ECLI:NL:RBNHO:2024:5324

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
6599701 \ CV EXPL 18-502
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van passagiers na annulering van vlucht door vervoerder

In deze bodemzaak hebben de passagiers, eisers in deze procedure, een vordering ingesteld tegen de vervoerder, British Airways Plc, naar aanleiding van de annulering van hun vlucht BA444 op 15 september 2016 van Heathrow Airport naar Amsterdam-Schiphol. De passagiers vorderen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij annulering van een vlucht. De vervoerder heeft de annulering verdedigd door te stellen dat deze het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht verhinderden. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de vervoerder onvoldoende heeft onderbouwd dat de weersomstandigheden daadwerkelijk de annulering van deze specifieke vlucht rechtvaardigden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers recht hebben op compensatie van € 500,00 per passagier, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast zijn de passagiers ook gerechtigd tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, die zijn vastgesteld op het wettelijke tarief van € 90,75. De proceskosten zijn voor rekening van de vervoerder, die in het ongelijk is gesteld. De kantonrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de vervoerder onmiddellijk moet voldoen aan de betalingsverplichtingen, ondanks eventuele hoger beroep procedures.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van vervoerders onder de Europese regelgeving en de noodzaak om voldoende bewijs te leveren voor claims van buitengewone omstandigheden die een annulering rechtvaardigen. De beslissing is genomen op 5 juni 2024 door de kantonrechter in Haarlem.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6599701 \ CV EXPL 18-502
Uitspraakdatum: 5 juni 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1], wonende te [plaats 1], Verenigd Koninkrijk,

2. [eiser 2], wonende te [plaats 2],
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de buitenlandse vennootschap
British Airways Plc,
gevestigd te Cardiff, Verenigd Koninkrijk,
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde mr. J.J.O. Zandt (Ploum)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 13 oktober 2017 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben hierna nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers op 15 september 2016 diende te vervoeren van Heathrow Airport, Londen, Verenigd Koninkrijk, naar Amsterdam-Schiphol Airport met vlucht BA444, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 september 2016, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 90,75 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is hen te compenseren tot een bedrag van € 250,00 per passagier (artikel 7 van de Verordening).

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de annulering van de vlucht het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden. Deze konden ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vaststaat dat de vlucht is geannuleerd. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5, lid 3, van de Verordening. Overweging 14 van de Verordening bepaalt dat buitengewone omstandigheden zich met name voor kunnen doen in gevallen van, onder meer, weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen.
5.3.
Volgens de vervoerder was de annulering van de vlucht het gevolg van slechte weersomstandigheden op de luchthaven van Londen, namelijk cumulonibusbewolking dan wel onweer (zie het overgelegde weerrapport). Hierdoor werd het luchtverkeer beperkt tot 26 vluchten per uur, terwijl meer dan 45 vluchten per uur gebruikelijk zijn (zie de overgelegde logboeken van de
Air Traffic Manageren luchtverkeersleiding). Daardoor was de vervoerder genoodzaakt om vluchten te annuleren om te voorkomen dat bepaalde toestellen niet meer voor de
night jet banop de luchthaven konden terugkeren. De vlucht in kwestie was daar één van. Volgens de vervoerder heeft hij alle redelijke maatregelen getroffen om de vertraging van de passagiers vanwege de annulering te voorkomen dan wel te beperken.
5.4.
De passagiers betwisten dat er sprake was van slechte weeromstandigheden, nu rond de geplande vertrektijd van de vlucht meerdere andere vluchten zonder problemen zijn vertrokken vanuit Heathrow. Voorts stellen ze dat de luchtverkeersleiding geen specifieke beperking heeft opgelegd aan de vlucht en de vervoerder niet heeft toegelicht in welke mate hij genoodzaakt was om deze specifieke vlucht te annuleren als gevolg van de gestelde capaciteitsreductie.
5.5.
Bij conclusie van dupliek heeft de vervoerder een vluchtrapport van de vlucht overgelegd, dat als annuleringscode ‘WEAN’ vermeldt, hetgeen staat voor ‘
weather’. Daarnaast is volgens de vervoerder verder ook niet relevant of er sprake was van slecht weer, nu de weersvoorspelling ertoe geleid heeft dat de luchtverkeersleiding beperkingen heeft opgelegd. De passagiers hebben hiertegen aangevoerd dat uit het vluchtrapport op zich niet blijkt dat de weersomstandigheden rondom de vlucht noopten tot annulering.
5.6.
Dit betoog slaagt. Het is aan de vervoerder om te stellen en, zo nodig, te bewijzen dat sprake is van een buitengewone omstandigheid. Gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door de passagiers, heeft de vervoerder onvoldoende onderbouwd dat de weersomstandigheden op zich zodanig waren dat zij de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderden. Verder heeft de vervoerder weliswaar voldoende aannemelijk gemaakt dat er een capaciteitsreductie gold ten tijde van de geplande vertrektijd van de vlucht, maar hij heeft onvoldoende onderbouwd waarom specifiek deze vlucht moest worden geannuleerd en deze niet alsnog, al dan niet met vertraging, kon worden uitgevoerd. De hoofdsom zal daarom worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken eveneens toewijsbaar.
5.7.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
5.8.
Het primair gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal de vordering of het gevorderde bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, te weten € 90,75 (inclusief btw), en voor het overige afwijzen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagiers in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kunnen maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze in het ongelijk wordt gesteld. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 590,75, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 500,00 vanaf 15 september 2016, en over € 90,75 vanaf 13 oktober 2017, tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 97,31;
griffierecht € 226,00;
salaris gemachtigde € 337,50;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 67,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter