Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.1. [eiser 1]2. [eiser 2]beiden wonende te [plaats 1]3. [eiser 3], wonende te [plaats 2]
eiseres in het incident
1.Het procesverloop
2.De vordering in het incident
De beoordeling in het incident
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak hebben de passagiers, wonende in [plaats 1] en [plaats 2], op 18 augustus 2023 een vordering ingesteld tegen de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. (KLM) wegens een incident. De vervoerder heeft echter een incidentele conclusie ingediend waarin zij stelt dat de kantonrechter onbevoegd is om de vordering te behandelen. De passagiers hebben niet gereageerd op deze conclusie. De vervoerder argumenteert dat de relatieve bevoegdheid moet worden bepaald aan de hand van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), waarbij de woonplaats van de gedaagde bepalend is. Aangezien de vervoerder in Amstelveen is gevestigd, zou de rechtbank Amsterdam bevoegd zijn om de zaak te behandelen.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat, hoewel de vervoerder in Nederland is gevestigd, de Nederlandse rechter op basis van artikel 2 Rv rechtsmacht heeft. Echter, de relatieve bevoegdheid moet worden vastgesteld volgens artikel 99 Rv, wat betekent dat de rechter van de woonplaats van de gedaagde bevoegd is. De statutaire zetel van de vervoerder is in Amstelveen, dat niet binnen het arrondissement van de rechtbank Noord-Holland ligt, maar binnen dat van de rechtbank Amsterdam. Daarom heeft de kantonrechter zich onbevoegd verklaard om van de vordering kennis te nemen.
De zaak is vervolgens verwezen naar de rechtbank Amsterdam, sector kanton, en de passagiers zijn veroordeeld in de proceskosten van het incident, vastgesteld op € 80,00. Dit vonnis is uitgesproken door mr. S.N. Schipper op 7 februari 2024, tijdens een openbare zitting.