In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Finnair OYj, vertegenwoordigd door mr. T. Teke, wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam naar Oulu via Helsinki op 29 juli 2021. Door een vertraging van de vlucht van Amsterdam naar Helsinki miste de passagier zijn aansluitende vlucht en arriveerde hij meer dan drie uur later dan gepland in Oulu. AirHelp vorderde compensatie van € 400,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen.
De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een tekort aan personeel bij de bagageafhandelaar. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de vertraging, aangezien de bagageafhandeling door een externe partij werd uitgevoerd en de vervoerder hier geen invloed op had. De kantonrechter concludeerde dat de vordering van AirHelp moest worden afgewezen, omdat de vervoerder voldoende had aangetoond dat hij er alles aan had gedaan om de passagier tijdig naar de eindbestemming te vervoeren.
De proceskosten werden toegewezen aan de vervoerder, aangezien AirHelp ongelijk kreeg in de zaak. Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter J.J. Dijk op 24 april 2024.