ECLI:NL:RBNHO:2024:4977

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 mei 2024
Publicatiedatum
22 mei 2024
Zaaknummer
C/15/351932 / JU RK 24-661
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp wegens zorgen over de veiligheid en het gedrag van de jeugdige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 13 mei 2024 een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van een jeugdige in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. De zaak betreft de jeugdige, geboren in Egypte, die onder toezicht is gesteld en eerder al een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing heeft gekregen. De gecertificeerde instelling, De Jeugd- & Gezinsbeschermers, heeft verzocht om een spoedmachtiging voor gesloten jeugdhulp, omdat er zorgen zijn over het gedrag van de jeugdige en een verhoogd risico op eer gerelateerd geweld. De kinderrechter heeft de ouders en de jeugdige gehoord tijdens een mondelinge behandeling, waarbij de ouders zich zorgen maken over de veiligheid van hun dochter. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de jeugdige in een gesloten setting moet worden geplaatst om haar veiligheid te waarborgen en om te voorkomen dat zij zich onttrekt aan de noodzakelijke hulp. De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor de periode van de voorlopige ondertoezichtstelling, tot 20 juni 2024, en het verzoek voor andere maatregelen afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/351932 / JU RK 24-661
Datum uitspraak: 13 mei 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
hierna te noemen de GI,
gevestigd te Haarlem,
over de jeugdige:
[de jeugdige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] (Egypte),
hierna te noemen [de jeugdige] ,
advocaat mr. M.J. van der Vlis, kantoorhoudende te Haarlem.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] ,
en
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] ,
advocaat mw. mr. A. Vogelaar, kantoorhoudende te Wormerveer.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
­ de beschikking van 30 april 2024 en de daarin vermelde stukken;
­ de instemmende verklaring van de gekwalificeerde gedragswetenschapper van 3 mei 2024, ontvangen op 13 mei 2024.
1.2.
Bij voornoemde beschikking van 30 april 2024 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging verleend om [de jeugdige] te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp voor de duur van vier weken. De beslissing op het verzoek is voor het overige aangehouden en de behandeling daarvan ter terechtzitting is bepaald op 13 mei 2024, teneinde de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen te worden gehoord door de kinderrechter.
1.3.
Op 13 mei 2024 heeft de kinderrechter de zaak (verder) behandeld tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren. Daarbij zijn verschenen en gehoord:
­ [de jeugdige] , bijgestaan door haar advocaat mr. Van der Vlis en vergezeld door [vertegenwoordiger accommodatie gesloten jeugdhulp] van [accommodatie gesloten jeugdhulp] ;
­ de ouders en hun advocaat mr. Vogelaar;
­ de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] .
1.4.
[de jeugdige] is tevens voorafgaand aan de mondelinge behandeling in aanwezigheid van haar advocaat door de kinderrechter in raadkamer gehoord.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de jeugdige] .
2.2.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 20 maart 2024 [de jeugdige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 20 juni 2024.
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 20 maart 2024 ook een (spoed)machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de jeugdige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, welke machtiging bij beschikking van 28 maart 2024 tot 20 juni 2024 is verlengd.

3.Het verzoek en het standpunt van verzoeker

3.1.
De GI heeft bij verzoek van 30 april 2024 verzocht een spoedmachtiging te verlenen voor gesloten jeugdhulp voor de duur van een week en aansluitend een machtiging te verlenen voor gesloten jeugdhulp voor de duur van zes maanden.
3.2.
De GI heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat de verzochte gesloten plaatsing van [de jeugdige] noodzakelijk is omdat er – gezien het gedrag van [de jeugdige] en haar vermeende seksuele omgang met meerdere mannen – een verhoogd risico is op eer gerelateerd geweld en er nog te veel onduidelijkheid is over haar veiligheid. Het Landelijk Expertise Centrum Eer Gerelateerd Geweld (hierna het LEC EGG) is verder onderzoek aan het doen naar de veiligheid van [de jeugdige] en zal een risicoanalyse maken. Daarnaast laat [de jeugdige] destructief gedrag zien, waarbij zij niet leerbaar is en niet openstaat voor behandeling.
3.3.
Er is veel te doen is rond de persoon van [de jeugdige] en haar gedrag. Naar aanleiding van het advies van het LEC EGG is [de jeugdige] op 24 april 2024 overgeplaatst naar een geheime (open) plek omdat er sprake leek van een situatie waarbij de familie van [de jeugdige] erachter is gekomen dat er via een gehackt social media account van [de jeugdige] naaktfoto’s van haar zouden zijn verspreid en aan haar familie in Egypte zouden zijn gestuurd. Met het verspreiden van de naaktfoto’s is openbaar geworden dat er een probleem speelt rond [de jeugdige] en dat zij kennelijk onzedelijk gedrag vertoont. Het aangaan van buitenechtelijke relaties en het publiekelijk kenbaar worden daarvan, kan door mensen die denken en leven conform een moraal van eer en schaamte, als een geschonden zedelijke familie-eer worden ervaren. Er wordt vaak gezien dat er tegenover dergelijk gedrag (eer zuiverende) maatregelen staan en dat de gevolgen van dat gedrag, en zo ook de maatregelen, vergaand van aard kunnen zijn en er een verhoogd risico ontstaat op gewelddadige escalatie. Zolang de toedracht en context van de problematiek nog niet (geheel) duidelijk is, is het van cruciaal belang om uit te gaan van een worstcasescenario.
3.4.
Tijdens de overplaatsing naar een geheime plek was [de jeugdige] gemotiveerd om de behandeling aan te gaan, maar heeft bij aankomst aangegeven niet gemotiveerd te zijn voor reguliere opnamen. [de jeugdige] heeft zich in de dagen daarop op de groep grensoverschrijdend gedragen, heeft voor onveilige situatie gezorgd en is niet in gesprek gegaan met de groepsleiding over haar motivatie voor behandeling. Ze heeft op 29 april 2024 haar telefoon afgepakt van de groepsleiding en dreigde weg te lopen. Daarnaast heeft ze haar familie op de hoogte gesteld van haar verblijfplek, waardoor die plek niet meer geheim was en de dreiging op onveiligheid groter werd. Haar plaatsing is daarom per 30 april 2024 beëindigd.
3.5.
De GI heeft ter zitting aangegeven dat de gesloten plaatsing van [de jeugdige] (nog steeds) nodig is om haar acute veiligheid te kunnen waarborgen en haar te beschermen van mogelijk eer gerelateerd geweld van buitenaf. Het lukt niet om de noodzakelijke hulp in een open setting te bieden vanwege te veel invloeden van buiten.
3.6.
De gedragswetenschapper stemt in met het verzoek van de GI en acht gesloten jeugdhulp voor [de jeugdige] noodzakelijk.

4.De standpunten van belanghebbenden

4.1.
[de jeugdige] en haar advocaat hebben naar voren gebracht dat de gesloten plaatsing niet nodig is omdat [de jeugdige] behandeling wil ontvangen en aan de gestelde doelen werken. Zij zou dan graag op een open groep binnen de huidige locatie van [accommodatie gesloten jeugdhulp] willen verblijven. Het is ook niet nodig vanwege haar veiligheid, gezien de huidige situatie waarin zij contact heeft met de ouders en door hen bezocht wordt bij [accommodatie gesloten jeugdhulp] .
4.2.
Door en namens de ouders is aangegeven dat zij achter de gesloten plaatsing staan omdat ze zich vanwege het gedrag van [de jeugdige] zorgen maken over haar veiligheid.

5.De beoordeling

5.1.
Door de omstandigheid dat de vader en de minderjarigen de Nederlandse nationaliteit hebben en de moeder de Egyptische nationaliteit heeft, moet eerst de vraag worden beantwoord of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek van de GI. Aangezien de gewone verblijfplaats van [de jeugdige] zich in Nederland bevindt, komt de Nederlandse rechter op grond van artikel 10:113 van het Burgerlijk Wetboek jo. artikel 7 Brussel II ter rechtsmacht toe ter zake van het verzoek. Vervolgens is de vraag aan de orde welk recht op het verzoek van toepassing is.
Op grond van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 is het Nederlands recht op het verzoek van toepassing.
5.2.
In hetgeen tijdens de zitting van 13 mei 2024 naar voren is gekomen, heeft de kinderrechter geen aanleiding gevonden om het in de beschikking van 30 april 2024 geformuleerde oordeel over de spoeduithuisplaatsing te wijzigen.
5.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er veel zorgen waren en nog steeds zijn over de veiligheid van [de jeugdige] en haar gedrag. Een plaatsing van [de jeugdige] in een open setting is te prematuur, gezien het gedrag van [de jeugdige] tijdens haar recente verblijf op een open groep. Er moet uitgezocht worden wat nodig is voor [de jeugdige] en op welke plek dat kan worden geboden. Dat is nu nog onduidelijk. De zorgen over de veiligheid van [de jeugdige] moeten serieus genomen worden, mede gelet op het advies van het LEC EGG.
5.4.
De kinderrechter is daarom van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [de jeugdige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [de jeugdige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.2, tweede lid van de Jeugdwet).
5.5.
De kinderrechter heeft niet de mogelijkheid geboden een familiegroepsplan op te stellen. De kinderrechter heeft hiervan afgezien, aangezien de belangen van [de jeugdige] hierdoor geschaad zouden worden.
5.6.
De kinderrechter zal de machtiging gesloten jeugdhulp verlenen, en wel voor de periode van de voorlopige ondertoezichtstelling. Het verzoek zal voor het overige worden afgewezen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om de jeugdige [de jeugdige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, met ingang van 28 mei 2024 tot 20 juni 2024;
6.2.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2024 door mr. M.C.A. Onderwater, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. A. Hausenblasová als griffier, en op schrift gesteld op 21 mei 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.