In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Finnair OYj, vertegenwoordigd door mr. T. Teke, wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam naar Vilnius via Helsinki op 10 juli 2022. De vlucht van Amsterdam naar Helsinki (AY1302) was vertraagd, waardoor de passagier haar aansluitende vlucht naar Vilnius miste en met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming aankwam. AirHelp heeft de vordering gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen.
De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een tekort aan beveiligingspersoneel op Schiphol, wat leidde tot langere wachttijden bij de security check. De kantonrechter oordeelde echter dat het ontbreken van voldoende personeel geen buitengewone omstandigheid oplevert, aangezien dit een operationele keuze van de vervoerder is. De vervoerder kon echter wel aantonen dat de vertraging van 1 uur en 30 minuten het gevolg was van het moeten verwijderen van bagage van passagiers die niet bij de gate waren verschenen, wat wel als een buitengewone omstandigheid werd beschouwd.
Uiteindelijk concludeerde de kantonrechter dat, na aftrek van de tijd die aan de buitengewone omstandigheid was toe te rekenen, de totale vertraging van de passagier minder dan drie uur bedroeg. Hierdoor werd de vordering van AirHelp afgewezen en werd AirHelp veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter S.N. Schipper op 5 juni 2024.