ECLI:NL:RBNHO:2024:5144

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
8077464 \ CV EXPL 19-14627
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtreizen en de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen

In deze bodemzaak hebben vier passagiers een vordering ingesteld tegen British Airways Plc wegens vertraging van hun vlucht op 29 en 30 september 2017. De passagiers, vertegenwoordigd door mr. R.A.C. Telkamp van EUclaim B.V., vorderen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder, British Airways, vertegenwoordigd door mr. J.J.O. Zandt van Ploum, betwist de vordering en stelt dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemmingen zijn aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. De rechter heeft de argumenten van de vervoerder beoordeeld en geconcludeerd dat de vervoerder niet voldoende heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. Voor passagiers 3 en 4 is vastgesteld dat de vervoerder niet alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen, terwijl voor passagiers 1 en 2 de vertraging niet het gevolg was van buitengewone omstandigheden.

De kantonrechter heeft de vordering van alle passagiers toegewezen en de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 2.835,60, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis is uitgesproken door mr. S.N. Schipper op 22 mei 2024 in Haarlem.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8077464 \ CV EXPL 19-14627
Uitspraakdatum: 22 mei 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1], wonende te [plaats 1],

2. [eiser 2]wonende te [plaats 2],
3. [eiser 3]wonende te [plaats 3],
4. [eiser 4]wonende te [plaats 4]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de buitenlandse vennootschap
British Airways Plc,
gevestigd te Cardiff, Verenigd Koninkrijk,
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J.J.O. Zandt (Ploum)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 13 mei 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben hierna nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers op 29 en 30 september 2017 als volgt moest vervoeren:
  • Alle passagiers van Amsterdam-Schiphol Airport naar Heathrow Airport, Verenigd Koninkrijk, met vlucht BA441 (hierna: de vlucht);
  • Passagiers sub 1 en sub 2 van Heathrow Airport, Verenigd Koninkrijk, naar Kuala Lumpur International Airport, Maleisië, met vlucht MH1;
  • Passagier sub 3 van Heathrow Airport, Verenigd Koninkrijk, naar Imam Khomeini Airport, Iran, met vlucht BA153;
  • Passagier sub 4 van Heathrow Airport, Verenigd Koninkrijk naar Mumbai Airport, India, met vlucht BA199.
2.2.
De vervoerder heeft de vlucht vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben de verschillende aansluitende vluchten gemist. De passagiers zijn omgeboekt naar alternatieve vluchten waarmee zij allen met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemmingen zijn aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 2.400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 september 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 363,00 dan wel € 435,60 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met
€ 600,00 per passagier (artikel 7 van de Verordening).

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vertraging van de vlucht het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden. Deze konden ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vaststaat dat alle passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op hun eindbestemmingen zijn aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5, lid 3, van de Verordening.
Passagiers sub 3 en sub 4
5.3.
Voor passagier sub 3 en sub 4 geldt dat wat er ook zij van eventuele buitengewone omstandigheden, niet is gebleken dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. De vervoerder moet bij het plannen van de vlucht rekening houden met het risico op vertraging die het gevolg kan zijn van buitengewone omstandigheden. Hij moet in een bepaalde reservetijd voorzien om de vlucht zo mogelijk volledig te kunnen uitvoeren na afloop van de buitengewone omstandigheden (zie het arrest van het Hof van 12 mei 2011, ECLI:EU:C:2011:303, C-294/10 (Eglitis)). De kantonrechter acht het redelijk om een minimale buffer van 20 minuten te verlangen. De vervoerder heeft aangevoerd dat de minimale overstaptijd op Heathrow Airport 90 minuten bedroeg. De vervoerder heeft de stelling van de passagiers dat de geplande overstaptijd van passagiers sub 3 en sub 4 respectievelijk 85 minuten en 100 minuten bedroeg, niet gemotiveerd betwist. Daarom heeft hij ten aanzien van passagiers sub 3 en sub 4 niet alle redelijke maatregelen genomen om de vertraging te voorkomen. De vordering van passagiers sub 3 en sub 4 wordt toegewezen.
Passagiers sub 1 en sub 2
5.4.
Ten aanzien van de vordering van passagiers sub 1 en sub 2 overweegt de kantonrechter als volgt. De vervoerder heeft betoogd dat de vlucht in kwestie onderdeel uitmaakte van een rotatievlucht. Het toestel dat de vlucht in kwestie zou uitvoeren, zou op 29 september 2017 eerst vlucht BA440 van Heathrow naar Amsterdam uitvoeren. De kantonrechter begrijpt het betoog van de vervoerder aldus dat de vertraging van de vlucht in kwestie de volgende oorzaken had:
  • 33 dan wel 34 minuten vanwege
  • 2 minuten als gevolg van een
  • 28 minuten als gevolg van
  • 11 minuten als gevolg van
5.5.
Ten aanzien van de vertraging als gevolg van
air holdingvoert de vervoerder aan dat deze het gevolg was van slechte weersomstandigheden te Amsterdam (zie het overgelegde
aircraft tourrapport en het vluchtrapport). Volgens de vervoerder blijkt uit het vluchtrapport dat de vlucht in kwestie 28 minuten vertraging heeft opgelopen toen deze al onderweg was. Ten slotte blijkt volgens de vervoerder uit het
Traffic Manager’s Logdat er de hele dag sprake was van
air holding. De passagiers betwisten dat er een
air holding delaygold voor de vlucht in kwestie. Dit blijkt volgens de passagiers ook niet uit de door de vervoerder overgelegde stukken.
5.6.
Dit betoog slaagt. Gelet op de gemotiveerde betwisting van de passagiers heeft de vervoerder onvoldoende onderbouwd dat de vlucht in kwestie 28 minuten vertraging heeft opgelopen als gevolg van
air holding delays. Dit blijkt ook niet direct uit de door de vervoerder overgelegde stukken. Dit betekent dat 39 minuten van de vertraging van de vlucht niet het gevolg zijn van buitengewone omstandigheden.
5.7.
De overige vertragingsoorzaken behoeven geen bespreking meer. Wat er namelijk voor het overige ook zij van eventuele buitengewone omstandigheden, de vertraging van de passagiers op de eindbestemming is niet het gevolg van deze eventuele buitengewone omstandigheden. Passagiers sub 1 en sub 2 hadden een overstaptijd van 110 minuten. Zij hadden dus een buffer van 20 minuten bovenop de minimale overstaptijd. Nu in ieder geval 39 minuten van de vertraging van de vlucht het gevolg was van niet-buitengewone omstandigheden, betekent dit dat zij de aansluitende vlucht hoe dan ook hadden gemist. De vordering van passagiers sub 1 en sub 2 wordt toegewezen. Daarmee is de gehele hoofdsom toewijsbaar. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken eveneens toewijsbaar.
5.8.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagiers in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kunnen maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze in het ongelijk wordt gesteld. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 2.835,60, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.400,00 vanaf 30 september 2017, en over € 435,60 vanaf 13 mei 2019, tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 99,01;
griffierecht € 231,00;
salaris gemachtigde € 595,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 119,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter