ECLI:NL:RBNHO:2024:5055

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
C/15/329411 / HA ZA 22-385
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming deskundige in civiele procedure inzake wateroverlast en grondwaterstanden

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is op 6 maart 2024 een tussenuitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagden] over wateroverlast en de gevolgen van het ophogen van percelen. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de benoeming van een deskundige, nadat eerdere voorstellen niet tot een benoeming hadden geleid. [eiser] heeft de heer Piet-Hein Spaans van Spaans Watermanagement B.V. voorgesteld, terwijl [gedaagden] de voorkeur gaf aan het bureau Aveco de Bondt. Na beoordeling van de voorstellen heeft de rechtbank besloten om Prommenz B.V. als deskundige te benoemen, omdat deze partij een meer kosteneffectieve en relevante aanpak bood voor het onderzoek naar de waterhuishouding.

De rechtbank heeft de deskundige de opdracht gegeven om onderzoek te verrichten naar de gevolgen van de ophogingen van de percelen van [gedaagden] en [oorspronkelijke gedaagden sub 3 en 4] voor de waterhuishouding op het perceel van [eiser]. Tevens zijn er specifieke vragen geformuleerd die de deskundige moet beantwoorden. De kosten van het deskundigenonderzoek zijn vastgesteld op € 6.958,- inclusief btw, en [eiser] is verantwoordelijk voor het voorschot. De rechtbank heeft benadrukt dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek en dat zij de deskundige toegang moeten verlenen tot noodzakelijke plaatsen.

De rechtbank heeft verder bepaald dat de deskundige binnen vier maanden na betaling van het voorschot een schriftelijk rapport moet indienen, waarin ook de opmerkingen van partijen over het concept-rapport moeten worden verwerkt. De zaak zal op de parkeerrol komen en verdere beslissingen zijn aangehouden tot na het deskundigenbericht.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/329411 / HA ZA 22-385
Vonnis van 6 maart 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. L.T. van Eyck van Heslinga te Alkmaar,
tegen

1.[gedaagde 1] ,2. [gedaagde 2] ,

te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
advocaat: mr. R. Boer te Zoetermeer.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 augustus 2023 (hierna: het tussenvonnis),
- de akte van [gedaagden] van 13 september 2023,
- de akte van [eiser] van 13 september 2023,
- de kostenopgave van ir. P.H. Spaans van 8 november 2023,
- de reactie van [gedaagden] van 16 november 2023,
- de reactie van [eiser] van 22 november 2023 (voorstel deskundige),
- het bericht van [gedaagden] van 24 november 2023,
- het bericht van [gedaagden] van 2 januari 2024 (voorstel deskundige),
- het plan van aanpak van de heer P. Wiebes van Prommenz van 19 januari 2024,
- het bericht van [gedaagden] van 1 februari 2024 (reactie plan van aanpak),
- het bericht van [eiser] van 21 februari 2024 (reactie op reactie Daalder).
1.2.
Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank overwogen dat partijen zich opnieuw moeten uitlaten over de persoon van de deskundige. De rechtbank heeft hiertoe moeten besluiten nadat Royal Haskoning DHV Nederland B.V. (hierna: Royal Haskoning) geen deskundige beschikbaar had tot begin 2024 en [eiser] bezwaar heeft gemaakt tegen de hoogte van het voorschot van een door de rechtbank benaderde deskundige. De rechtbank heeft partijen daarom opnieuw in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de persoon van de deskundige. Beide partijen hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt.
Bevel deskundigenbericht en benoeming deskundige
2.2.
[eiser] heeft de rechtbank in zijn akte na tussenvonnis van 13 september 2023 opnieuw (en om dezelfde redenen) verzocht om de heer Piet-Hein Spaans (hierna: Spaans) van Spaans Watermanagement B.V. als deskundige te benoemen. Spaans heeft [eiser] te kennen gegeven dat hij als deskundige zou kunnen en willen optreden in deze zaak.
[eiser] stelt dat het bezwaar dat [gedaagden] in eerste instantie tegen Spaans heeft gemaakt, ziet op een eenzijdige en onvolledige interpretatie van de website van Spaans. Bij een betere bestudering van die website zal [gedaagden] duidelijk worden dat de werkvelden van Spaans ook zien op grondwateroverlast, waarbij ook oplossingen achteraf (zoals drainagesystemen) worden toegepast om overlast weg te nemen.
2.3.
[eiser] blijft bij zijn bezwaren tegen het inschakelen van een landelijk bureau als Aveco de Bondt. Volgens [eiser] is landelijk opereren geen pré bij een onderzoek naar wateroverlast op een specifieke locatie. Daarnaast stelt [eiser] dat op de website van Aveco de Bondt niet blijkt dat zij specifieke kennis heeft als vereist voor dit onderzoek. [eiser] beroept zich bovendien op het mogelijk onnodig kostenverhogende effect van een deskundige van Aveco de Bondt, in verband met de reisafstand vanaf haar vestigingen naar [woonplaats] .
2.4.
[gedaagden] blijft in zijn akte na tussenvonnis van 13 september 2023 bij zijn eerder genoemde bezwaren tegen de benoeming van Spaans. Hij wenst nog altijd dat het onderzoek wordt uitgevoerd door een groot, landelijk opererend bureau met voldoende jaren hands-on ervaring en hoogopgeleide ingenieurs die (indien nodig) tot een multidisciplinair oordeel kunnen komen, zonder dat gevreesd hoeft te worden voor (lokale) betrokkenheid. [gedaagden] heeft daarom Aveco de Bondt voorgedragen, ook vanwege haar ervaring met het ontwerpen en beheren van drainage en de goede prijs-kwaliteitsverhouding.
2.5.
De rechtbank heeft vervolgens beslist Spaans als deskundige te benoemen. Spaans heeft de rechtbank bericht dat hij bereid is het onderzoek uit te voeren en dat hij vrij staat ten opzichte van partijen.
2.6.
Deskundige Spaans heeft hierna zijn kostenopgave aan de rechtbank gestuurd. Het onderzoek zou volgens zijn begroting in totaal € 34.364,- gaan kosten. Daartegen hebben beide partijen bezwaar gemaakt. Dat betekende dat ook deze benoeming niet heeft plaatsgevonden en dat de rechtbank en partijen weer terug bij af waren.
2.7.
In de nieuwe schriftelijke ronde hebben beide partijen andere deskundigen voorgesteld. [gedaagden] stelde opnieuw Aveco de Bondt voor, [eiser] stelde Prommenz voor. Van beide deskundigen ontvingen de rechtbank en partijen hun plan van aanpak. De rechtbank constateert met [eiser] dat een groot deel van het verschil in plan van aanpak zit in het onderzoek naar de grondwaterstanden. Aveco de Bondt wil die ‘monitoren’ in een periode van drie maanden. Prommenz stelt dat zo’n onderzoek niet zinvol is, omdat de grondophoging van de percelen van [oorspronkelijke gedaagden sub 3 en 4] en [gedaagden] al geruime tijd geleden hebben plaatsgevonden.
2.8.
De rechtbank is het met de door [eiser] voorgestelde deskundige eens dat een langdurige monitoring van de grondwaterstanden geen zinvolle bijdrage kan leveren aan de te beantwoorden vragen. Dat betekent dat het onderzoek door Prommenz minder kostbaar zal zijn dan dat van Aveco de Bondt. Mede gelet op het feit dat [eiser] de bewijslast draagt en de kosten van de deskundige zal moeten voorschieten, zal de rechtbank Prommenz als deskundige benoemen.
2.9.
Prommenz heeft de rechtbank na het inzien van de concept vraagstelling laten weten dat hij bereid is om als deskundige ter plaatse onderzoek te doen en vrij te staan ten opzichte van beide partijen.
Vragen
2.10.
De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld vragen te formuleren aan de hand waarvan de deskundige zijn onderzoek zal dienen te verrichten. [eiser] heeft in zijn akte na het tussenvonnis van 8 maart 2023 zeven vragen voorgesteld om aan de deskundige voor te leggen. [gedaagden] heeft drie vragen geformuleerd. Daarnaast heeft [gedaagden] bezwaar gemaakt tegen de vraagstelling van [eiser] waarin het perceel van de oorspronkelijk gedaagden sub 3 en 4, [oorspronkelijke gedaagden sub 3 en 4] , onderwerp van de vraag is. Hij stelt dat deze vragen buiten beschouwing gehouden dienen te worden, omdat de door [eiser] voorgestelde aanpassingen op het perceel van [oorspronkelijke gedaagden sub 3 en 4] voor dit geschil niet relevant zijn en [oorspronkelijke gedaagden sub 3 en 4] voorts alleen heeft ingestemd met de aanpassingen op zijn perceel om hoge advocaat- en proceskosten te voorkomen.
2.11.
De rechtbank zal aansluiten bij de door [eiser] voorgestelde vragen, op de wijze zoals hierna onder 3.1. van de beslissing in dit vonnis is vermeld. Zij gaat voorbij aan het bezwaar van [gedaagden] tegen de vragen waar het perceel van [oorspronkelijke gedaagden sub 3 en 4] onderdeel van is, omdat deze vragen van belang zouden kunnen zijn voor het oordeel van de rechtbank over de gestelde wateroverlast op het perceel van [eiser] en de eventuele oplossingen daarvoor. De aanpassingen op het perceel van [oorspronkelijke gedaagden sub 3 en 4] zijn namelijk al uitgevoerd en zouden mogelijk een beeld kunnen geven van beschikbare oplossingen voor de gestelde wateroverlast op het perceel van [eiser] . De rechtbank zal de vraag zoals geformuleerd onder punt 11C van de akte van [gedaagden] toevoegen aan de vraagstelling.
2.12.
Op grond van het voorgaande, zullen de in de beslissing vermelde vragen aan de deskundige worden voorgelegd.
Voorschot
2.13.
De deskundige heeft de rechtbank meegedeeld dat er algemene voorwaarden van toepassing zijn. De rechtbank aanvaardt dit voorbehoud voor zover deze algemene voorwaarden voorzien in een beperking van aansprakelijkheid. De publiekrechtelijke aard van de rechtsverhouding tussen de rechtbank en een deskundige, zoals geregeld in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), verzet zich tegen integrale toepassing van de algemene voorwaarden. Voor de volledigheid merkt de rechtbank op dat deze aansprakelijkheidsbeperking van toepassing is op de verhouding tussen de deskundige en partijen.
2.14.
De deskundige heeft het voorschot begroot op een bedrag van € 4.900,-, exclusief btw. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren en zijn akkoord met dit voorschot. De rechtbank zal het voorschot vaststellen op een bedrag van € 6.958,- (inclusief btw). In eerdere instantie is al aangekondigd en toegelicht door welke partij het voorschot op de kosten van de deskundige moet worden betaald.
Ten slotte
2.15.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals hierna onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaraan de gevolgen verbinden die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.16.
Als een partij op verzoek van de deskundige of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige toestuurt, moet zij daarvan direct een afschrift aan de wederpartij verstrekken.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige voor de beantwoording van de volgende vragen:
1. Heeft het ophogen van de percelen van [gedaagden] en [oorspronkelijke gedaagden sub 3 en 4] gevolgen voor de waterhuishouding op het daarachter gelegen perceel in eigendom bij [eiser] ?
2. Heeft het ophogen van de percelen van [gedaagden] en [oorspronkelijke gedaagden sub 3 en 4] gevolgen voor de grondwaterstand (wordt deze anders dan oorspronkelijk als gevolg van de ophoging van het perceel)?
3. Indien u vraag 2) bevestigend beantwoordt, kunt u dan aanduiden of dit gevolgen heeft voor de achtergelegen percelen van [eiser] ?
4. Heeft de aanpassing aan de achterzijde van het perceel van [oorspronkelijke gedaagden sub 3 en 4] gevolgen voor de grondwaterstand in het perceel van [oorspronkelijke gedaagden sub 3 en 4] ?
5. Zorgen de aanpassingen op het perceel van [oorspronkelijke gedaagden sub 3 en 4] voor minder aflopend water of wateroverlast op het perceel van [eiser] ?
6. Zou een vergelijkbare aanpassing op het perceel van [gedaagden] het (mogelijk) afstromende water naar of de (mogelijke) wateroverlast van het perceel van [eiser] verminderen of wegnemen?
7. Kan de door [gedaagden] aangebrachte drainage als deugdelijke beheersmaatregel worden gezien om een eventuele wijziging in afstromend grond- en/of regenwater, als gevolg van de ophoging, op het perceel van [eiser] tegen te gaan? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
8. Zijn er alternatieve voorzieningen waarmee het (mogelijk) afstromende water of de (mogelijke) wateroverlast vanaf het perceel van [gedaagden] kan worden verminderd en/of weggenomen?
9. Indien u vraag 8) bevestigend beantwoordt, kunt u dan aanduiden:
- welke alternatieve voorzieningen er mogelijk zijn?
- op welk(e) perceel of percelen deze alternatieve voorzieningen getroffen dienen te worden?
10. Heeft u gelet op de standpunten van partijen en de stukken in het dossier nog andere opmerkingen die voor de verdere beoordeling van het geschil van belang kunnen zijn?
3.2.
benoemt tot deskundige:
Prommenz B.V.,
adres: Harmenkaag 11, 1741 LA Schagen,
telefoon: 0224 - 299346,
internet: www.prommenz.nl,
e-mailadres: info@prommenz.nl,
3.3.
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de deskundige zal toezenden,
het voorschot
3.4.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op € 6.958,- (inclusief btw),
3.5.
bepaalt dat [eiser] het voorschot moet overmaken
binnen twee wekenna de datum van de nog te ontvangen nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
3.6.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
3.7.
bepaalt dat [eiser] het procesdossier in afschrift aan de deskundige moet toesturen,
3.8.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.9.
wijst de deskundige erop dat:
- de deskundige voor aanvang van het onderzoek kennis moet nemen van de Gedragscode voor gerechtelijk deskundigen in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken én van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (beide te raadplegen op www.rechtspraak.nl),
- de deskundige het onderzoek pas begint na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot,
- de deskundige het onderzoek onmiddellijk staakt en contact opneemt met de griffier, als tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
- de deskundige partijen bij een onderzoek van een object ter plaatse gelegenheid moet bieden dit onderzoek bij te wonen; als slechts één partij (althans niet alle partijen) bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig is of zijn, de deskundige dit onderzoek niet mag uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan,
- als partijen bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig zijn geweest, uit het rapport moet blijken welke opmerkingen zij hebben gemaakt en welke verzoeken zij hebben gedaan, en hoe de deskundige hierop heeft gereageerd,
3.10.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige moeten verstrekken als de deskundige daarom vraagt, de deskundige toegang moeten verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid moeten geven om het onderzoek te verrichten,
het schriftelijk rapport
3.11.
draagt de deskundige op om uiterlijk vier maanden na het schriftelijk bericht van de griffier over de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, met een gespecificeerde declaratie,
3.12.
wijst de deskundige erop dat:
- uit het schriftelijk rapport moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
- de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, waarna partijen de gelegenheid krijgen om binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
3.13.
bepaalt dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben om op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
3.14.
bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van
woensdag 2 oktober 2024,
3.15.
draagt de griffier op om de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
- als het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen van beide partijen op een termijn van twee weken of
- na ontvangst ter griffie van het rapport: voor conclusie na deskundigenbericht van [eiser] op een termijn van vier weken,
3.16.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken 6 maart 2024.