3.5.De vrouw vordert na eiswijziging dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
I. bepaalt dat de man de overeenkomst dient na te komen, op straffe van een dwangsom,
II. bepaalt dat de man binnen twee maanden na datum vonnis de woning dient te verlaten, waarbij de man al zijn sleutels aan de vrouw dient af te geven en de woning leeg, schoon en opgeruimd achter dient te laten, op straffe van een dwangsom,
III. bepaalt dat de woning dient te worden verkocht aan derden,
IV. de vrouw machtigt om de woning te gelde te maken, welke machtiging in ieder geval ziet op:
- het verstrekken van de verkoopopdracht om het onroerend goed te verkopen tegen de naar plaatselijke maatstaven hoogst haalbare prijs met behulp van een door de vrouw aan te wijzen makelaar;
- het (doen) sluiten van de overeenkomst van opdracht met de makelaar;
- het (doen) sluiten van de overeenkomst van koop/verkoop met de koper(s);
- het (doen) leveren van de onroerende zaken aan de koper(s);
- en al hetgeen dat nuttig en nodig is om te komen tot de verkoop van het onroerend goed, zoals het betreden van het onroerend goed in verband met bezichtigingen, het openstellen van het onroerend goed voor bezichtigingen, het laten maken van foto’s van het onroerend goed, het opruimen en opgeruimd houden van het onroerend goed etc.;
V. de man veroordeelt de helft van de makelaarskosten en de notariskosten te betalen, alsmede de eventuele andere kosten die verband houden met verkoop en levering van de woning en de notaris opdracht te geven de kosten te verrekenen met zijn deel van de overwaarde op straffe van een dwangsom,
VI. de man veroordeelt de eigenaarslasten van de woning te blijven voldoen tot de datum van overdracht van de woning aan een derde, op straffe van een dwangsom,
VII. bepaalt dat partijen de koopsom van de woning minus de hypothecaire geldlening en makelaarskosten bij helfte dienen te delen,
VIII. bepaalt dat de man een gebruiksvergoeding aan de vrouw moet betalen per datum inschrijving echtscheiding tot aan de levering van de woning, waarbij de gebruiksvergoeding per jaar wordt vastgesteld op 4 procent van de WOZ-waarde van de woning minus de hypothecaire geldlening;
IX. het vergoedingsrecht van de vrouw inzake haar investeringen in de woning vaststelt op € 1.184,36 plus de kosten die zij nog zal maken geschat op € 5.000,- en bepaalt dat de man de helft daarvan aan de vrouw dient te vergoeden,
X. voor recht verklaart dat de letselschadevergoeding van de man bestanddeel is van de huwelijksgoederengemeenschap van partijen en daarbij bepaalt dat de man op grond van artikel 3:194 van het Burgerlijk Wetboek (BW) een bedrag gelijk aan de gehele uitkering aan de vrouw dient te voldoen,
XI. de man veroordeelt de notaris opdracht te geven de vordering van de vrouw op de man inzake de vergoedingen zoals genoemd in VIII. en IX. en eventuele verbeurde dwangsommen te voldoen van zijn deel van de overwaarde van de woning en aldus dat de notaris aan de man uitkeert zijn deel van de overwaarde minus de vorderingen van de vrouw op de man en aan de vrouw haar deel van de overwaarde plus de vorderingen van de vrouw op de man op straffe van een dwangsom,
XII. bepaalt dat wanneer de man zijn medewerking niet verleent aan het onder I. tot en met XI. gevorderde het vonnis op grond van artikel 3:300 BW in de plaats treedt van de benodigde medewerking van de man aan die rechtshandelingen,
XIII. de man veroordeelt in de kosten van de procedure alsmede de nakosten,
subsidiair
XIV. de man veroordeelt alle medewerking te verlenen aan een zo spoedig mogelijke verkoop en levering van de woning, onder andere inhoudende:
- een handtekening te plaatsen onder een op te stellen verkoopopdracht voor de onroerende zaak van een door de vrouw aan te wijzen makelaar, tegen de naar plaatselijke maatstaven hoogst haalbare prijs en waarbij het advies van de makelaar inzake de (vraag) prijs bindend zal zijn;
- het toelaten van de aangewezen makelaar in het onroerend goed;
- het afgeven van een sleutel van de woning aan de aangewezen makelaar;
- het toelaten van een taxatie van het onroerend goed;
- het afwezig zijn bij de taxatie van het onroerend goed;
- toestemming geven voor het laten maken van foto’s van het onroerend goed en daarbij afwezig zijn;
- het toestaan van het plaatsen van “te koop”-borden en -biljetten in en bij het onroerend goed, en deze te laten staan c.q. hangen;
- toestemming te geven tot het publiceren van het onroerend goed op de Funda-website;
- het desgevraagd plegen van het benodigde onderhoud van het onroerend goed;
- het tot genoegen van de makelaar opruimen, schoon maken en schoon en opgeruimd houden van het onroerend goed ten behoeve van het maken van de foto’s en ten behoeve van bezichtigingen;
- het toelaten van bezichtigingen;
- het afwezig zijn bij bezichtigingen;
- de aanwijzing van de makelaar in verband met (bespoediging van de) verkoop op te volgen;
- het beschikbaar zijn voor overleg met de makelaar op diens verzoek;
op straffe van een dwangsom,
XV. bepaalt dat, indien de benoemde makelaar zich onverhoopt terugtrekt, de vrouw gerechtigd is een andere makelaar de verkoopopdracht te verstrekken en de man gehouden is de door de vrouw gekozen makelaar eveneens de verkoopopdracht te verstrekken, waarbij het onder XIV. gevorderde van toepassing blijft,
XVI. de man veroordeelt zijn medewerking te verlenen aan het opstellen en ondertekenen van de overeenkomst ten aanzien van de verkoop van de woning aan een derde, waarbij de leveringstermijn door de kopers wordt bepaald, en hij het advies van de makelaar ten aanzien van de verkooponderhandelingen en verkoopprijs opvolgt, op straffe van een dwangsom,
XVII. bepaalt dat de man met medeneming van een geldig legitimatiebewijs dient te verschijnen bij de door de kopers van de woning gekozen notaris op een door de notaris vast te stellen datum en tijdstip, de voor de levering op te maken notariële akte te ondertekenen volgens de door de notaris juist geachte tekst en verder al hetgeen te doen en uit te voeren wat door de notaris voor de levering noodzakelijk wordt geacht, op straffe van een dwangsom,
XVIII. bepaalt dat wanneer de man zijn medewerking niet verleent aan het onder XIV. tot en met XVII. gevorderde dit vonnis op grond van artikel 3:300 BW in de plaats treedt van de benodigde medewerking van de man aan die rechtshandelingen,
XIX. de man veroordeelt in de kosten van de procedure alsmede de nakosten.