ECLI:NL:RBNHO:2024:5696

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
7 juni 2024
Zaaknummer
10427639 \ CV EXPL 23-1977
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartmaatschappij en buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Finnair OYj, vertegenwoordigd door mr. T. Teke, wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam naar Vilnius via Helsinki op 10 juli 2022. De vlucht van Amsterdam naar Helsinki (AY1302) was vertraagd, waardoor de passagier haar aansluitende vlucht naar Vilnius miste en met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming aankwam. AirHelp heeft de vordering gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen.

De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een tekort aan beveiligingspersoneel op Schiphol, wat leidde tot langere wachttijden bij de security check. De kantonrechter oordeelde echter dat het ontbreken van voldoende personeel geen buitengewone omstandigheid oplevert, aangezien dit een operationele keuze van de vervoerder is. De vervoerder kon echter wel aantonen dat de vertraging van 1 uur en 30 minuten het gevolg was van het moeten verwijderen van bagage van passagiers die niet bij de gate waren verschenen, wat wel als een buitengewone omstandigheid werd beschouwd.

Uiteindelijk concludeerde de kantonrechter dat, na aftrek van de tijd die aan de buitengewone omstandigheid was toe te rekenen, de totale vertraging van de passagier minder dan drie uur bedroeg. Hierdoor werd de vordering van AirHelp afgewezen en werd AirHelp veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter S.N. Schipper op 5 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10427639 \ CV EXPL 23-1977
Uitspraakdatum: 5 juni 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen: Airhelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Finnair OYj
gevestigd te Helsinki (Finland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. T. Teke

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 13 maart 2023 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene] (hierna: de passagier) heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder haar diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Helsinki-Vantaa Airport (Finland) naar Vilnius Airport (Litouwen) op 10 juli 2022 met de vluchtcombinatie AY1302 en AY1105.
2.2.
Vlucht AY1302 van Amsterdam naar Helsinki is vertraagd uitgevoerd. De passagier heeft haar aansluitende vlucht naar Vilnius gemist. Zij is omgeboekt naar een alternatieve vlucht waarmee zij met meer dan drie uur vertraging op de overeengekomen eindbestemming is aangekomen.
2.3.
De passagier heeft haar eventuele vorderingsrecht aan Airhelp overgedragen.
2.4.
Airhelp heeft compensatie van de vervoerder verzocht.
2.5.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Airhelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vluchtdatum tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van
€ 250,00 (artikel 7 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de overeengekomen eindbestemming is aangekomen, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagier op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
4.4.
De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat de vertrekvertraging van de vlucht ( 3 uur en 43 minuten) is veroorzaakt door congestieproblemen op Schiphol. Er was sprake van een groot tekort aan (met name) beveiligingspersoneel. Als gevolg daarvan moesten passagiers langer in de rij staan bij de security check. Dit heeft er volgens de vervoerder (onder meer) toe geleid dat de bagage van de niet (tijdig) verschenen passagiers van boord moest worden gehaald.
4.5.
De kantonrechter is van oordeel dat het ontbreken van voldoende personeel bij de security check op Schiphol als zodanig geen buitengewone omstandigheid oplevert. Het is immers een operationele keuze van de vervoerder om op passagiers te wachten.
4.6.
De vervoerder heeft aangevoerd dat uiteindelijk drie passagiers niet bij de gate zijn gearriveerd, zodat hun bagage van boord gehaald moest worden. Dit heeft blijkens de als productie 14 bij conclusie van antwoord overgelegde verklaring tot een vertraging van 1 uur en 30 minuten geleid. De kantonrechter overweegt dat indien één of meerdere “no-shows” ertoe leiden dat de ingecheckte bagage van boord moet worden gehaald, er sprake is van een vliegveiligheids- dan wel beveiligingsprobleem dat niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteit van de luchtvaartmaatschappij. Het betreft hier immers een van buiten komende oorzaak waarop de luchtvaartmaatschappij geen invloed kan uitoefenen. De vervoerder heeft dan ook voldoende aannemelijk gemaakt dat de vertraging van de vlucht voor de duur van 1 uur en 30 minuten te wijten is aan een buitengewone omstandigheid.
4.7.
De kantonrechter overweegt dat in dit geval in het midden kan blijven of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging ten gevolge van de buitengewone omstandigheid te voorkomen dan wel te beperken. Bij een vertraging die niet alleen is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden maar ook door andere omstandigheden, dient de vertraging die valt toe te rekenen aan buitengewone omstandigheden te worden afgetrokken van de totale duur van de aankomstvertraging van de betrokken vlucht (zie het arrest van het Hof van 4 mei 2017 inzake Pešková, C-315/15, ECLI:EU:C:2017:342). Gelet op dit arrest dient de totale aankomstvertraging van 3 uur en 43 minuten te worden verminderd met de tijd die aan de buitengewone omstandigheid te wijten is, namelijk 1 uur en 30 minuten. Na aftrek resteert een vertraging van minder dan drie uur. De vordering van de passagiers zal om die reden worden afgewezen.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van Airhelp omdat deze ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt Airhelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 80,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter