Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.1. [eiser 1]2. [eiser 2]beiden wonende te [plaats], Duitsland
eiseres in het incident
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak hebben de passagiers, woonachtig in Duitsland, een vordering ingesteld tegen de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. (KLM) wegens een geschil dat voortvloeit uit hun reis. De KLM heeft een incidentele conclusie ingediend waarin zij stelt dat de kantonrechter onbevoegd is om van de vordering kennis te nemen. De passagiers hebben niet gereageerd op deze conclusie. De KLM beroept zich op de Europese Verordening (EU) nr. 1215/2012, ook wel bekend als Brussel I bis, die de bevoegdheid van rechters in internationale geschillen regelt. Volgens deze verordening is de rechter van de woonplaats van de gedaagde bevoegd, en aangezien de KLM is gevestigd in Amstelveen, zou de rechtbank Amsterdam bevoegd zijn.
De kantonrechter heeft de argumenten van de KLM overwogen en is tot de conclusie gekomen dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. Echter, de relatieve bevoegdheid moet worden bepaald aan de hand van het Nederlandse burgerlijk procesrecht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de woonplaats van de KLM in Amstelveen ligt, wat niet binnen het arrondissement van de rechtbank Noord-Holland valt, maar binnen dat van de rechtbank Amsterdam. Daarom heeft de kantonrechter zich onbevoegd verklaard en de zaak verwezen naar de rechtbank Amsterdam, sector kanton.
De kantonrechter heeft de passagiers erop gewezen dat zij de KLM zelf moeten oproepen bij exploot voor de bevoegde rechter. Tevens zijn de passagiers veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn vastgesteld op € 82,00. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 februari 2024.