In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Transavia Airlines C.V., vertegenwoordigd door mr. L. Kloot, wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De passagier, die op 17 juni 2022 met vlucht HV6410 van Napels naar Amsterdam zou vliegen, arriveerde met een vertraging van circa 21 uur in Los Angeles, nadat zij haar aansluitende vlucht had gemist. AirHelp vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die luchtvaartmaatschappijen verplicht tot compensatie bij langdurige vertragingen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder, Transavia, een beroep deed op buitengewone omstandigheden, namelijk de verlate binnenkomst van de voorgaande vlucht en slotrestricties van de luchtverkeersleiding. De rechter oordeelde dat deze omstandigheden de vertraging rechtvaardigden, en dat de vervoerder voldoende redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen. De kantonrechter concludeerde dat de passagier met een vertraging van minder dan 24 uur op haar eindbestemming was aangekomen, waardoor de aangeboden alternatieve vlucht als redelijk werd beschouwd.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van AirHelp afgewezen en de proceskosten voor rekening van AirHelp gesteld, omdat zij ongelijk kreeg. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvervoerders en de voorwaarden waaronder compensatie verschuldigd is aan passagiers.