ECLI:NL:RBNHO:2024:5690

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
7 juni 2024
Zaaknummer
10456550 \ CV EXPL 23-2337
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatieplicht van luchtvervoerders bij vertraging van vluchten en de redelijkheid van alternatieve vluchtopties

In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Transavia Airlines C.V., vertegenwoordigd door mr. L. Kloot, wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De passagier, die op 17 juni 2022 met vlucht HV6410 van Napels naar Amsterdam zou vliegen, arriveerde met een vertraging van circa 21 uur in Los Angeles, nadat zij haar aansluitende vlucht had gemist. AirHelp vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die luchtvaartmaatschappijen verplicht tot compensatie bij langdurige vertragingen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder, Transavia, een beroep deed op buitengewone omstandigheden, namelijk de verlate binnenkomst van de voorgaande vlucht en slotrestricties van de luchtverkeersleiding. De rechter oordeelde dat deze omstandigheden de vertraging rechtvaardigden, en dat de vervoerder voldoende redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen. De kantonrechter concludeerde dat de passagier met een vertraging van minder dan 24 uur op haar eindbestemming was aangekomen, waardoor de aangeboden alternatieve vlucht als redelijk werd beschouwd.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van AirHelp afgewezen en de proceskosten voor rekening van AirHelp gesteld, omdat zij ongelijk kreeg. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvervoerders en de voorwaarden waaronder compensatie verschuldigd is aan passagiers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10456550 \ CV EXPL 23-2337
Uitspraakdatum: 3 april 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn
eiseres
hierna te noemen: Airhelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de commanditaire vennootschap
Transavia Airlines C.V.
gevestigd te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. L. Kloot

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 22 maart 2023 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene] (hierna: de passagier) heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan zij op 17 juni 2022 vervoerd diende worden met vlucht HV6410 van Napels (Italië) naar Amsterdam, en vervolgens met vlucht KL603 van Amsterdam naar Los Angeles (Verenigde Staten).
2.2.
De vervoerder heeft vlucht HV6410 (hierna: de vlucht) vertraagd uitgevoerd.
De passagier heeft haar aansluitende vlucht gemist. De passagier is omgeboekt naar vlucht KL601 op 18 juni 2022, waarmee zij circa 21 uur later dan oorspronkelijk gepland in Los Angeles is aangekomen.
2.3.
De passagier heeft haar eventuele vorderingsrecht overgedragen aan Airhelp.
2.4.
Airhelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Airhelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vluchtdatum tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de overeengekomen eindbestemming is aangekomen, zodat in beginsel op de vervoerder een compensatieplicht rust. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden welke ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.
4.3.
De vervoerder heeft een beroep gedaan op buitengewone omstandigheden. Hij heeft in dit verband aangevoerd dat de vertraging van de vlucht is veroorzaakt door de verlate binnenkomst van de voorgaande vlucht met hetzelfde toestel en door slotrestricties afkomstig van de luchtverkeersleiding. Airhelp heeft het voorgaande niet betwist, zodat dit als vaststaand zal worden aangenomen. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat het beroep op buitengewone omstandigheden slaagt.
4.4.
Resteert de vraag of de vervoerder voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging van de passagier op de eindbestemming te voorkomen of te beperken. Airhelp heeft zich op het standpunt gesteld dat de vervoerder onvoldoende buffer in de overstaptijd heeft ingeruimd. De kantonrechter overweegt dat de vervoerder in het stadium van de planning van de vlucht redelijkerwijs rekening moet houden met het risico op vertraging. De kantonrechter acht in dit kader een reservetijd (of ‘buffer’) van ten minste 20 minuten bovenop de MCT (“Minimum Connecting Time”) noodzakelijk. In dit geval hebben de buitengewone omstandigheden tot een vertraging van meer dan 20 minuten geleid. De kantonrechter concludeert dat, ook al had de vervoerder voldoende reservetijd in acht genomen, de passagier haar aansluitende vlucht niet meer had kunnen halen.
4.5.
Voorts heeft Airhelp zich op het standpunt gesteld dat de passagier niet is omgeboekt naar een redelijk alternatief. Uit het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19) volgt dat, indien een passagier met een door de vervoerder zelf uitgevoerde alternatieve vlucht de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomt dit in beginsel geen redelijke maatregel vormt. Voor de betekenis van het woord ‘dag’, gaat de kantonrechter uit van een tijdruimte en voor de uitleg daarvan wordt – in lijn met eerdere uitspraken – aangesloten bij de algemeen geaccepteerde uitleg, zijnde een tijdsduur van 24 uur. De kantonrechter ziet geen aanleiding om in het onderhavige geval van deze uitleg af te wijken. De passagier is met een vertraging van minder dan 24 uur aangekomen op haar eindbestemming. Onder deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat de alternatief aangeboden vlucht geen redelijke maatregel vormt.
4.6.
Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder nog meer had kunnen nemen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. Airhelp heeft in dit kader ook niets gesteld. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering van Airhelp zal dan ook worden afgewezen.
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van Airhelp, omdat zij ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Airhelp worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt Airhelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 270,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt Airhelp tot betaling van € 67,5‬0 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter