ECLI:NL:RBNHO:2024:4859

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
10341042 \ CV EXPL 23-991
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van annulering van luchtvaartvluchten door ARAG SE tegen PT Garuda Indonesia

In deze zaak heeft ARAG SE, een buitenlandse vennootschap gevestigd in Düsseldorf, Duitsland, een vordering ingesteld tegen PT Garuda Indonesia (Persero) TBK, een buitenlandse vennootschap gevestigd in Jakarta Pusat, Indonesië. De vordering betreft compensatie voor de annulering van luchtvaartvluchten die oorspronkelijk gepland waren voor 24 september 2020 en 9 en 10 oktober 2020. ARAG heeft de vordering ingesteld op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die gemeenschappelijke regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. De vervoerder betwistte echter de toepasselijkheid van de Verordening op de terugvlucht, omdat deze vlucht van een niet-lidstaat naar een lidstaat ging en werd uitgevoerd door een niet-communautaire luchtvaartmaatschappij. De kantonrechter oordeelde dat de Verordening niet van toepassing is op de terugvlucht, waardoor de vordering tot restitutie van de ticketprijs voor deze vlucht niet kon slagen.

Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat ARAG onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de annulering van de heenvlucht. De enige bewijsstukken die ARAG heeft overgelegd, waren mededelingen van D-Reizen, die niet voldoende waren om aan te tonen dat de heenvlucht daadwerkelijk was geannuleerd. De kantonrechter concludeerde dat ARAG niet heeft aangetoond dat de vervoerder tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verbintenis uit hoofde van de vervoersovereenkomst.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van ARAG afgewezen en ARAG veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de vervoerder. Dit vonnis is uitgesproken op 8 mei 2024 door kantonrechter J.J. Dijk.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10341042 \ CV EXPL 23-991
Uitspraakdatum: 8 mei 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de buitenlandse vennootschap
ARAG SE,
gevestigd te Düsseldorf, Duitsland,
eiseres
hierna te noemen: ARAG
gemachtigde: mr. R. Schreuders
tegen
de buitenlandse vennootschap
PT Garuda Indonesia (Persero) TBK
gevestigd te Jakarta Pusat, Indonesië,
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer (AKD N.V.)

1.Het procesverloop

1.1.
ARAG heeft bij dagvaarding van 31 maart 2022 een vordering tegen onder meer de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft vervolgens schriftelijk geantwoord. Bij tussenvonnis van 7 juni 2023 heeft de kantonrechter voormelde zaak gesplitst in 32 afzonderlijke zaken, waarvan de onderhavige procedure er één is.
1.2.
ARAG heeft hierop gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]) heeft een overeenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder haar en [betrokkene 2] (hierna: de passagiers) op 24 september 2020 zou vervoeren van Amsterdam via Jakarta, Indonesië, naar Lombok, Indonesië, met de vluchtcombinatie GA89 en GA430 (hierna: de heenvlucht).
2.2.
Op grond van de overeenkomst moest de vervoerder de passagiers tevens op 9 en 10 oktober 2020 vervoeren van Denpasar, Indonesië, via Jakarta, Indonesië, naar Amsterdam met de vluchtcombinatie GA421 en GA88 (hierna: de terugvlucht).
2.3.
[betrokkene 1] heeft in verband hiermee een bedrag van € 1.411,58 betaald aan D-Reizen.
2.4.
D-Reizen heeft de tickets via Airtrade bij de vervoerder geboekt.
2.5.
De vervoerder heeft de ticketprijs op 6 januari 2021 terugbetaald aan Airtrade. Airtrade heeft de ticketprijs op 26 januari 2021 terugbetaald aan D-Reizen. De passagiers hebben geen restitutie van de ticketprijzen van D-Reizen ontvangen.
2.6.
D-Reizen is op 6 april 2021 failliet verklaard.
2.7.
ARAG heeft last en opdracht van de passagiers ontvangen om namens hen een vordering in te stellen.
2.8.
ARAG heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met annulering.
2.9.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
ARAG vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.411,58, vermeerderd met de wettelijke (handels-)rente over dit bedrag vanaf 2 oktober 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 357,94 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
ARAG heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof) dan wel het Burgerlijk Wetboek (BW). ARAG stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de onder 2.1 en 2.2 genoemde vluchten haar de ticketprijs van de ongebruikte vliegtickets moet terugbetalen, conform artikel 5 lid 1 sub a jo. artikel 8 lid 1 sub a van de Verordening dan wel op grond van de artikelen 6:265 en 6:271 BW tot een bedrag van € 1.411,58.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
De terugvlucht
4.2.
De vervoerder heeft betoogd dat de Verordening hoe dan ook niet van toepassing is op de terugvlucht omdat deze ging van een niet-lidstaat naar een lidstaat en werd uitgevoerd door een niet-communautaire luchtvaartmaatschappij. Dit verweer slaagt. Op grond van artikel 3 lid 1 sub a is de Verordening van toepassing op passagiers die vertrekken van een lidstaat. Volgens lid 1 sub b is de Verordening ook van toepassing op passagiers die vertrekken vanaf een in een derde land gelegen luchthaven, zoals hier in Indonesië,
naar een luchthaven op het grondgebied van een lidstaat, zoals in deze zaak Amsterdam, als de luchtvaartmaatschappij in kwestie een communautaire luchtvaartmaatschappij als bedoeld in artikel 2 sub c van de Verordening is. Vast staat dat dit niet het geval is. De vervoerder is immers gevestigd in Indonesië en dus niet in een lidstaat. De terugvlucht valt daarmee buiten het bereik van de Verordening.
4.3.
ARAG betoogt dat de heen- en terugreis één geheel vormen. De vluchten moeten als één boeking worden beschouwd, zodat tot terugbetaling van de ticketprijs moet worden overgegaan. Dit betoog slaagt niet omdat uit het arrest van het Hof van 10 juli 2008 (Emirates Airlines / Schenkel, C-173/07) volgt dat de heen- en terugvlucht afzonderlijk van elkaar moeten worden gezien, ook als deze deel uitmaken van één boeking.
4.4.
De conclusie is dat de Verordening niet van toepassing is op de terugvlucht, zodat de vordering ten aanzien van restitutie van de ticketprijs voor deze vlucht, voor zover gebaseerd op de Verordening, hoe dan ook niet kan slagen. Ten aanzien van de heenvlucht geldt het volgende.
De heenvlucht
4.5.
De vervoerder heeft gemotiveerd betwist dat hij de heenvlucht heeft geannuleerd. Het enige bewijs dat ARAG hiervoor heeft overgelegd, is de mededeling van D-Reizen van 4 september 2020 aan de passagiers dat het traject Amsterdam – Jakarta is ‘gewijzigd’. Hierbij is de passagiers de mogelijkheid geboden om een voucher of een refund aan te vragen.
4.6.
Het is aan ARAG om te stellen en te bewijzen dat sprake is van een annulering in de zin van de Verordening. De overgelegde mededeling van D-Reizen is daartoe onvoldoende. Het had op de weg van ARAG gelegen om, bijvoorbeeld, een annuleringsbericht, over te leggen. ARAG heeft geen enkele concrete toelichting gegeven omtrent de gang van zaken omtrent de annulering van de heenvluchten. Gelet hierop heeft ARAG, tegenover de gemotiveerde betwisting van de vervoerder, onvoldoende onderbouwd dat aan de vereisten voor toepasselijkheid van de Verordening is voldaan. De vordering strandt hierop.
Ontbinding op grond van artikel 6:265 BW
4.7.
ARAG voert subsidiair nog aan dat de vervoerder is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verbintenis uit hoofde van een vervoersovereenkomst tussen de passagiers en de vervoerder, hetgeen de ontbinding van die overeenkomst rechtvaardigt. Ook deze grondslag kan niet slagen omdat, zoals hierboven is overwogen, de annulering door de vervoerder niet is komen vast te staan. Daarmee is de gestelde tekortkoming evenmin komen vast te staan.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van ARAG, omdat deze in het ongelijk wordt gesteld. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt ARAG tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 408,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder
en veroordeelt ARAG tot betaling van € 102,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis – voor wat betreft de proceskostenveroordeling – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter