ECLI:NL:RBNHO:2024:4857

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
9009585 CV FORM 21-741
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatieverzoek passagiers na vertraging door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers een verzoek ingediend tegen Air France, de vervoerder, wegens compensatie voor vertraging van hun vluchten op 3 en 4 februari 2019. De passagiers, vertegenwoordigd door mr. I.G.B. Maertzdorff van EUclaim B.V., hebben een vervoersovereenkomst gesloten met Air France, waarbij zij op de genoemde data van Amsterdam via Parijs naar respectievelijk Hong Kong en Johannesburg zouden vliegen. Door een combinatie van vertragingen, veroorzaakt door een flauwvallende passagier en een sneeuwstorm, hebben de passagiers hun aansluitende vluchten gemist en zijn zij met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemmingen aangekomen.

De passagiers hebben compensatie van € 1.200,00 en bijkomende kosten geëist, gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder heeft echter geweigerd tot betaling over te gaan, stellende dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden die niet konden worden voorkomen. De kantonrechter heeft de bevoegdheid van de Nederlandse rechter vastgesteld en de argumenten van beide partijen gehoord.

Na beoordeling van de feiten en omstandigheden, oordeelt de kantonrechter dat de vervoerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vertragingen het gevolg waren van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen en heeft het verzoek van de passagiers afgewezen. De proceskosten zijn voor rekening van de passagiers, die in het ongelijk zijn gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9009585 \ CV FORM 21-741
Uitspraakdatum: 1 mei 2024
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[verzoeker 1], wonende te [plaats 1],

2. [verzoeker 2], wonende te [plaats 2], Frankrijk,
verzoekende partijen
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff (EUclaim B.V.)
tegen
Air France,
gevestigd te Roissy, Frankrijk,
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer (AKD N.V.)

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 4 februari 2021;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 23 augustus 2023;

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers op 3 en 4 februari 2019 als volgt diende te vervoeren:
- Passagier sub 1 van Amsterdam-Schiphol Airport via Charles De Gaulle Airport, Parijs, Frankrijk naar Hong Kong International Airport, Hongkong, China, met de vluchtcombinatie AF1441 en AF188;
- Passagier sub 2 van Amsterdam-Schiphol Airport via Charles De Gaulle Airport, Parijs, Frankrijk naar OR Tambo International Airport, Johannesburg, Zuid-Afrika, met de vluchtcombinatie AF1441 en AF990.
2.2.
Vlucht AF1441 van Amsterdam naar Parijs (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben hun aansluitende vluchten gemist. De passagiers zijn omgeboekt naar alternatieve vluchten naar hun eindbestemmingen, waar zij beiden met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- primair € 217,80, subsidiair € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per persoon. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door de vervoerder van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In het vorderingsformulier hebben de passagiers aangegeven een mondelinge behandeling te verlangen, indien de vervoerder reageert met stukken ter staving van zijn stellingen welke nieuwe feiten en omstandigheden aan het licht brengen. Gelet op artikel 5 lid 1 van de Verordening tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen nr. 861/2007 (EPGV-Verordening) zal de kantonrechter dit verzoek weigeren omdat hij, gezien de omstandigheden van de zaak, van oordeel is dat een eerlijke rechtspleging in deze zaak geen mondelinge behandeling vergt.
4.2.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.3.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de vordering tot compensatie moet worden afgewezen omdat de door de passagiers ondervonden vertraging het gevolg is geweest van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.
4.4.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de vlucht in kwestie onderdeel uitmaakte van de rotatievlucht Parijs – Praag – Parijs – Amsterdam – Parijs (vluchten AF1082, AF1083, AF1440 en AF1441). Deze vluchten kregen te maken met verschillende vertragingsoorzaken. Hiertoe heeft de vervoerder onder meer verwezen naar de vluchtrapporten.
Hieronder is een schematisch overzicht van de geplande vluchttijden opgenomen:
Vlucht
Vertrek
Vertrektijd
Lokale tijden
Aankomst
Aankomsttijd
Lokale tijden
AF1082
Parijs
12:50
Praag
14:30
AF1083
Praag
15:20
Parijs
17:10
AF1440
Parijs
18:10
Amsterdam
19:30
AF1441
Amsterdam
20:30
Parijs
21:45
4.5.
Volgens de vervoerder kreeg vlucht AF1082 te maken met een vertrekvertraging van 33 minuten vanwege een flauwvallende passagier die medische assistentie nodig had. Vervolgens kreeg vlucht AF1083 te maken met een sneeuwstorm. Ter onderbouwing heeft de vervoerder een meteorologisch rapport (METAR) overgelegd. Als gevolg van de slechte weersomstandigheden, de noodzaak om de banen sneeuwvrij te houden en het vergroten van de separatieafstand tussen de vliegtuigen door de luchtverkeersleiding, kreeg het toestel pas met een vertraging van 1 uur en 38 minuten toestemming om van de gate te vertrekken. Daarna is het toestel ijsvrij gemaakt en met een vertraging van 2 uur en 2 minuten aangekomen. Vlucht AF1440 is vanwege de eerdere vertraging met een vertraging van 1 uur en 54 minuten aangevangen. Het vluchtrapport vermeldt vertragingscode 93, hetgeen volgens de vervoerder staat voor
“aircraft rotation”en duidt op een vertraging van een voorgaande vlucht. Vervolgens is de vlucht in kwestie met een vertraging van 1 uur en 25 minuten uitgevoerd en gearriveerd in Parijs. Vanwege het voorgaande hebben de passagiers een aansluitende vlucht gemist, aldus de vervoerder.
4.6.
De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder het, met de door hem overgelegde stukken en zijn toelichting daarop, voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat vlucht AF1082 te maken kreeg met 33 minuten vertrekvertraging vanwege een passagier die medische assistentie nodig had. Het plotseling ziek worden van een passagier is niet inherent aan de normale uitoefening van de activiteit van de vervoerder en levert dan ook een buitengewone omstandigheid op. Aldus is de vertrekvertraging van vlucht AF1082 van 33 minuten het gevolg van een buitengewone omstandigheid.
4.7.
De vraag is vervolgens of en in hoeverre deze vertraging doorwerkt naar vlucht AF1083. De passagiers betogen dat alle vluchten los van elkaar moeten worden gezien en problemen op een voorgaande vlucht geen buitengewone omstandigheden op kunnen leveren. Zoals de vervoerder echter terecht heeft aangevoerd, heeft het Hof in het arrest van 27 februari 2020 (TAP, C-74/19) geoordeeld dat een luchtvaartmaatschappij zich kan beroepen op een buitengewone omstandigheid waardoor een eerdere vlucht die zij zelf met hetzelfde luchtvaartuig heeft uitgevoerd, is getroffen. Daarbij is wel vereist dat er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen deze omstandigheid en de vertraging of annulering van de latere vlucht. Dit betoog van de passagiers kan dus niet slagen. De vervoerder heeft niet aangevoerd wat de aankomstvertraging van vlucht AF1082 was. Volgens het door de passagiers overgelegde schema, ging het hierbij om een vertraging van 35 minuten. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vertraging van vlucht AF1082 met 33 minuten doorwerkt op vlucht AF1083.
4.8.
De vervoerder heeft voorts met de door hem overgelegde stukken en zijn toelichting daarop, voldoende aannemelijk gemaakt dat vlucht AF1083 met een vertraging van 2 uur en 2 minuten is uitgevoerd vanwege de eerdere vertraging en de slechte weersomstandigheden op de luchthaven van Praag. Daarnaast heeft hij het voldoende aannemelijk gemaakt dat vlucht AF1440 met een vertraging van een uur en 54 minuten is aangevangen vanwege de vertraging van de voorgaande vlucht. Wederom heeft de vervoerder niet aangevoerd wat de aankomstvertraging van vlucht AF1440 te Amsterdam is geweest. Volgens het door de passagiers overgelegde schema ging het hierbij om een vertraging van een uur en 53 minuten. Gelet op het voorgaande, is de kantonrechter van oordeel dat de vertraging van vlucht AF1083 met een duur van een uur en 53 minuten doorwerkt op vlucht AF1440.
4.9.
Ten aanzien van de vlucht in kwestie heeft de vervoerder slechts gesteld dat deze is uitgevoerd met een vertraging van een uur en 25 minuten. De kantonrechter begrijpt het betoog van de vervoerder aldus dat hij ook ten aanzien van deze vertraging een beroep doet op de doorwerking van de vertraging van de direct voorgaande vlucht AF1440. Het vluchtrapport vermeldt de vertragingscode 93, hetgeen volgens de vervoerder duidt op een vertraging wegens het verlaat binnenkomen van een voorgaande vlucht. Gelet op het voorgaande en de overige omstandigheden van het geval, oordeelt de kantonrechter dat de vervoerder het voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vertraging van vlucht AF1440 met een vertraging van een uur en 25 minuten doorwerkt op de vlucht in kwestie. Daarmee is de vertraging van de vlucht in kwestie het gevolg van buitengewone omstandigheden. Tussen partijen is niet in geschil dat de vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is van de vertraging van de vlucht in kwestie. Gelet hierop is de vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.10.
De vraag die vervolgens voorligt, is of de vervoerder alle maatregelen heeft genomen die redelijkerwijs gevergd konden worden om de vertraging te vermijden, of dat het onmogelijk was dergelijke maatregelen te nemen. De vervoerder heeft hiertoe aangevoerd dat hij geen invloed kon uitoefenen op de onderhavige omstandigheden en deze niet had kunnen voorkomen door het treffen van aan de situatie aangepaste maatregelen. Daarnaast heeft hij aangevoerd dat de passagiers zijn omgeboekt naar het eerst beschikbare alternatief. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder in het onderhavige geval nog meer had kunnen nemen om de vertraging te voorkomen of te beperken. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen of te beperken. Het verzoek van de passagiers zal worden afgewezen.
4.11.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers omdat deze in het ongelijk worden gesteld. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van de beschikking.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzochte af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 204,00 aan salaris gemachtigde en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 102,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van de beschikking;
5.3
verklaart deze beschikking – voor wat betreft de proceskostenveroordeling – uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open