Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 11 oktober 2023
- de akte tot wijziging eis, tevens houdende nadere producties met producties 11 t/m 14 van de zijde van [eiser]
- het originele betekeningsexploot t.a.v. de akte wijziging eis van de zijde van [eiser]
- de aanvullende producties 2 t/m 9 van de zijde van [gedaagden]
- de mondelinge behandeling van 29 januari 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden
- de notities van mr. Bongers namens [gedaagde 1]
- het B2 formulier, waarbij mr. Bongers zich advocaat stelt namens [gedaagde 2]
- de conclusie van antwoord van de zijde van [gedaagde 2]
2.De zaak in het kort
3.Feiten
waarbij volmachtnemers slechts gezamenlijk gerechtigd zijn tot alle (rechts-)handelingen in en buiten Rechte voor en namens volmachtgever, waaronder uitdrukkelijk begrepen het gezamenlijk raadplegen (incl. inwinnen van alle inlichtingen), handelen en beheren van volmachtgever zijn (dagelijkse) bankzaken, zoals het daarbij doen en verrichten van alle betalingen en overboekingen, alles in het belang van volmachtgever, waarbij zij hem maandelijks, bvk. Telkens per de 1e kalenderdag van elke maand, rekening en verantwoording, en kort schriftelijk verslag (via zgn. ‘staat van inkomsten & uitgaven’) zullen doen, en hem desverlangd informeren van het gevoerde beleid, en verder tot alles gerechtigd zijn wat volmachtnemers daarbij nuttig, wenselijk en vereist achten, steeds onder strikte geheimhouding jegens alle derden hoegenaamd.
4.Het geschil
5.De beoordeling
Niet-ontvankelijkheid?
Voor zover nodig heeft [eiser] handgeschreven verklaringen van zijn broers in het geding gebracht, waarin zij aangeven in deze procedure achter [eiser] te staan. Ten slotte wil [eiser] , als de rechtbank oordeelt dat ook de broers als procespartij opgeroepen moeten worden, daartoe op grond van artikel 118 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) de gelegenheid krijgen.
Uit HR 10 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:411 volgt dat als degene die een beslissing wil uitlokken over een processueel ondeelbare rechtsverhouding nalaat om alle bij de rechtsverhouding betrokken partijen in het geding op te roepen, de rechter hem de gelegenheid moet geven om de niet opgeroepen personen alsnog als partij in het geding te betrekken door oproeping op de voet van artikel 118 Rv. De rechtbank zal [eiser] hiertoe in de gelegenheid stellen op na te melden wijze. Indien [eiser] hieraan niet voldoet, zal hij niet ontvankelijk worden verklaard voor wat betreft de tegen [gedaagde 1] gerichte vordering tot vergoeding van € 24.145,- aan de nalatenschap en de verklaring voor recht dat [gedaagde 1] haar aandeel in de nalatenschap heeft verbeurd.
- [eiser] wordt in de gelegenheid gesteld om op de voet van artikel 118 Rv de broers in het geding op te roepen op uiterlijk 5 juni 2024;
- [gedaagden] worden in de gelegenheid gesteld om op de rol van 5 juni 2024 de hiervoor genoemde rode map (althans kopieën van de inhoud daarvan) in het geding te brengen, desgewenst voorzien van een korte akte met toelichting op die map;
- [eiser] zal in de gelegenheid worden gesteld om vervolgens met een termijn van vier weken bij akte te reageren op hetgeen door [gedaagden] wordt overgelegd;
- iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
6.De beslissing
5 juni 2024, niet in persoon, maar vertegenwoordigd door een advocaat, in deze procedure te verschijnen, zodat ook zij zich dan over de vorderingen kunnen uitlaten,