In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, op 14 mei 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Intermaris en de bewindvoerder van de huurder, [betrokkene 1]. Intermaris vorderde ontruiming van de woning van [betrokkene 1] vanwege aanhoudende geluidsoverlast, waaronder harde muziek en stemverheffing, ondanks meerdere waarschuwingen en bemiddelingspogingen. De huurder, [betrokkene 1], heeft sinds 1 december 2019 de woning gehuurd en is in behandeling bij de GGD voor haar geestelijke en lichamelijke toestand. De kantonrechter oordeelde dat, hoewel er sprake was van geluidsoverlast, de persoonlijke omstandigheden van [betrokkene 1] zwaarder wogen dan de belangen van Intermaris. De kantonrechter benadrukte dat een ontruiming een ingrijpende maatregel is en dat er onvoldoende bewijs was dat de huurovereenkomst in een bodemprocedure zou worden ontbonden. De vordering van Intermaris werd afgewezen, en zij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten.