In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Transavia Airlines C.V., vertegenwoordigd door mr. L. Kloot, wegens compensatie na de annulering van een vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam naar Innsbruck op 21 september 2022, die geannuleerd werd. De passagier werd omgeboekt naar een alternatieve vlucht op 25 september 2022 en heeft haar vorderingsrecht aan AirHelp overgedragen. AirHelp vorderde een schadevergoeding van € 250,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij annuleringen en vertragingen. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat er sprake was van buitengewone omstandigheden.
De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat alle redelijke maatregelen waren genomen om de vertraging te voorkomen. De rechter stelde vast dat, ondanks het beroep op buitengewone omstandigheden, de vervoerder gehouden was om compensatie te betalen, omdat niet was aangetoond dat er geen alternatieve vlucht beschikbaar was die eerder aankwam. De kantonrechter wees de vordering van AirHelp toe en veroordeelde de vervoerder tot betaling van € 250,00, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.