ECLI:NL:RBNHO:2024:4867

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
10340986 \ CV EXPL 23-973
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens annulering van vlucht en de toepasselijkheid van de Verordening (EG) nr. 261/2004

In deze zaak heeft ARAG SE, een buitenlandse vennootschap gevestigd in Düsseldorf, Duitsland, een vordering ingesteld tegen Emirates, een buitenlandse vennootschap gevestigd in Dubai, Verenigde Arabische Emiraten, wegens schadevergoeding in verband met de annulering van een vlucht. De vordering is ingesteld op 31 maart 2022 en betreft een passagier die een vervoersovereenkomst had gesloten voor een reis van Amsterdam naar Adelaide via Dubai. De passagier had een bedrag van € 1.566,40 betaald aan D-Reizen voor de tickets, maar heeft geen restitutie ontvangen na de annulering van de vlucht door de vervoerder.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. De vervoerder betwistte de toepasselijkheid van de Verordening (EG) nr. 261/2004 op de terugvlucht, omdat deze vlucht van een niet-lidstaat naar een lidstaat ging en werd uitgevoerd door een niet-communautaire luchtvaartmaatschappij. De kantonrechter oordeelde dat de terugvlucht buiten het bereik van de Verordening valt, en dat de heen- en terugvlucht afzonderlijk van elkaar moeten worden gezien, ook al maken ze deel uit van één boeking.

ARAG heeft onvoldoende bewijs geleverd dat de heenvlucht daadwerkelijk is geannuleerd, en de kantonrechter oordeelde dat de vordering van ARAG niet kan slagen. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen en ARAG veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10340986 \ CV EXPL 23-973
Uitspraakdatum: 8 mei 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de buitenlandse vennootschap
ARAG SE,
gevestigd te Düsseldorf, Duitsland,
eiseres
hierna te noemen: ARAG
gemachtigde: mr. R. Schreuders
tegen
de buitenlandse vennootschap
Emirates
gevestigd te Dubai, Verenigde Arabische Emiraten,
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer (AKD N.V.)

1.Het procesverloop

1.1.
ARAG heeft bij dagvaarding van 31 maart 2022 een vordering tegen onder meer de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft vervolgens schriftelijk geantwoord. Bij tussenvonnis van 7 juni 2023 heeft de kantonrechter voormelde zaak gesplitst in 32 afzonderlijke zaken, waarvan de onderhavige procedure er één is.
1.2.
ARAG heeft hierop gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene] (hierna: de passagier) heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder haar op 13 en 14 april 2020 moest vervoeren van Amsterdam via Dubai, Verenigde Arabische Emiraten, naar Adelaide, Australië, met de vluchtcombinatie EK148 en EK440 (hierna: de heenvlucht).
2.2.
Op grond van de vervoersovereenkomst moest de vervoerder de passagier tevens op 13 en 14 mei 2020 vervoeren van Adelaide, Australië, via Dubai, Verenigde Arabische Emiraten, naar Amsterdam met de vluchtcombinatie EK441 en EK147 (hierna: de terugvlucht).
2.3.
De passagier heeft in verband hiermee een bedrag van € 1.566,40 betaald aan D-Reizen.
2.4.
D-Reizen heeft de tickets via Airtrade bij de vervoerder geboekt.
2.5.
De vervoerder heeft de ticketprijs op 16 september 2020 terugbetaald aan Airtrade. De passagier heeft geen restitutie van de ticketprijzen van D-Reizen ontvangen.
2.6.
D-Reizen is op 6 april 2021 failliet verklaard.
2.7.
ARAG heeft last en opdracht van de passagier ontvangen om namens haar een vordering in te stellen.
2.8.
ARAG heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met annulering.
2.9.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
ARAG vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.494,95, vermeerderd met de wettelijke (handels-)rente over dit bedrag vanaf 21 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 271,33 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
ARAG heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof) dan wel het Burgerlijk Wetboek (BW). ARAG stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de onder 2.1 en 2.2 genoemde vluchten haar de ticketprijs van de ongebruikte vliegtickets moet terug betalen, conform artikel 5 lid 1 sub a jo. artikel 8 lid 1 sub a van de Verordening dan wel op grond van de artikelen 6:265 en 6:271 BW tot een bedrag van € 1.494,95.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
De terugvlucht
4.2.
De vervoerder heeft betoogd dat de Verordening hoe dan ook niet van toepassing is op de terugvlucht omdat deze ging van een niet-lidstaat naar een lidstaat en werd uitgevoerd door een niet-communautaire luchtvaartmaatschappij. Dit verweer slaagt. Op grond van artikel 3 lid 1 sub a is de Verordening van toepassing op passagiers die vertrekken van een lidstaat. Volgens lid 1 sub b is de Verordening ook van toepassing op passagiers die vertrekken vanaf een in een derde land gelegen luchthaven, zoals in deze zaak Australië en Verenigde Arabische Emiraten, naar een luchthaven op het grondgebied van een lidstaat,
als de luchtvaartmaatschappij in kwestie een communautaire luchtvaartmaatschappij is zoals bedoeld in artikel 2 sub c van de Verordening. Dat laatste is niet het geval.
De vervoerder is immers gevestigd in de Verenigde Arabische Emiraten en dus niet in een lidstaat. De terugvlucht valt daarmee buiten het bereik van de Verordening.
4.3.
ARAG betoogt dat de heen- en terugreis één geheel vormen. De vluchten moeten als één boeking worden beschouwd, zodat tot terugbetaling van de ticketprijs moet worden overgegaan. Dit betoog slaagt niet omdat uit het arrest van het Hof van 10 juli 2008 (Emirates Airlines / Schenkel, C-173/07) volgt dat de heen- en terugvlucht afzonderlijk van elkaar moeten worden gezien, ook als deze deel uitmaken van één boeking.
4.4.
De conclusie is dat de Verordening niet van toepassing is op de terugvlucht, zodat de vordering ten aanzien van restitutie van de ticketprijs voor deze vlucht, voor zover gebaseerd op de Verordening, hoe dan ook niet kan slagen. Ten aanzien van de heenvlucht geldt het volgende.
De heenvlucht
4.5.
De vervoerder heeft gemotiveerd betwist dat hij de heenvlucht heeft geannuleerd. Het enige bewijs dat ARAG hiervoor heeft overgelegd is een e-mail van een medewerker van de klantenservice van de vervoerder waarin staat:
‘Please note that the flights were cancelled due to Extraordinary circumstances (COVID-19 outbreak)’.Verder beroept ARAG zich op telefonische mededelingen.
4.6.
Het is aan ARAG is om te stellen en te bewijzen dat sprake is van een annulering in de zin van de Verordening. De enkele stellingen dat de vervoerder dit in de buitengerechtelijke correspondentie met ARAG zou hebben erkend en D-Reizen dit telefonisch aan de passagier heeft doorgegeven, zijn daartoe onvoldoende. Het had op de weg van ARAG gelegen om, bijvoorbeeld, een annuleringsbericht, over te leggen. ARAG heeft geen enkele concrete toelichting gegeven omtrent de gang van zaken omtrent de annulering van de heenvluchten. Gelet daar op heeft ARAG, tegenover de gemotiveerde betwisting van de vervoerder, onvoldoende onderbouwd dat aan de vereisten voor toepasselijkheid van de Verordening is voldaan. Daarop strandt de vordering.
Ontbinding op grond van artikel 6:265 BW
4.7.
ARAG voert subsidiair nog aan dat de vervoerder is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verbintenis uit hoofde van een vervoersovereenkomst tussen de passagiers en de vervoerder, hetgeen de ontbinding van die overeenkomst rechtvaardigt. Ook deze grondslag kan niet slagen omdat, zoals hierboven is overwogen, de annulering door de vervoerder niet is komen vast te staan. Daarmee is de gestelde tekortkoming evenmin komen vast te staan.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van ARAG, omdat deze in het ongelijk wordt gesteld. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt ARAG tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 408,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder
en veroordeelt ARAG tot betaling van € 102,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis – voor wat betreft de proceskostenveroordeling – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter