Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
[eiser]
[gedaagde]
De procedure
De feiten
Artikel 3 Termijn1. Deze overeenkomst is aangegaan voor een termijn van 1 jaar. De overeenkomst wordt na einde van deze termijn verlengd met een termijn van 2 jaren, tenzij de huurder of de verhuurder ten minste 3 maanden voor het verstrijken van eerdergenoemde termijn van 2 jaren de wederpartij door middel van schriftelijke kennisgeving, zoals bedoeld in lid 4 van dit artikel, meedeelt geen gebruik te maken van het recht tot verlenging met 2 jaren. (…)4. De schriftelijke kennisgeving dient plaats te vinden door middel van een aangetekend schrijven met bewijs van ontvangst of door een door iedere partij ondertekende verklaring. (…)
(…) Bij deze de kennisgeving van ontbinding huurovereenkomst. Dit is reeds eerder aan u meegedeeld. U dient het pand voor het einde van deze maand leeg op te leveren. (…) U dient het pand uiterlijk 31-05-2023 leeg op te leveren. (…)In de brief verwijst [eiser] naar de artikelen 13 en 4, leden 1 en 2 van de huurovereenkomst, welke artikelen hij ook citeert.
Het verkrijgen van inzicht met betrekking tot de omvang en de oorzaak van de vermeende gebreken een gehuurde, de staat van het herstelwerk van gebreken en de gevolgschade aan het gehuurde en de eigendommen van [gedaagde].Het rapport is opgesteld op basis van door beide partijen overgelegde stukken en foto’s, door hen gegeven mondelinge toelichting en een opname in het gehuurde. Het rapport is toegespitst op vier door [gedaagde] benoemde gebreken, te weten: a) ondeugdelijke elektra, b) stalen balk, c) daklekkages, d) lekkage in keuken.
(…) Wij verwijzen aangaande het geschilpunt omtrent de kwaliteit en gebreken aangaande de elektrotechnische installatie in de door [gedaagde] gehuurde ruimtes op de begane grond naar de rapportage van AIBB (…). AIBB heeft de elektrotechnische installatie getoetst aan het vigerende Bouwbesluit 2012, bestaande bouw waarbij in afdeling 6.2 eisen worden gesteld aan elektriciteits-, gas- en warmtevoorzieningen (tenzij niet aanwezig). (…) Uit de rapportage van AIBB, paragraaf 6.1.1. blijkt dat de elektrotechnische installatie in het gehuurde op meerdere punten niet voldoet. Aangaande de recent aangebrachte meterkast zijn de navolgende opmerkingen te maken als afwijkingen van de NEN1010: (…)Uit de rapportage van AIBB, paragraaf 6.2.1. blijkt voorts dat de elektrotechnische installatie in het gehuurde op meerdere punten niet voldoet. Aangaande de bestaande bekabeling vanaf de recent aangebrachte meterkast zijn de navolgende opmerkingen (niet limitatief) te maken welke worden betiteld als gebreken: (…)In hoofdzaak was de elektrische installatie als door [eiser] aan [gedaagde] geleverd reeds niet deugdelijk, waarbij tevens de niet gerealiseerde aansluitingen in de nieuwe meterkast in de winkelruimte niet voldoen aan de eisen van de NEN1010. Waarbij zoals blijkt uit het antwoord onder onderzoeksvraag 1, punt a, de nieuw in opdracht van [gedaagde] aangebrachte aansluiting eveneens niet voldoet. (…)Ja, er is sprake van causaal verband tussen het handelen dan wel nalaten van [eiser] aangaande de bestaande ondeugdelijke elektrische installatie en nieuwe meterkast (…). De onjuist aangebrachte aansluiting bij de afzuigkap in de nieuwe keuken en de inzet van diverse verlengsnoeren (niet zijnde de bestaande verlengsnoeren boven plafonds) achten wij niet te wijten aan [eiser] en zullen gelet daarop door ons niet verder worden behandeld in dit rapport. (…)Nee , de elektrische installatie is door ons als ondeugdelijk gekwalificeerd zoals omschreven in de beantwoording van de onderzoeksvragen 1 t/m 3, punt a. De elektrische installatie die toehoort aan het gehuurde is derhalve nog niet naar behoren hersteld. (…)
(…) De door [gedaagde] bedoelde stalen balk was gepositioneerd boven het verlaagde plafond bij de overgang van ruimte C naar ruimte E (…). Er was geen elektra gemonteerd aan de stalen balk. Bij aanraken van de stalen balk werd geen spanning gevoeld. Het niet zijn afgeschermd van de stalen balk zien wij vanuit elektrotechnisch oogpunt niet als gebrek. (…)Zie het antwoord op onderzoeksvraag 1 en 2, punt b alwaar staat genoteerd dat er aangaande de stalen balk boven het verlaagde plafond geen gebreken zijn geconstateerd. (…)Inzake de niet afgewerkte stalen balk zien wij geen redenen om dit als gebrek te betitelen in het licht van de elektrotechnische installatie zoals omschreven in de beantwoording van de onderzoeksvraag 1, punt b.
(…) Blijkens de aan ons overgelegde bescheiden en verklaringen van partijen hebben er in de ruimtes onder de platte daken 1 t/m 3 lekkages plaatsgevonden. Wij stelden ter plaatse geen noemenswaardige schades vast aan wanden en/of de dakconstructie, waarbij wij opmerken dat in geval een lekkage als getoond middels bijlage A, foto A3 t/m A5 niet van dien aard is dat schimmelvorming achter voorzetwanden als gevolg van deze lekkages is te verwachten. Wel stelden wij in de plafondplaten van de verlaagde plafonds van de ruimtes E t/m H in totaal 7-tal plafondplaten vast met leksporen (…) [eiser] gaf te kennen dat deze geen bericht van [gedaagde] had ontvangen dat de aangeleverde plafondplaten onvoldoende waren. Aan de bovenzijde van de dakvlakken stelden wij vast dat de platte daken geheel waren voorzien van nieuwe dakbedekking. (…) Volgens opgaaf van [gedaagde] had deze sinds januari 2023 geen lekkages vanuit het dak meer waargenomen. (…)Dat ter plaatse onder de platte daken lekkages hebben plaatsgevonden, hetgeen aanleiding was tot het aanbrengen van de nieuwe dakbedekkingen aldaar, wordt door [eiser] erkend. In combinatie met de aan ons getoonde beelden achten wij daarmee ook bevestigd dat er sprake was van achterstallig onderhoud aan de platte daken met lekkages tot gevolg. (…)Aan ons zijn geen nog aanwezige daklekkages getoond. Daarbij zij alle platte daken boven het door [gedaagde] gehuurde voorzien van nieuwe dakbedekking. Wij stelden los van de waarnemingen aangaande de in zijn geheel opnieuw met bitumen bedekte platte daken nog wel enkele verbeterpunten vast om eventuele lekkageproblematiek in de toekomst te voorkomen: (…)Nee, los van de onder onderzoeksvraag 1, punt c genoemde 7-tal plafondplaten met vochtplekken hebben wij geen lekkageschades vastgesteld als gevolg van de daklekkages. (…)
(…) Wij stelden vast dat het vloerputje in de badkamer boven de bestaande keuken ten tijde van onze expertise vrij gebruikt kon worden. (…) Bij het wegnemen van het deksel was gelet op het zichtbaar niet aanwezig zijn van water in de buitenste ring zichtbaar dat het putje (…) reeds geruime tijd niet was gebruikt voor de afvoer van water. Met goedbevinden van beide partijen goten wij in de afvoer van het putje circa 1,5 liter water (…). Na afloop daarvan werden in de bestaande keuken onder de badkamer druppende geluiden waargenomen komende vanaf het verlaagde plafond boven het aanrechtdeel links van de gootsteen (…). Bij het oplichten van een plafondplaat werd zichtbaar dat water omlaag drupte vanaf de pvc riolering onder het vloerputje tot op de bovenzijde van de plafondplaat (…) en vanuit daar door een licht afschot van de plafondplaten richting het aanrecht ter hoogte van de gootsteen verplaatste om via de naden van de plafondplaten omlaag te druppen. (…) Van [eiser] ontvingen wij later de melding dat het vloerputje op 9 januari 2024 wederom dicht gemaakt was (…).De lekkage in de bestaande keuken relateren wij aan een niet waterdicht aangesloten vloerputje/riolering zoals deze was aangebracht in dan wel ten dienste voor de bovenwoning. (…)In de bestaande keuken was zichtbaar sprake van vochtinwerking rondom de gootsteen, zowel in het aanrechtblad (…) als ter plaatse van de fronten (…) en de corpussen (…). In welke mate bepaalde aantastingen van de keuken door vocht reeds aanwezig waren hebben wij gelet op de beperkte kwaliteit van het beeldmateriaal bij aanvang huur niet kunnen vaststellen, maar dat er sprake was van enige schade aan tenminste het aanrechtblad is zichtbaar bij inzoomen (…).
(…) Gelet op het bovenstaande dienen wij vast te stellen dat het door [gedaagde] van [eiser] gehuurde op de door ons benoemde onderdelen bouwkundig/installatietechnisch niet voldeed, lees als gevolg van de staat van de platte daken hebben er zich lekkages voorgedaan (punt c) en heeft een wateruitstroom vanuit het vloerputje/riolering van de bovenwoning tot in de bestaande keuken plaatsgevonden (punt d). Alsook was de elektrische installatie bij aanvang van de huurperiode ondeugdelijk (punt a).Een gebrek aangaande de stalen balk (punt b) hebben wij niet vastgesteld.De in opdracht van [eiser] uitgevoerde herstellingen aangaande de elektrische installatie (…) zijn door ons als onvoldoende en ondeugdelijk gekwalificeerd. Zo ook bleek de aansluiting van het vloerputje/riolering van de bovenwoning niet gedegen hersteld ten tijde van onze expertise en menen wij te moeten opmerken dat de recent opnieuw beplakte platte daken diverse verbeterpunten kennen. (…)
De vordering
- primair verklaart voor recht dat de huurovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig door [eiser] is opgezegd tegen 1 oktober 2023 en subsidiair deze ontbonden verklaart althans ontbindt;
- [gedaagde] veroordeelt tot ontruiming van het gehuurde;
- [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan [eiser] van € 10.638,00 ter zake huur c.q. gebruikersvergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der verschuldigdheid;
- [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 1.066,47 ter zake van buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der verschuldigdheid;
- [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 4.271,70 ter zake van juridische kosten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der verschuldigdheid;
- [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 999,00 per maand vanaf 1 maart 2024 tot aan het tijdstip waarop hij het gehuurde heeft ontruimd en verlaten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der verschuldigdheid;
- [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten.
Het verweer
Ondanks sommaties heeft [eiser] nagelaten deze gebreken te herstellen. In dat verband beroept [gedaagde] zich voor wat betreft de huurbetalingsverplichting op opschorting, de “tenzij-bepaling” inzake ontbinding en schuldeisersverzuim.
De tegenvordering
- voor recht verklaart dat de huurovereenkomst tussen partijen is verlengd voor vijf jaren en dus doorloopt tot 1 oktober 2027;
- [eiser] veroordeelt tot herstel van de gebreken en bepaalt dat [eiser] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis daarmee moet zijn aangevangen en [gedaagde] moet hebben voorzien van een concrete planning op straffe van een dwangsom;
- de huurprijzen voor de periode 1 oktober 2022 tot 1 september 2023 met terugwerkende kracht vaststelt op nihil voor de periodes dat [gedaagde] het gehuurde in het geheel niet kon exploiteren en voor de helft voor de periode dat hij het gehuurde gedeeltelijk kon gebruiken;
- [eiser] veroordeelt tot betaling van € 2.130 ter zake van huurprijsvermindering;
- de huurprijs vanaf 1 september 2023 vaststelt op € 480 per maand tot het moment waarop de gebreken zijn hersteld;
- verklaart voor recht dat [eiser] aansprakelijk is voor de door [gedaagde] geleden en te lijden schade en [eiser] veroordeelt tot vergoeding van de schade, nader op te maken bij staat;
- [eiser] veroordeelt in de proceskosten.
Het verweer tegen de tegenvordering[eiser] betwist de tegenvordering. Hij voert daartoe aan dat de huur door opzegging is geëindigd en dus niet doorloopt tot 1 oktober 2027. Voor wat betreft de gestelde gebreken voert [eiser] aan dat deze niet als een gebrek in de zin van artikel 7:204 BW kunnen worden aangemerkt, althans dat herstel heeft plaatsgevonden. Er is dus geen reden voor vermindering van de huurprijs, nog daargelaten dat huurprijsvermindering in de huurovereenkomst is uitgesloten. Omdat de gestelde gebreken al zijn hersteld, vervalt de grondslag voor de vordering tot herstel van gebreken. Daarom is [eiser] ook niet aansprakelijk voor de schade als gevolg van gebreken die [gedaagde] stelt te hebben geleden. De schade is verder onvoldoende onderbouwd en het causaal verband ontbreekt. [eiser] beroept zich ten slotte op de in de huurovereenkomst opgenomen exoneratie. [eiser] erkent dat [gedaagde] geen huur hoeft te betalen over de periode waarin hij geen toegang had tot het gehuurde wegens het vervangen van de sloten.
De beoordeling
De vordering
- Elektra: [gedaagde] heeft vanaf het ingaan van de huur meerdere malen geklaagd over kortsluiting. In oktober 2022 is [eiser] langs geweest met een elektricien, maar dat heeft er niet toe geleid dat het probleem werd opgelost. In februari 2023 is de elektra tussen de bovenwoning en het gehuurde gescheiden en is een nieuwe groepenkast geïnstalleerd. Nadien heeft [gedaagde] niet meer over kortsluiting geklaagd.
Uit het rapport van ZNEB volgt dat de elektrische installatie van meet af aan ondeugdelijk was, althans niet voldeed aan de toepasselijke NEN-normen. Volgens de deskundige voldoet de installatie op meerdere punten nog steeds niet en is herstel op korte termijn noodzakelijk. Enkele punten hiervan komen voor rekening van [gedaagde]. Niet gebleken is dat de ondeugdelijke elektra schade aan het gehuurde heeft veroorzaakt.
- Stalen balk: naar aanleiding van het bezoek van de elektricien in oktober 2022 heeft [gedaagde] zich op het standpunt gesteld dat de stalen balk wegens het ontbreken van een beschermkap stroom zou kunnen geleiden. Uit het rapport volgt dat de stalen balk geen gebrek vormt. Van enige schade die daardoor is ontstaan, is niet gebleken.
- Daklekkages: [gedaagde] heeft in december 2022 geklaagd over lekkages aan het dak, [eiser] heeft daarop onderzoek laten instellen en offertes aangevraagd voor herstelwerkzaamheden. In januari 2023 is de gehele dakbedekking vervangen. Uit het rapport volgt dat er nog verbeterpunten zijn om lekkages in de toekomst te voorkomen. [gedaagde] heeft na januari 2023 niet meer geklaagd over lekkages aan het dak. Uit het rapport volgt verder dat de daklekkage geen schade aan het gehuurde heeft opgeleverd, anders dan plafondplaten met vochtkringen waarvoor [eiser] nieuwe exemplaren aan [gedaagde] heeft geleverd.
- Lekkage in keuken: [gedaagde] heeft op 17 maart 2023 geklaagd over lekkage in de keuken. De oorzaak hiervan bleek een afvoerputje in de vloer van de badkamer van de bovenburen te zijn. Pas nadat [eiser] hiertoe in kort geding was veroordeeld, heeft hij het putje afgedicht. Uit het rapport is gebleken dat hij dat niet goed had gedaan, waarna hij in januari 2024 het putje nogmaals heeft laten dicht zetten. De lekkage heeft voor enige schade aan de keuken gezorgd (vochtinwerking bij gootsteen, fronten en corpussen). Gesteld noch gebleken is dat dezelfde lekkage zich na 17 maart 2023 nogmaals heeft voorgedaan.
Bovendien is de aansprakelijkheid van [eiser] voor dergelijke schade in de huurovereenkomst uitgesloten. Dat [eiser] van de daklekkages, de elektra en de lekkage in de keuken een ernstig verwijt kan worden gemaakt, waardoor hij zich niet op de uitsluiting van de aansprakelijkheid kan beroepen, is niet gebleken. [eiser] heeft immers naar aanleiding van klachten van [gedaagde] herstelwerkzaamheden laten uitvoeren en daarbij moeten vertrouwen op de deskundigheid van de door hem ingeschakelde vaklieden. Weliswaar kan [eiser] wel worden verweten dat hij het probleem met het afvoerputje niet snel heeft opgepakt, maar omdat die lekkage een eenmalig incident was, kan niet worden gezegd dat [gedaagde] hierdoor in zijn verdere gebruiksmogelijkheden is geschaad.
De beslissing
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 999,00 per maand vanaf 1 maart 2024 tot aan het tijdstip dat [gedaagde] het gehuurde heeft ontruimd en verlaten, met dien verstande deze maandelijkse huurprijs met 10% wordt verminderd tot het moment dat het gebrek aan de elektriciteitstoevoer deugdelijk is hersteld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van verschuldigdheid tot de dag van de algehele voldoening;
nakosten € 135,00