ECLI:NL:RBNHO:2024:4593

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
C/15/339323 / FA RK 23-1984
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om gezamenlijk gezag en omgangsregeling in verband met huiselijk geweld

In deze zaak heeft de vrouw aangifte gedaan van huiselijk geweld tegen de man, waardoor zij met de kinderen op een geheim adres verblijft. De rechtbank heeft het verzoek van de man om gezamenlijk gezag en een omgangsregeling afgewezen. De vrouw kan momenteel niet communiceren met de man over de minderjarige, wat de veiligheid van zowel de vrouw als het kind in gevaar zou kunnen brengen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende gegevens zijn om een gefundeerde beslissing te nemen over contactherstel, en dat de man niet ter zitting aanwezig was om zijn verzoeken te handhaven. De rechtbank heeft ook overwogen dat de vrouw zich heeft gewend tot Veilig Thuis voor hulp en dat er een onderzoek gaande is naar de situatie. De rechtbank heeft de verzoeken van de man afgewezen, omdat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders. Daarnaast heeft de rechtbank de vrouw een kinderbijdrage van € 150 per maand toegewezen, aangezien de man geen verweer heeft gevoerd tegen dit verzoek. De beschikking is gegeven door mr. C.S. Goedèl, rechter en kinderrechter, en is openbaar uitgesproken op 7 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
gezag, omgang, kinderbijdrage
zaak-/rekestnr.: C/15/339323 / FA RK 23-1984
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 7 mei 2024
in de zaak van:
[de man],
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op een briefadres te [plaats] ,
hierna te noemen: de man,
tot 6 februari 2024 bijgestaan door mr. A.M. Buitenhuis, kantoorhoudende te Nieuw-Vennep,
tegen
[de vrouw],
wonende op een geheim adres,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. A.E. Muller, kantoorhoudende te Haarlem.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek van de man ingekomen op 28 april 2023;
- het F-formulier, met bijlagen, van de advocaat van de man van 11 mei 2023;
- het verweer, tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen, van de vrouw ingekomen op 1 juni 2023,
- het F-formulier van de advocaat van de vrouw van 12 januari 2024;
- het F-formulier van de advocaat van de man van 12 januari 2024;
- het F-formulier van de advocaat van de man van 6 februari 2024;
- het F-formulier, met bijlagen, van de advocaat van de vrouw van 15 april 2024.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 19 april 2024 in aanwezigheid van de vrouw bijgestaan door mr. A.E. Muller.
Verder was ter zitting als informant aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad).
De man was, alhoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting aanwezig.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
2.2.
Uit deze relatie is geboren de minderjarige [de minderjarige] :
- [de minderjarige] , op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] , hierna te noemen [de minderjarige] .
De man heeft [de minderjarige] erkend. De vrouw heeft van rechtswege het gezag over [de minderjarige] . [de minderjarige] woont bij de vrouw.
2.3.
De man heeft gelijktijdig met de bodemprocedure een provisionele vordering ingediend. Deze provisionele vordering is geregistreerd onder zaaknummer C/15/339328 / FA RK 23-1987.
De man heeft in die procedure verzocht te bepalen dat hij omgang zal hebben met [de minderjarige] . De vrouw heeft in die procedure verzocht te bepalen dat de man aan de vrouw een voorlopige bijdrage dient te voldoen in de kosten van verzorging en opvoeding (hierna: de kinderbijdrage) ten behoeve van [de minderjarige] van € 250 per maand.
De rechtbank heeft bij proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 12 juni 2023 de verzoeken van de man en de vrouw afgewezen. Hiertoe heeft de rechtbank als volgt overwogen:
Het is de rechtbank duidelijk dat de spanning tussen partijen op dit moment heel hoog is. Uit de aangifte die de vrouw tegen de man gedaan heeft blijkt dat partijen op een hele vervelende manier uit elkaar gegaan zijn. Ook is duidelijk geworden dat de vrouw zich gewend heeft tot Veilig Thuis en dat Veilig Thuis een onderzoek gestart is naar de wijze waarop het contact tussen de man en [de minderjarige] weer hersteld kan worden. De uitkomst van het onderzoek is nog niet duidelijk althans is nog niet vrijgegeven. Daar wordt aan gewerkt. De Raad heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat het zonder de uitkomst van dat onderzoek niet goed mogelijk is om te adviseren over de wijze waarop het contactherstel tot stand kan komen. De rechtbank heeft daardoor op dit moment te weinig gegevens om een gefundeerde beslissing te kunnen nemen over contactherstel. De man zal moeten afwachten wat de uitkomst is van het onderzoek van Veilig Thuis en de maatregelen die nodig zijn. De vrouw heeft ter zitting toegezegd dat zij zich zal houden aan de uitkomst van het onderzoek en de aanwijzingen van Veilig Thuis.
Al het vorenstaande maakt dat de rechtbank het verzoek van de man tot het treffen van voorlopige voorzieningen zal afwijzen.
(…) Ter zitting is vastgesteld dat de man onvoldoende gelegenheid heeft gehad om verweer te voeren. De rechtbank verwijst in zoverre naar de bodemprocedure. Wel heeft de man ter zitting toegezegd dat hij (vrijwillig) als voorlopige bijdrage in de kosten van [de minderjarige] € 150 per maand aan de vrouw zal voldoen, welk bedrag hij zal overmaken naar bankrekening nummer: [nummer] ten name van de vrouw.”
2.4.
De man heeft vervolgens nog een provisionele vordering ingediend, welke is geregistreerd onder zaak-/rekestnr.: C/15/340987 / FA RK 23-2842. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 augustus 2023. De man is niet ter zitting verschenen.
De man heeft in die procedure verzocht te bepalen dat hij omgang zal hebben met [de minderjarige] , zo nodig begeleid met een opbouw. De vrouw heeft in die procedure verzocht te bepalen dat partijen zich beiden wenden tot Veilig Thuis voor de start van begeleiding van contact tussen de man en [de minderjarige] . Ook heeft de vrouw verzocht te bepalen dat de man aan de vrouw een kinderbijdrage van € 150 per maand dient te voldoen met ingang van 12 juni 2023.
De rechtbank heeft bij beschikking van 29 augustus 2023 het verzoek van de vrouw ten aanzien van de kinderbijdrage toegewezen. De verzoeken ten aanzien van de omgang zijn afgewezen. De rechtbank heeft hiertoe als volgt overwogen:
Gebleken is dat VT de casus heeft overgedragen aan het CJG. Het CJG heeft vervolgens aan partijen het Omgangshuis van Humanitas geadviseerd. Nu Humanitas heeft aangegeven dat zij niet geschikt is om de omgang te begeleiden, dienen partijen zich opnieuw te wenden tot het CJG. De rechtbank heeft, evenals ter zitting op 12 juni 2023, op dit moment te weinig gegevens om een gefundeerde beslissing te kunnen nemen over contactherstel. Daarbij komt dat de man niet ter zitting van 15 augustus 2023 aanwezig was, waardoor een eventuele doorverwijzing naar mediation of het Uniform Hulpaanbod ook niet mogelijk was. Partijen dienen zich dus weer te wenden tot het CJG. Het verzoek van de man en het zelfstandige verzoek van de vrouw worden dan ook afgewezen.
2.5.
De advocaat van de man heeft zich op 6 februari 2024 onttrokken.

3.De beoordeling

gezag en zorgregeling
3.1.
De man verzoekt het volgende te bepalen:
  • dat hij gezamenlijk met de vrouw belast wordt met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] ;
  • dat er een omgangsregeling wordt vastgesteld waarbij [de minderjarige] bij de man is in de oneven weken vanaf vrijdag 17.00 uur tot zondag 19.00 uur, de helft van de (school)vakanties en eens per twee jaar een dag op de verjaardag van [de minderjarige] , dan wel zoals de rechtbank in goede justitie meent te bepalen.
Nu de man niet ter zitting is verschenen is niet duidelijk of hij zijn verzoeken handhaaft.
3.2.
De vrouw verweert zich tegen de verzoeken van de man. Zij had aanvankelijk in haar zelfstandige verzoek ook verzocht om een omgangsregeling vast te stellen, maar ter zitting heeft zij dit verzoek ingetrokken.
3.3.
De Raad heeft geadviseerd de verzoeken van de man af te wijzen, nu dit te veel risico’s voor de vrouw meebrengt.
3.4.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de stukken volgt dat de vrouw in april 2023 aangifte heeft gedaan van huiselijk geweld tegen de man. De vrouw, [de minderjarige] en haar dochter uit een eerdere relatie, hebben vervolgens een periode op een geheim adres gewoond voor de man. Ter zitting heeft de vrouw toegelicht dat er in december 2023 opnieuw een incident heeft plaatsgevonden, waarbij de man ’s nachts voor de woning van de vrouw stond. Naar aanleiding hiervan is de vrouw in een Blijf Groep geplaatst. De vrouw en de kinderen verblijven nu opnieuw op een geheim adres voor de man. De vrouw voelt zich niet veilig door de man. Op 7 mei 2024 dient de man voor te komen in verband met de aangifte van de vrouw.
3.5.
Uit de wet volgt dat indien een verzoek van de tot het gezag bevoegde vader ertoe strekt de ouders gezamenlijk met het gezag te belasten en de andere ouder met dit gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.6.
De rechtbank wijst het verzoek van de man tot gezamenlijk gezag af. Gebleken is dat de vrouw en de man geen contact met elkaar hebben. Vanwege de veiligheid van de vrouw kan op dit moment niet van haar worden verwacht dat zij communiceert met de man over [de minderjarige] . Bij gezamenlijk gezag zal [de minderjarige] op dit moment dan ook klem en verloren raken tussen de ouders.
3.7.
Ook wijst de rechtbank het verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling af, nu onduidelijk is of de veiligheid van de vrouw en [de minderjarige] voldoende gewaarborgd kan worden.
kinderbijdrage
3.8.
Naar de rechtbank begrijpt verzoekt de vrouw een door de man aan de vrouw te betalen kinderbijdrage vast te stellen van € 150 per maand.
3.9.
Nu de man geen verweer heeft gevoerd en het verzoek de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal het worden toegewezen op de wijze als hieronder vermeld. Als ingangsdatum geldt de datum van deze beschikking, nu in de 223 Rv procedure reeds dezelfde kinderbijdrage is vastgesteld.
3.10.
De rechtbank wijst er – ten overvloede – op dat de hierna vast te stellen bijdrage jaarlijks van rechtswege wordt gewijzigd met het wettelijk vast te stellen indexeringspercentage.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
bepaalt dat de man aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] , telkens bij vooruitbetaling dient te voldoen € 150 per maand;
4.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.S. Goedèl, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Sicking als griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2024.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.