ECLI:NL:RBNHO:2024:472

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 januari 2024
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
8218417 \ CV EXPL 19-19123
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor annulering van vlucht door weersomstandigheden en de juridische implicaties van de Verordening (EG) nr. 261/2004

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 10 januari 2024, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de buitenlandse luchtvaartmaatschappij British Airways Plc. De passagier had een vordering ingesteld wegens de annulering van zijn vlucht van Londen naar Amsterdam op 26 december 2017. De passagier vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen en vertragingen. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden op de luchthaven van Heathrow.

De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder onvoldoende had aangetoond dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter stelde vast dat de passagier recht had op compensatie, omdat de vervoerder niet had kunnen bewijzen dat de annulering gerechtvaardigd was. De kantonrechter wees de vordering van de passagier toe, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, en veroordeelde de vervoerder tot betaling van in totaal € 354,45 aan de passagier, vermeerderd met rente. De proceskosten werden ook aan de vervoerder opgelegd, omdat deze in het ongelijk was gesteld.

De uitspraak benadrukt de verplichtingen van luchtvaartmaatschappijen onder de Europese regelgeving en de noodzaak om adequaat bewijs te leveren voor claims van buitengewone omstandigheden die een annulering rechtvaardigen. De beslissing is een belangrijke bevestiging van de rechten van passagiers in het geval van vluchtannuleringen en de verantwoordelijkheden van vervoerders.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8218417 \ CV EXPL 19-19123
Uitspraakdatum: 10 januari 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp
tegen
de buitenlandse vennootschap
Public Limited Company (Verenigd Koninkrijk) British Airways Plc.
gevestigd te Cardiff (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J.J.O. Zandt

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 23 september 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier op 26 december 2017 diende te vervoerden van Nashville Metropolitan Airport (Verenigde Staten) via John F. Kennedy International Airport (Verenigde Staten) en Londen Heathrow Airport (Verenigd Koninkrijk)naar Amsterdam Schiphol Airport.
2.2.
Vlucht BA430 van Londen Heathrow Airport (Verenigd Koninkrijk) naar Amsterdam Schiphol Airport (hierna: de vlucht) is geannuleerd. De passagier is omgeboekt naar een alternatieve vlucht.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 300,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 december 2017, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling, dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,75, dan wel begroot op € 54,4 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 2 februari 2018, dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 300,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de vlucht is geannuleerd. Nu gesteld noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5, lid 3, van de Verordening.
4.3.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de vlucht is geannuleerd vanwege slechte weersomstandigheden op de luchthaven van Heathrow. In de avond van 26 december 2017 heeft de ‘
MetOffice’gewaarschuwd voor ‘
sleet’, sterke turbulentie en sterke vorst in de lucht, op de grond en op toestellen (productie A1 bij de conclusie van antwoord). Er werden daarom door de luchtverkeersleiding capaciteitsbeperkingen opgelegd die van 6.20 uur UTC tot 18.00 uur UTC GMT zouden gelden voor arriverende vluchten. Het aantal landende toestellen werd beperkt tot maximaal 38 per uur ten opzichte van de gebruikelijke 46-47 per uur. De vervoerder onderbouwt dit met het logboek van de ‘
Traffic Manager’(productie A2 bij de conclusie van antwoord). Restricties van de luchtverkeersleiding dienen volgens de vervoerder altijd opgevolgd te worden. De vervoerder heeft vervolgens toegelicht dat London Heathrow Airport zijn thuisbasis en dat een capaciteitsreductie altijd van invloed zal zijn op zijn vluchten. De vervoerder voert aan dat de vlucht in kwestie één van de zestien rotaties betrof die op 27 december 2017 wegens de weersomstandigheden werd geannuleerd. Dit blijkt volgens de vervoerder uit het ‘
LRH Shorthaul Arrival Disruption report’waarin achter de geannuleerde vlucht de afkorting ‘
WEAN’staat, hetgeen ‘
Weather’betekent.
4.4.
De passagier betwist dat sprake is geweest van buitengewone omstandigheden. Zij heeft als productie 2 bij repliek een schema overgelegd waaruit blijkt dat rond de geplande vertrektijd van de vlucht wel andere vluchten zijn vertrokken vanaf de luchthaven Heathrow. Bovendien heeft de vervoerder volgens de passagier onvoldoende aannemelijk gemaakt waarom specifiek de vlucht in kwestie moest worden geannuleerd en niet, zij het met vertraging, kon worden uitgevoerd. De passagier stelt verder dat de capaciteitsreductie slechts van toepassing was op aankomende vluchten, terwijl de vlucht in kwestie een vertrekkende vlucht betreft. De annulering van de vlucht is dan ook een operationele keuze van de vervoerder geweest.
4.5.
De kantonrechter overweegt als volgt. Weliswaar heeft de vervoerder toegelicht dat de capaciteit van de luchthaven Londen Heathrow op 27 december 2017 naar beneden is bijgesteld, maar de vervoerder heeft onvoldoende onderbouwd waarom specifiek de onderhavige vlucht moest worden geannuleerd en niet, zij het met vertraging, kon worden uitgevoerd. De passagier heeft bovendien terecht opgemerkt dat de capaciteitsreductie in beginsel enkel betrekking had op arriverende vluchten, en dus niet op de vlucht in kwestie. De vervoerder heeft eerst bij dupliek aangevoerd dat er als gevolg van de
flow rate-beperking minder toestellen beschikbaar waren om vanaf Londen Heathrow naar andere bestemmingen te vliegen, hetgeen ertoe heeft geleid dat het toestel dat de vlucht zou uitvoeren als gevolg van de capaciteitsreductie niet op Londen Heathrow heeft kunnen landen waardoor er geen toestel beschikbaar was om de vlucht in kwestie uit te voeren. De vervoerder heeft echter niet toegelicht waarom hij dit standpunt eerst in dupliek heeft ingenomen en gesteld noch gebleken is dat hij dit niet al bij conclusie van antwoord had kunnen doen. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder daarmee in strijd heeft gehandeld met de in artikel 128 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) neergelegde vereiste concentratie van verweer, zodat dit verweer tardief is. De kantonrechter gaat hier dan ook aan voorbij.
4.6.
De kantonrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat geen sprake is geweest van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter komt dan ook niet toe aan de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging voortvloeiende uit de annulering te voorkomen dan wel te beperken. De vordering is om die reden toewijsbaar.
4.7.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.8.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het subsidiair gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat deze kosten daadwerkelijk zijn betaald. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagier in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kan maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat hij ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 354,45, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 300,00 vanaf 27 december 2017, en over € 54,45 vanaf 23 september 2019, tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 99,01;
griffierecht € 81,00
salaris gemachtigde € 160,00
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 40,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter