Uitspraak
Rechtbank noord-holland
uitspraak van de meervoudige kamer van 4 april 2024 in de zaken tussen
[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser
de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.
Procesverloop
HAA 22/5245 tot en met 22/5248 ( [naam 1] ) en HAA 22/5254 tot en met 22/5257 ( [naam 2] ).Eiser is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, vergezeld van zijn kantoorgenoot mr. [naam 3] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 4] , mr. [naam 5] en mr. [naam 6] .
Overwegingen
€ 1.205.452, is verhoogd met een bedrag van € 857.011 tot een totaalbedrag van
€ 2.062.463, en daartegenover is een schuld van € 857.011 gepassiveerd. Eiser heeft hiervoor aansluiting gezocht bij het arrest van de Hoge Raad van 10 april 1996 (ECLI:NL:HR:1996:AA1866; hierna: het Fagoed-arrest).De vennoten hebben de grond, voorafgaand aan en gedurende de onderhavige jaren, niet in eigendom gehad. Er heeft geen verkoop van bloot eigendom van grond door de vennoten plaatsgevonden in verband waarmee ze een geldbedrag van derden (zouden) hebben ontvangen.
Geschil7. In geschil zijn de antwoorden op de volgende vragen:
- Zijn de navorderingsaanslagen ib/pvv voor de jaren 2014 en 2015 terecht en naar de juiste bedragen vastgesteld?
- Is de aanslag ib/pvv voor het jaar 2016, zoals deze na de uitspraak op bezwaar luidt, naar het juiste bedrag vastgesteld?
Fagoed-arrest. Verder stelt eiser - kort gezegd - dat indien de transactie anders was vormgegeven, namelijk aankoop van de grond en vervolgens verkoop van het bloot eigendom van de grond onder voorbehoud van een recht van erfpacht met terugkooprecht, de fiscale verwerking als geïndexeerde geldlening wel zou zijn toegestaan. Volgens eiser kan het niet zo zijn dat de vormgeving van de transactie van invloed is op de fiscale verwerking daarvan. De in aftrek gebrachte indexering is volgens eiser ten onrechte gecorrigeerd.