ECLI:NL:RBNHO:2024:537

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 januari 2024
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
C/15/346571 / JU RK 23-1824
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.W.M. de Wolf MSM
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en aanhouding verzoek uithuisplaatsing van minderjarige met complexe problematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter op 3 januari 2024 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige], en het verzoek tot uithuisplaatsing. De minderjarige, die bij de vader woont, heeft een ernstige verstandelijke beperking en een Autisme Spectrum Stoornis, wat leidt tot een complexe zorgvraag. De gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, heeft verzocht om de ondertoezichtstelling met een jaar te verlengen en om de uithuisplaatsing van de minderjarige in een accommodatie voor jeugdhulpaanbieders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is voor de bescherming van de minderjarige en om de regie van de GI te waarborgen. De vader is het eens met de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar verzet zich tegen de uithuisplaatsing, omdat hij positieve stappen heeft gezet in de zorg voor de minderjarige. De moeder is niet verschenen op de zitting en heeft haar standpunt niet kunnen toelichten. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 3 januari 2025, maar de beslissing over de uithuisplaatsing aan te houden tot er meer duidelijkheid is over het perspectief van de minderjarige. De GI is verzocht om de rechtbank binnen zes maanden te informeren over de actuele stand van zaken en de noodzaak van de uithuisplaatsing.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
Zittingsplaats: Haarlem
Zaakgegevens : C/15/346571 / JU RK 23-1824
datum uitspraak: 3 januari 2024

verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

in de zaak van
de gecertificeerde instelling de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [de minderjarige] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] , hierna te noemen: de moeder,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[de vader] , hierna te noemen: de vader,

wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. D. Boukens, gevestigd te Hoorn.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 6 november 2023, ingekomen bij de griffie op 20 november 2023.
Op 3 januari 2024 heeft de kinderrechter de zaak op de zitting behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door mr. Boukens,
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[de minderjarige] woont bij de vader.
Bij beschikking van 28 december 2022 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is nadien verlengd voor het laatst tot 8 januari 2024.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling te verlengen van [de minderjarige] met een jaar.
Daarnaast wordt de uithuisplaatsing, gedurende dag en nacht in een accommodatie jeugdhulpaanbieder, van [de minderjarige] verzocht voor de duur van een jaar. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De GI heeft de verzoeken als volgt toegelicht.
[de minderjarige] wordt nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. In het afgelopen jaar is duidelijk geworden dat de zorgen rondom [de minderjarige] zijn toegenomen. Duidelijk is geworden dat [de minderjarige] functioneert op een laag ontwikkelingsniveau. Hij heeft een ernstig verstandelijke beperking in combinatie met een Autisme Spectrum Stoornis. Op het gebied van contact, communicatie en stereotiep gedrag laat [de minderjarige] bijzonderheden zien. Zo maakt hij nauwelijks contact met leeftijdsgenoten, heeft hij weinig interesse in contact dat wordt aangeboden en heeft hij stereotypische interesse in fietskrattten, de klok en vrachtwagens. Zijn spraakontwikkeling verloopt vertraagd; [de minderjarige] herhaalt woorden. Hij heeft stereotype bewegingen, en stereotype rituelen. Hij wiebelt veel, kan slechts kort op zijn stoel blijven zitten, lijkt altijd bezig te zijn en heeft een vluchtige concentratie. In het afgelopen jaar is er niets veranderd ten opzichte van het contact tussen [de minderjarige] en de moeder.
De zorgvraag van [de minderjarige] is zeer intensief. Dat zal in de toekomst zo blijven. Het wordt zwaarder voor de vader en oma (vz) om de zorg voor [de minderjarige] te dragen. [de minderjarige] wordt groter, sterker en sneller. Hierdoor is het voor oma (vz) niet meer goed bij te houden. De vader heeft een terugval gehad in zijn alcoholgebruik en lijkt zijn problematiek niet voldoende te overzien. [de minderjarige] is met urgentie op de wachtlijst geplaatst binnen [jeugdhulpverlener] . Omdat gezocht wordt naar een passende woonplek voor [de minderjarige] wordt daarnaast verzocht een machtiging uithuisplaatsing af te geven, voor de duur van een jaar. Om de toegenomen zorgen iets weg te nemen gaat [de minderjarige] per september extra naar de weekendopvang toe zodat de vader en oma (vz) in het weekend extra worden ontlast. Daarnaast is de ambulante begeleiding opgeschroefd van één naar twee dagen. Momenteel gaat [de minderjarige] vijf hele dagen in de week naar het [locatie] . Daarnaast vangt oma [de minderjarige] op de donderdag op na schooltijd met een nachtje logeren. Het is voor de vader en oma (mz) niet langer mogelijk om de zorgvraag voor [de minderjarige] op te pakken, ook niet met alle ondersteuning die nu al wordt ingezet. Daarom wordt de verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar verzocht, aldus de GI.

Het standpunt van belanghebbenden

De vader is het eens met het verzoek ondertoezichtstelling. Hij verweert zich tegen het verzoek uithuisplaatsing en stelt zich – kort samengevat – op het standpunt dat dit verzoek moet worden afgewezen omdat het niet nader is geconcretiseerd. Sinds de minderjarige bij de vader verblijft, zijn positieve stappen gezet. Er is rust en duidelijkheid. De minderjarige verblijft ook bij oma (vz) en in het weekend bij [jeugdhulpverlener] . De vader werkt overal aan mee. Het verzoek uithuisplaatsing is voorbarig, aldus de vader.
De moeder is niet op de zitting verschenen en heeft haar mening daarom niet mondeling kunnen toelichten. In het verzoek van de GI staat dat de moeder weet dat het perspectief van [de minderjarige] niet bij de ouders ligt. Zij begrijpt dat ook. De GI heeft contact met de moeder gezocht om het verzoek te bespreken, maar het is niet gelukt om met haar in contact te komen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling op de zitting blijkt dat er bij [de minderjarige] sprake is van complexe problematiek. Hij heeft een ontwikkelingsachterstand en heeft - om te kunnen functioneren - altijd sturing en nabijheid van een volwassene nodig. Hij is sterk afhankelijk van volwassenen. De ondertoezichtstelling is nodig om de bescherming en de regie van de GI te houden, zodat voor de vader zo goed mogelijk wordt bekeken wat [de minderjarige] en hij nodig hebben.
[de minderjarige] verblijft nu bij de vader en dat gaat goed. Maar hij verblijft ook bij oma(vz) en voor haar is de belasting mogelijk te groot, gelet op haar leeftijd. De vraag is ook hoe het zorgarrangement voor [de minderjarige] moet worden ingericht zodat zowel [de minderjarige] als de vader de hulp krijgen die ze nodig hebben. Daarin is van belang dat voldoende structuur en veiligheid is geborgd op een manier die aansluit bij de draagkracht van de vader.
De zorg die noodzakelijk is om de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen heeft in een vrijwillig kader onvoldoende resultaat gehad.
In de komende periode moet duidelijk worden wat het concrete perspectief van [de minderjarige] is. Daarbij moet de vraag worden beantwoord hoe een en ander zo kan worden gestructureerd dat een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing voor de toekomst niet meer nodig is. De opdracht voor de GI is om de zorg zo in te richten dat die overeenkomt met de draagkracht en de verantwoorde wensen in dit opzicht van de vader.
Ten slotte blijkt dat de verwachting gerechtvaardigd is dat de vader in staat wordt geacht de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen binnen een termijn die, gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige, aanvaardbaar te achten is.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan de vereisten voor ondertoezichtstelling genoemd in artikel 1:255 BW. Het verzoek tot ondertoezichtstelling zal daarom worden toegewezen. Gelet op de aanwezige problematiek en de in te zetten hulpverlening, zal de kinderrechter de minderjarige onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.
Vooralsnog ziet de rechtbank geen aanleiding om op dit moment het verzoek uithuisplaatsing van GI toe te wijzen. De kinderrechter volgt de bezwaren van de vader hiertegen. Mogelijk is een uithuisplaatsing in de toekomst wel noodzakelijk, bijvoorbeeld zodra er meer duidelijkheid komt over het perspectief van [de minderjarige] . Van belang is dat de GI het voortouw neemt in de vraag welk zorgarrangement heeft meest recht doet aan de situatie, waarbij ook de vader en oma (vz) een verantwoord deel van de zorg op zich nemen. Van belang is dat wordt vastgesteld wat hun draagkracht is zodat wordt ingezet op een bestendig toekomstperspectief voor alle betrokkenen. De beslissing op het verzoek uithuisplaatsing zal gelet op het voorgaande worden aangehouden voor de duur van zes maanden.
De kinderrechter verzoekt de GI om de rechtbank uiterlijk [datum] , schriftelijk te infomeren over de alsdan actuele stand van zaken. Hierbij moet in elk geval te worden meegenomen in hoeverre het zorgarrangement van [de minderjarige] toekomstbestendig kan worden vormgegeven en hoe de vader en oma(vz) daarin worden ondersteund. Tevens wordt de GI verzocht om de rechtbank alsdan tevens schriftelijk te informeren of het verzoek uithuisplaatsing wordt gehandhaafd.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] van 3 januari 2024 tot 3 januari 2025;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de beslissing ten aanzien van het verzoek machtiging uithuisplaatsing gedurende dag en nacht in een accommodatie jeugdhulpverlener aan tot [datum] pro forma;
verzoekt de GI de rechtbank uiterlijk [datum] schriftelijk te infomeren over de alsdan actuele stand van zaken en daarbij aan te geven of het verzoek uithuisplaatsing wordt gehandhaafd.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.W.M. de Wolf MSM, kinderrechter, in tegenwoordigheid van I.B. Dinkelaar, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2024. De schriftelijke uitwerking heeft plaatsgevonden op 18 januari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Amsterdam