voor de VvE.4. In ruststand bevindt de trap zich op de kelderverdieping, en veroorzaakt deze geen overlast.5. De traplift zal worden aangebracht door een erkend bedrijf.6. Het bestaande hekwerk zal niet worden gewijzigd.7. Een omgevingsvergunning van de gemeente is niet noodzakelijk.8. Het aanbrengen van de traplift maakt het mogelijk dat cliënte langer zelfstandig in de woning kan blijven wonen, hetgeen in overeenstemming is met het beleid van de Nederlandse overheid.9. De eigenaars die tegenstander zijn van het aanbrengen van de traplift zijn deels eigenaar/verhuurder; zij bewonen zelf geen appartement in het gebouw en hebben dus uitsluitend een commercieel/financieel belang en gene persoonlijk (woon)belang, zoals cliënte. Ook gebruikt een deel van de eigenaars het appartement – anders dan cliënte – als tweede woning. In een eventuele rechtszaak zullen deze argumenten worden meegewogen.(…)Om voor alle betrokkenen onnodige kosten te vermijden verzoek ik u om namens het bestuur van de VvE aan alle leden nog een schriftelijk te verzoeken om instemming met het laten aanbrengen van een traplift onder eerder aan de VvE bekend gemaakte en hierboven herhaalde voorwaarden, en mij binnen drie weken na dagtekening van deze brief de schriftelijke berichten (of per email) van instemming van alle zes de VvE-leden toe te zenden. (…)
2.5.
De VvE heeft aan dit verzoek geen gehoor gegeven en heeft niet ingestemd met de plaatsing van een traplift.

3.Het geschil

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter om haar vervangende toestemming te verlenen voor het plaatsen van een traplift in het gebouw aan het [adres], met veroordeling van de VvE in de proceskosten.
3.2.
[verzoeker] legt aan het verzoek – samengevat – ten grondslag dat zij een groot belang heeft bij plaatsing van een traplift in het gemeenschappelijk trappenhuis en dat de VvE zonder redelijk grond weigert daarvoor toestemming te verlenen.
3.3.
De VvE betwist dat zij het plaatsen de beoogde traplift zonder redelijke grond heeft geweigerd. Volgens de VvE is het gebouw om veiligheids- en gebruiksredenen ongeschikt voor plaatsing van een traplift.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 5:121 BW kan in alle gevallen waarin een appartementseigenaar voor het verrichten van een bepaalde handeling met betrekking tot (onder meer) gemeenschappelijke gedeelten medewerking of toestemming behoeft van één of meer andere appartementseigenaars, die medewerking of toestemming op verzoek worden vervangen door een machtiging van de kantonrechter. Die machtiging kan worden verleend, indien de medewerking of toestemming zonder redelijke grond wordt geweigerd of degene die haar moet geven zich niet verklaart.
4.2.
[verzoeker] heeft het verzoek tot het plaatsen van een traplift in 2020 en 2021 voorgelegd aan de vergadering van de VvE. Daarbij is het verzoek afgewezen. Op 23 mei 2023 heeft de gemachtigde van [verzoeker] verzocht om de benodigde toestemming alsnog te verlenen. De VvE heeft daar geen gehoor aan gegeven. Naar het oordeel van de kantonrechter kan dit worden als een weigering om medewerking of toestemming te verlenen als bedoeld in artikel 5:121 lid 1 BW.
4.3.
De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord is of deze weigering zonder redelijke grond is. Daarbij stelt de kantonrechter voorop dat artikel 5:121 BW is te beschouwen als een bijzondere uitwerking van het beginsel dat de verhouding tussen mede-eigenaars wordt beheerst door de redelijkheid en billijkheid. De weigering van de VvE moet dan ook worden getoetst aan de redelijkheid en billijkheid. Een dergelijke toetsing vindt plaats aan de hand van alle omstandigheden van het geval en is dus geen marginale toetsing (vgl. de conclusie van de A-G bij Hoge Raad 30 oktober 1998 (ECLI:NL:HR:1998:ZC2759).
4.4.
Het belang van [verzoeker] bij haar verzoek is in de kern gelegen in de omstandigheid dat zij minder mobiel wordt en dat zij met een traplift langer in haar appartement kan blijven wonen. Dat dit voor [verzoeker] van groot belang is, staat niet ter discussie. Dit betekent echter nog niet dat de VvE de plaatsing van de traplift moet toestaan. De gerechtvaardigde (woon)belangen van de andere appartementseigenaren dienen eveneens te worden meegewogen. Daarbij geldt dat de plaatsing van de gewenste traplift (vanuit de kelder naar de woning van [verzoeker]) een behoorlijke inperking voor de andere appartementseigenaren in hun gebruik van het gemeenschappelijk trappenhuis, ook als deze voldoet aan regelgeving en de brandweer geen bezwaren heeft. Voor de kantonrechter is in dit kader de foto die appartementseigenaar [betrokkene] tijdens de mondelinge behandeling heeft overgelegd doorslaggevend. Op die foto is de overloop voor de deur van haar appartement te zien. [betrokkene] heeft aangegeven hoe de situatie zal zijn na de plaatsing van de rail voor de traplift. De kantonrechter is van oordeel dat de bocht die de rail ter plaatse zal maken een zodanige inperking vormt van de ruimte voor de voordeur van [betrokkene] (en van het aanliggende appartement) dat in redelijkheid van haar en de andere appartementseigenaar niet kan worden gevergd dit te dulden. Dat in andere vergelijkbare appartementsgebouwen aan het [adres] een identieke traplift is geplaatst die over dezelfde verdiepingen voert, maakt dat niet anders. Het beroep van [verzoeker] daarop kan dus niet slagen.
4.5.
Alles overwegende is de kantonrechter van oordeel dat de belangen van de VvE (de andere eigenaren) in redelijkheid dienen te prevaleren boven het belang van [verzoeker]. Dat betekent dat de VvE haar toestemming voor het plaatsen van een traplift niet zonder redelijke grond heeft geweigerd. De kantonrechter zal het verzoek van [verzoeker] daarom afwijzen.
4.6.
De proceskosten komen voor rekening van [verzoeker] omdat zij ongelijk krijgt. Omdat de VvE bij haar beheerder is verschenen, zal geen gemachtigdensalaris maar een forfaitair bedrag van € 50,00 aan reis- en verblijfkosten worden toegekend.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzoek af;
5.2.
veroordeelt [verzoeker] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de VvE worden vastgesteld op een bedrag van € 50,00;
5.3.
verklaart de veroordeling in deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.